Opdracht niet beëindigd ondanks belangenconflict
Een accountant-administratieconsulent blijft werken voor een onderneming en één van de dga's, terwijl die ruzie heeft met de andere dga. De accountant is niet duidelijk geweest over zijn rol en had zijn opdracht bij de onderneming moeten beëindigen.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 15/733 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 28 augustus 2015
- Oordeel:
- deels gegrond
- Maatregel:
- berisping
- Status:
- bevestigd, CBb 19 januari 2017, AWB 15/782
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2015:100, Samenvatting CBb-uitspraak
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Twee dga’s – dga 1 en dga 2 - zijn sinds 2009 via hun holding ieder voor helft eigenaar/bestuurder van een onderneming. De accountant van dga 2, een AA, gaat vanaf eind 2009 ook accountantswerkzaamheden uitvoeren voor de onderneming.
In 2012 zeggen dga 2 en de AA dat dga 1 een nieuwe managementovereenkomst moet tekenen. Dat doet dga 1 niet.
De twee dga’s houden in augustus 2013 een bespreking over de wens van dga 1 om minder uren te werken in de onderneming. De AA en de adviseur van dga 1, een registeraccountant/registervaluator, zitten erbij. De AA maakt een verslag van de bespreking.
Beide partijen verschillen van mening over wat er precies is afgesproken. In oktober 2013 beleggen ze een nieuwe bijeenkomst. De AA maakt weer een verslag van de bespreking en de RA RV past de tekst hier en daar aan.
In 2014 krijgt dga 1 gezondheidsproblemen en gaat minder werken. In december 2014 spreken de dga’s daarom over de toekomst van dga 1 bij de onderneming. De RA RV stuurt daarna een voorstel, dat erop neer komt dat de zieke dga een andere rol zal krijgen en minder zal werken binnen de onderneming tegen een lagere beloning.
De zieke dga krijgt begin 2015 een brief van een advocaat: dga 2 vindt dat dga 1 door zijn arbeidsongeschiktheid geen recht meer heeft op de afgesproken managementvergoeding. Hij stelt een lagere vergoeding voor.
In februari 2015 zegt de arbeidsongeschikte dga de opdracht van de onderneming aan de AA op wegens belangenverstrengeling. Hij is namelijk niet alleen accountant van de onderneming, maar ook van de holding van dga 2. Daarom vertrouwt dga 1 er niet langer op dat de AA “het juiste belang dient van de onderneming en haar dga’s”.
Dga 2 schrijft de AA dat de onderneming de opdracht aan hem “in ieder geval niet” wil beëindigen.
De AA schrijft in een reactie aan dga 1onder meer dat hij “zijn vertrouwenspositie” niet heeft geschonden. “De ontstane situatie berust op een misverstand ontstaan door miscommunicatie als gevolg van een onvolledige en eenzijdige weergave van de setting waarin de bijeenkomst plaatsvond.”
Feitelijk is er wat de AA betreft geen reden om de opdracht te beëindigen. En omdat de voorgenomen beëindiging van zijn werkzaamheden niet rechtsgeldig is, zal hij daaraan geen gevolg geven. Zijn insteek is juist om samen te werken aan het succes van de onderneming, die in zwaar weer verkeert. “Goede ondersteuning, onder andere op het vlak van accountancy, draagt bij [aan] het behouden van de rust en focus waar de onderneming nu behoefte aan heeft.”
Volgens de AA heeft hij al maatregelen genomen om belangenverstrengeling en ondermijning van zijn vertrouwenspositie te voorkomen.
Dga 1 wijst erop dat de relatie van de onderneming met het kantoor wel degelijk is gestopt en verzoekt de accountant zijn werkzaamheden, bemoeienis en contacten voor en met de onderneming te staken. De advocaat sommeert de AA daarna dat hij zich van elk contact met de onderneming moet onthouden.
In een reactie schrijft de advocaat van de onderneming en dga 2 dat zijn cliënten vinden dat dga 1 de opdracht aan de AA niet rechtsgeldig kon beëindigen en dat die beëindiging niet in het belang van de onderneming is.
Dga 1 dient een klacht in tegen de AA.
Klacht
De AA was zowel accountant/adviseur van de onderneming als van dga 2 en heeft daarbij de belangen van dga 2 zwaarder laten wegen dan die van dga 1.
Oordeel
De klacht is deels gegrond.
Als een openbaar accountant van een entiteit met twee bestuurders/aandeelhouders zowel optreedt voor die entiteit als voor één van de bestuurders/aandeelhouders moet hij:
- voortdurend bedacht zijn op mogelijke bedreigingen voor de naleving van alle fundamentele beginselen;
- toereikende maatregelen treffen als die bedreigingen zich daadwerkelijk voordoen;
- de professionele dienst weigeren of beëindigen als dat niet lukt;
- de bedreiging, zijn beoordeling, de toegepaste maatregel en zijn conclusie vastleggen.
De AA heeft het (belangen)conflict tussen de dga’s weliswaar onderkend als risicofactor, maar geen afdoende maatregelen getroffen. Eén van de dingen die hij onder deze omstandigheden had kunnen doen, was beide bestuurders/aandeelhouders duidelijk maken wat zijn positie tegenover hen respectievelijk de onderneming was.
De AA vindt dat hij duidelijk genoeg heeft laten weten dat hij niet meer optrad voor dga 2. Dga 1 zegt echter dat hem dit pas duidelijk is geworden door de brief van de AA uit februari 2015. Omdat de accountant dit niet weersproken heeft, gaat de Accountantskamer ervan uit dat hij onvoldoende duidelijk is geweest. Daardoor heeft hij het objectiviteitsbeginsel geschonden. Volgens de Accountantskamer verdient het “ten zeerste aanbeveling” om in dit soort situaties schriftelijk duidelijkheid te verschaffen.
Ook na de opzegging van de relatie is de accountant niet objectief geweest, omdat hij geen gevolg heeft gegeven aan de opzegging. Daarbij gaat het er volgens de Accountantskamer niet om of die opzegging rechtsgeldig was, maar of de positie van de AA uiteindelijk nog houdbaar was.
Pas in zijn brief van februari 2015 heeft de AA expliciet duidelijk gemaakt dat hij dga 2 niet (meer) adviseerde. Daardoor kon bij dga 1 de vrees ontstaan dat de AA niet primair het belang van de onderneming diende, maar vooral dat van dga 2. Die indruk werd nog versterkt doordat de advocaat van het kantoor de opzegging op dezelfde gronden bestreed als dga 2. Bij deze stand van zaken had de AA zijn dienstverlening voor de onderneming moeten beëindigen.
De andere verwijten heeft de klager onvoldoende onderbouwd.
Maatregel
Berisping.
De accountant heeft meermaals fundamentele beginselen niet nageleefd en leek op de zitting bij de Accountantskamer nog steeds niet te beseffen dat zijn objectiviteit in het gedrang komt als hij gelijktijdig diensten verleent aan ruziënde partijen. Zo heeft de accountant op de zitting gezegd dat hij achter de rug van dga 1 om gegevens uit de financiële administratie van de onderneming heeft verstrekt aan dga 2 toen deze de onderneming wilde overnemen. Dat had hij onder de gegeven omstandigheden niet moeten doen.