Samenstellingsverklaring ondanks fraudesignaal
Een accountant-administratieconsulent had (meer) vragen moeten stellen over een mogelijk frauduleuze lening in plaats van een samenstellingsverklaring af te geven. Gezien zijn geheimhoudingsplicht heeft hij echter terecht de benadeelden van die lening niet ingelicht.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 14/337 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 21 november 2014
- Oordeel:
- deels gegrond
- Maatregel:
- waarschuwing
- Status:
- bevestigd, CBb 11 april 2016, AWB 14/847
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2014:110, Samenvatting CBb-uitspraak
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een stichting voor bejaardenhuisvesting beheert de appartementen van een verzorgingsflat en is bestuurder van de vereniging van eigenaren (VvE). In 2010 verkopen de bewoners hun appartementen en verkoopt de stichting de gemeenschappelijke ruimten. Zij huren een en ander vervolgens van de nieuwe eigenaar.
De stichting krijgt begin 2009 een nieuwe directeur die qualitate qua ook de administrateur is van de VvE. De administratieve diensten voor de VvE en de stichting worden sinds 2009 uitgevoerd door een accountant-administratieconsulent, die ook verantwoordelijk is voor het samenstellen van de jaarrekeningen van de VvE en de stichting. Een collega van haar - ook een AA - doet dat voor de bv van de stichtingsdirecteur. Een derde kantoorgenoot, een registeraccountant, controleert de boeken van de stichting en de VvE.
De controle van de jaarrekening van de stichting over 2008 is voor de registeraccountant aanleiding om de raad van toezicht van de stichting te adviseren de bevoegdheden van de nieuwe directeur te scheiden. De toezichthouders slaan het advies in de wind.
In 2011 loopt er een civiele procedure over de rekening-courantverhoudingen tussen de stichting en de VvE. Bij de controle van de jaarrekening van de stichting over 2010 blijkt de directeur 119 duizend euro te hebben overgeboekt op zijn privérekening, om een beslag op de bankrekening voor te zijn. Na enig aandringen betaalt de directeur het bedrag in het najaar van 2011 terug, met rente. De raad van toezicht van de stichting ziet opnieuw geen aanleiding de bevoegdheden van de nieuwe directeur te beperken.
In juni 2011 leent de directeur 4 ton van de VvE, die hij vertegenwoordigt. Hij licht de VvE en de raad van toezicht hier niet over in.
De raad van toezicht vraagt de directeur sinds augustus 2012 herhaaldelijk om de jaarstukken over 2011. De controlerend accountant wil graag de jaarstukken van zowel de stichting als de VvE. De directeur verstrekt die niet omdat hij de jaarrekeningen over 2011 en 2012 wil combineren "om accountantskosten te besparen".
De benodigde informatie voor het samenstellen van de jaarrekening van zijn eigen bv levert hij in december 2012. Zijn accountant levert het eerste concept van de jaarrekening eind december, mèt het verzoek de leningovereenkomst te laten zien. Hij ontvangt die begin maart 2013. Het tweede concept van de jaarrekening is dan al voorlopig gepubliceerd bij de Kamer van Koophandel.
Een paar dagen later bespreken de drie accountants de lening tijdens het maatschapsoverleg. Twee van hen vertellen dat zij ondanks herhaald aandringen geen stukken hebben ontvangen noch een opdracht om de jaarstukken 2011 voor de stichting en de VvE samen te stellen en te controleren. Daardoor hebben zij "de spiegelbeeldige werking van de lening" niet kunnen zien.
Vanwege de geheimhoudingsverplichting besluiten de drie accountants dat zij de raad van toezicht niet kunnen informeren over de lening. Maar de RA zal bij de raad van toezicht blijven aandringen op de jaarcijfers van de stichting en de VvE. Zodra hij die ontvangt kan hij naar aanleiding van de cijfers uit eigen wetenschap bij de raad van toezicht beginnen over de lening.
In april 2013 geeft de directeur op verzoek van de raad van toezicht de benodigde administratieve stukken van de VvE en de stichting aan de voorzitter van de toezichtsraad. De directeur dient diezelfde dag zijn ontslag in. Hij erkent dat hij ervoor heeft gezorgd dat de VvE zijn bv 4 ton heeft geleend en dat hij nog niets heeft terugbetaald.
Eind april krijgt de RA de administratie. Op basis daarvan vraagt hij of de raad van toezicht weet van de lening. Dit blijkt niet het geval. De stichting en de VvE laten beslag laten leggen op de bankrekening en de aandelen van de bv van de directeur.
De directeur en zijn bv worden gesommeerd binnen drie dagen 460.000,56 euro te betalen. De directeur geeft hieraan geen gevolg. De Rechtbank Den Haag zegt in september 2013 dat de directeur 4 ton plus de wettelijke handelsrente moet betalen.
De stichting dient een klacht in tegen de accountant van de directeur.
Klacht
De accountant heeft ten onrechte:
- zonder nader onderzoek te doen naar de lening een samenstellingsverklaring afgegeven bij de jaarrekening 2011 van de bv van de directeur;
- niet de stichting en de VvE geïnformeerd over de lening zodra hij hiervan op de hoogte was.
Oordeel
Het eerste klachtonderdeel is gegrond.
Samenstellingsverklaring
Volgens vaste rechtspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven uit 2011 en 2013 heeft de accountant bij het opstellen van een jaarrekening met samenstellingsverklaring in beginsel geen verificatieplicht. De verantwoordelijkheid voor de juistheid van de informatie ligt dan primair bij de opdrachtgever. Maar mede gezien NVCOS 4410 (randnummer 14) kunnen zich situaties voordoen waarin je van een zorgvuldig handelend accountant mag verwachten dat hij nadere informatie opvraagt bij zijn opdrachtgever dan wel nagaat of de verstrekte informatie daadwerkelijk juist, volledig en anderszins bevredigend is. Dat geldt vooral bij een materiële post in de jaarcijfers, zoals in dit geval.
De accountant van de directeur zag de lening als een (voor zijn opdrachtgever gebruikelijke) zakelijke lening en zag geen aanleiding om te betwijfelen dat de directeur de lening zou terugbetalen. Hij heeft bij de Kamer van Koophandel gecontroleerd of de directeur bevoegd was de lening aan te gaan namens zowel zijn bv als de VvE.
Hij heeft echter onvoldoende beseft dat:
- dit een bijzondere situatie is;
- de directeur en de VvE een tegengesteld belang hadden, waarbij "zeer wel mogelijk sprake zou kunnen zijn van fraude".
De accountant had daarom de directeur moeten vragen of de raad van toezicht had ingestemd met de lening en of hij de raad van toezicht mocht vragen om het bestaan van de leningovereenkomst te bevestigen. Door onder deze omstandigheden een samenstellingsverklaring af te geven heeft hij:
- in strijd gehandeld met de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag;
- het conceptueel raamwerk (uit de artikelen A-100.5) onvoldoende in acht genomen.
Geheimhoudingsplicht
Op grond van de destijds geldende NVCOS 4410 (randnummer 16a) en NVCOS 240 en 250 moest de accountant aanwijzingen voor fraude ter kennis brengen van de bestuurders en toezichthouders van de organisatie. In dit geval had de accountant rekening moeten houden met eventueel frauduleus handelen door de directeur en dat moeten onderzoeken.
Als hij dan daadwerkelijk was gestuit op een aanwijzing voor fraude had hij die informatie in dit geval niet mogen doorspelen aan de raad van toezicht. Hij is immers de accountant van de directeur en door een betrokken derde te informeren over de fraudeaanwijzingen zou hij zijn geheimhoudingsplicht hebben geschonden.
De accountant heeft deze bedreiging onderkend en binnen zijn kantoor afspraken gemaakt over de bestaande mogelijkheden om desondanks de raad van toezicht te informeren. Zijn kantoorgenoot heeft geprobeerd zo spoedig mogelijk jaarstukken van de VvE en de stichting te krijgen om naar aanleiding daarvan nadere vragen te kunnen stellen over de lening en hen zo te wijzen op de aanwijzingen van eventuele fraude. Onder deze omstandigheden kon hij bij gebrek aan een wettelijke verplichting op grond van de toenmalige NVCOS 250 (randnummer A19) niet meer doen dan dit. Feitelijk hebben de afspraken er ook toe geleid dat de VvE en de stichting kennis namen van de lening.
Een rol hierbij speelt ook dat de leningovereenkomst al in 2011 was gesloten. De accountant had deze fraude dus niet meer kunnen voorkomen (wat hij anders wel had gemoeten, gezien het fundamentele beginsel van professioneel gedrag). Van belang is verder dat de accountant zelf niet betrokken is geweest bij het opstellen van de leningovereenkomst en zich daarover ook niet heeft uitgelaten tegenover de raad van toezicht of de stichting.
Er was dus geen sprake was van een bedreiging voor zijn integriteit. En andere fundamentele beginselen hieromtrent heeft hij ook niet geschonden.
Maatregel
Waarschuwing.