Tuchtrecht

Zelfstandig oordeel rioolinvesteringen

Een registeraccountant moet een zelfstandige afweging en beoordeling maken van het wettelijk verslaggevingskader en hoeft niet zonder meer de interpretatie te volgen van de gemeentelijke rekenkamer of de belastingrechter.

Accountantskamer

Zaaknummers:
13/2202 en 13/2203 Wtra AK
Datum uitspraak:
10 juni 2014
Oordeel:
niet-ontvankelijk / ongegrond
Maatregel:
geen
Status:
bevestigd, CBb 15 maart 2016, AWB 14/468
Vindplaats:
ECLI:NL:TACAKN:2014:49, CBb-uitspraak

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Om de vervangingsinvesteringen in de riolering te dekken, berekent de gemeente Nijmegen de kosten door in de rioolheffing. Sommige huiseigenaren en bedrijven moeten honderden euro's meer betalen. Een belastingplichtige vecht de heffing aan bij de belastingrechter.

In 2008 krijgt deze gelijk van de Rechtbank Arnhem, maar medio 2010 zet het Gerechtshof Arnhem een streep door die uitspraak. Nadat de Hoge Raad op zijn beurt het arrest van het Hof heeft vernietigd en verwezen naar een ander hof bepaalt het Gerechtshof 's Hertogenbosch dat de Verordening rioolrecht 2006, waarop de aanslagen zijn gebaseerd, niet deugt.

Buiten de rechtszaal is een twistpunt hoe de gemeente de investeringen activeert in de jaarrekening en op welke termijn zij die mag afschrijven. De Nijmeegse Rekenkamer concludeert dat het jaarlijks activeren en in één jaar afschrijven indruist tegen het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV). Volgens het BBV moeten de investeringen in veertig jaar worden afgeschreven. De rekenkamer vindt dat de accountant die afwijking had moeten melden in de toelichting op de jaarrekening 2006.

De betrokken registeraccountant controleerde niet alleen de jaarrekeningen over 2006 en gaf daarbij een goedkeurende verklaring af - hij doet dat ook bij de jaarrekeningen 2007 tot en met 2009. Een kantoorgenoot doet hetzelfde bij de jaarrekeningen 2010 tot en met 2012.

De advocaat van de in het gelijkgestelde belastingplichtige dient een klacht in tegen beide accountants.

Klacht

De accountants hebben:

a. niet onderzocht en vastgesteld wat de rekenkamer heeft onderzocht en vastgesteld: bij de afschrijving van de riolering heeft de gemeente gehandeld in strijd met het BBV en de gemeentelijke richtlijn waardering en afschrijving activa;

d. goedkeurende verklaringen bij de jaarrekeningen 2006 tot en met 2012 verstrekt, terwijl in die jaarrekeningen de vervangingsinvesteringen in de riolering in één keer zijn afgeschreven, wat in strijd is met het BBV.

De eerste accountant heeft:

b. nagelaten behoorlijk te reageren toen de rekenkamer medio maart 2008 vragen stelde over de afschrijving in de investeringen in de riolering die - in afwijking van wat in de jaarrekening 2006 onder grondslagen voor waardering en resultaatbepaling was aangegeven - niet in veertig jaar maar in één jaar worden afgeschreven;

c. goedkeurende verklaringen verleend bij de jaarrekeningen 2007, 2008 en 2009 en daarbij het rapport van de rekenkamer genegeerd.

Oordeel

De klacht tegen de eerste accountant is te laat ingediend en de klachtonderdelen b en c zijn daarom niet-ontvankelijk. De klacht tegen de tweede accountant is ongegrond.

Vanaf het begrotingsjaar 2004 gelden de financiële-verslagleggingsregels van het BBV, dat voor provincies en gemeenten is wat boek 2 BW is voor het bedrijfsleven. In plaats van Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving kent het BBV een vraag-en-antwoordrubriek, waarmee "een gezaghebbende invulling wordt gegeven aan de interpretatieruimte die de regelgeving biedt".

Op grond van artikel 213 lid 3 van de Gemeentewet geeft de accountantsverklaring (onder meer) aan of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van zowel baten en lasten als de grootte en samenstelling van het vermogen en of de jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de regels van het BBV.

Gezien het BBV en de interpretaties in de vraag-en-antwoordrubriek vindt de Accountantskamer dat de (tweede) accountant mocht oordelen dat de keuze van de gemeente over de verslaggeving van de vervangingsinvesteringen in het riool strookte met de bepalingen van het BBV.

In hoeverre had de accountant rekening moeten houden met de beslissingen van de rechtbank, de hoven en de Hoge Raad, die lijken in te houden dat de verslaglegging in strijd is met het BBV? Volgens de Accountantskamer ging het er bij die colleges om of de Verordening rioolrecht 2006 onverbindend is omdat:

  • de geraamde baten door de tarieven hoger zouden zijn dan de geraamde lasten;
  • de daarin gehanteerde heffingsmaatstaf strijdig is met de Gemeentewet, nu die leidt tot willekeurige en onredelijke heffing.

Dit zijn volgens de Accountantskamer fiscaal juridische vraagstukken die langs een speciale (fiscale) meetlat worden gelegd. Op grond van de overwegingen van de belastingrechter kon je van de accountant niet verwachten dat deze de verslaggevingsregels, bezien vanuit de accountancy-regelgeving, op dezelfde manier zou uitleggen en geen goedkeurende verklaringen zou verstrekken.

Een gemeente moet zich houden aan de richtlijnen voor de uitvoering van regelgeving en een accountant moet die betrekken bij zijn controlewerkzaamheden. De klager heeft de tekst van de gemeentelijke richtlijn waardering en afschrijving activa niet overgelegd zodat de Accountantskamer die alleen kent voor zover die besproken wordt in de eerder genoemde uitspraak van de rechtbank. Bij de behandeling van de klacht toetst de Accountantskamer daarom niet aan deze richtlijn.

Daarbij komt dat de klager aangeeft dat per 2009 in deze richtlijn staat "dat de rioolinvesteringen ineens gedekt worden uit de rioolheffing (via de spaarcomponent in de voorziening GRP-nieuw)". Gezien deze wijziging mist de klacht een feitelijke basis en vindt de Accountantskamer niet dat de gemeente in strijd met de richtlijn heeft gehandeld.

De Accountantskamer is het ook niet met de klager eens dat de accountant verwijtbaar zou hebben gehandeld omdat:

  • uit de Stadsbegroting 2006-2009 volgt dat "(...) het BBV afschrijving ineens niet toestaat";
  • de rekenkamer in haar rapport schreef dat het jaarlijks activeren en afschrijven van investeringen die voortvloeien uit het Gemeentelijk Riolerings Plan II in strijd is met het BBV.

De accountant hoefde deze interpretatie van de regels niet zonder meer te volgen, "aangezien de accountant een zelfstandige afweging en beoordeling moet maken van het wettelijke kader en niet per definitie gehouden is aan een interpretatie van (...) een rekenkamer." Zoals gezegd mocht de accountant menen dat het verslaggevingsstelsel dat de gemeente had gekozen strookte met de bepalingen van het BBV.

Maatregel

Geen.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.