Klant onvoldoende ingelicht over criteria ondernemerschap
Een accountant heeft een cliënt onvoldoende duidelijk gemaakt wat de fiscale criteria zijn om te worden aangemerkt als ondernemer.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 14/781 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 01 september 2014
- Oordeel:
- deels gegrond
- Maatregel:
- waarschuwing
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2014:68
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een accountant-administratieconsulent stelt de jaarrekeningen samen van een fysiopraktijk en verzorgt de aangiften van de fysiotherapeut en zijn partner in privé. De praktijk is in 2009 opgericht en maakt de eerste twee jaren geen omzet. In 2011 wordt de eerste patiënt behandeld en in 2012 wordt er 600 euro omgezet. De fysiotherapeut is elders parttime in loondienst.
De AA vraagt onder meer om gegevens ten behoeve van de ondernemersaftrek. Volgens de fysiotherapeut haalt hij het urencriterium van 1225 uur. Maar de accountant wijst erop dat je in de zaak minstens het aantal uren moet maken dat je in loondienst hebt gemaakt. Voldoet de fysiotherapeut daar wel aan in 2009?
De fysiotherapeut antwoordt bevestigend: "De verbouwing van het bedrijfspand, het opstellen van het ondernemingsplan beslaan in 2009 zeker meer dan 1225 uur." De fysiotherapeut gaat akkoord met de aangifte.
Bij de IB-aangifte over 2010 wijst de accountant op enkele aandachtspunten. Zoals het claimen van ondernemersaftrek, terwijl de fysiotherapeut ondanks een parttime baan en "geen enkele euro omzet" toch meer dan 1225 uur zegt te hebben gemaakt. "Al met al wel een aantal zaken waarover de fiscus vragen zou kunnen stellen."
In november 2013 komt de Belastingdienst langs voor een boekenonderzoek naar de jaarrekeningen en IB-aangiftes over de jaren 2009 tot en met 2012. De fiscus concludeert dat de praktijk niet kwalificeert als bron van inkomsten. De dienst verlaagt de opgevoerde bedrijfskosten van ongeveer 120 duizend euro naar nul en kondigt een vergrijpboete en navorderingsaanslagen aan. De fysiotherapeut geeft de fiscalist van het kantoor van de accountant opdracht de IB-aangiftes van hemzelf en zijn partner over 2009 tot en met 2012 aan te passen.
In het overleg over de correcties en aanpassingen stelt de fysiotherapeut zich wispelturig op. Hij gaat enerzijds akkoord, maar geeft anderzijds twee keer de opdracht een aangifte aan te passen. Hij kan zich voorstellen dat de fiscalist en de accountant er "hor en dol" van worden.
In de IB-aangifte 2012 staat voor de vierde keer een startersaftrek. De accountant herstelt deze fout op eigen initiatief.
Nadat de fysiotherapeut de declaratie van de accountant heeft ontvangen, dient hij een klacht in bij de Accountantskamer.
Klacht
De accountant heeft:
a. te veel uren gedeclareerd;
b. niet concreet gewezen op de criteria die de Belastingdienst hanteert om als ondernemer te worden aangemerkt;
c. in de aangifte voor 2009 ten onrechte een investeringsaftrek opgevoerd in verband met een bijgebouw dat was aangekocht voor de praktijk;
d. de aangifte voor 2012 ingediend waarin ten onrechte voor de vierde maal een startersaftrek was opgevoerd.
Oordeel
De klachtonderdelen b en c zijn gegrond.
Ad a
Alleen de burgerlijke rechter en/of de Raad voor Geschillen zijn bevoegd een (bindende) uitspraak te doen over de hoogte van declaraties. Bij de Accountantskamer kun je alleen met succes klagen over declaraties als de betrokken accountant bij het opstellen en indienen van de declaraties zo in strijd heeft gehandeld met de zorgvuldigheid, integriteit en professionaliteit dat hij daardoor de beroepsregels schendt. Daarbij moet je dan onder meer denken aan situaties waarin de accountant te kwader trouw bewust onjuiste of misleidende declaraties indient.
Van onjuiste of misleidende declaraties is geen sprake. De klager heeft hem tot twee maal opgedragen de aangiften en de jaarstukken aan te passen. Het is niet ondenkbaar dat het aanpassen van de resultaten van eerder verrichte werkzaamheden meer tijd kost dan de eerdere werkzaamheden zelf.
Ad b
Volgens de Wet op de inkomstenbelasting bestaat er een bron van inkomen als er voldaan is aan drie voorwaarden:
- de activiteiten moeten zich afspelen in het economisch verkeer;
- de activiteiten moeten worden verricht met het oogmerk daarmee winst te behalen;
- het moet redelijkerwijs te verwachten zijn dat (op termijn) winst wordt behaald.
Uit de twee e-mails van de accountant leidt de Accountantskamer af dat hij ermee rekening hield dat de fiscus de klager niet zou aanmerken als ondernemer. De accountant wist ook dat de omzet van de praktijk in de eerste twee jaren nihil was en daarna heel gering. Daarom had van hem gevergd kunnen worden dat hij de cliënt duidelijker had gewezen op de mogelijke gevolgen van de aangiften en hem had voorgesteld met de Belastingdienst te overleggen. Door een en ander na te laten heeft hij het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid veronachtzaamd.
Ad c
De klager vindt dat de accountant de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek ten onrechte heeft opgevoerd in de aangifte over 2009 in verband met de aanschaf van het bijgebouw voor de praktijk. De accountant wist namelijk dat het bijgebouw al een jaar voor de oprichting van de praktijk in privé was aangeschaft.
Als verweer heeft de accountant aangevoerd dat het logisch was dat de aftrek niet werd gehonoreerd, omdat de Belastingdienst de cliënt niet heeft aangemerkt als ondernemer.
Volgens de Accountantskamer moge dat zo zijn. "Vast staat echter ook dat er geen aanspraak op de aftrek bestond." Door de aftrek toch te claimen, heeft de accountant in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag.
Ad d
De accountant is er weliswaar verantwoordelijk voor dat de startersaftrek voor de vierde maal werd opgevoerd. Hij heeft deze fout op eigen initiatief en naar behoren gecorrigeerd. De Belastingdienst heeft de cliënt ook geen boete opgelegd voor dit vergrijp.
Maatregel
Waarschuwing.