Tuchtrecht

Uitspraak over continuïteit 'niet mis te verstaan'

In de toelichting bij zijn verklaring van oordeelonthouding is een registeraccountant volgens de Accountantskamer duidelijk genoeg geweest over de continuïteitsveronderstelling van een half jaar later gefailleerd bouwbedrijf.

Accountantskamer

Zaaknummers:
14/11 Wtra AK
Datum uitspraak:
11 juli 2014
Oordeel:
ongegrond
Maatregel:
geen
Status:
definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:TACAKN:2014:55

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

In oktober 2011 geeft een registeraccountant een verklaring af bij de jaarrekening van een bouwbedrijf. Hij onthoudt zich van een oordeel, want "door omstandigheden is onvoldoende aandacht besteed aan de werkzaamheden in het kader van projectbeheersing. Door accountantscontrole kan niet op rationele wijze de vereiste zekerheid worden verkregen over de volledigheid van de in de jaarrekening opgenomen omzet en de daarmee rechtstreeks samenhangende posten."

In de toelichting schrijft de accountant: "Wij vestigen de aandacht op de continuïteitsparagraaf (...) waarin een toelichting wordt gegeven op de financiële situatie van de vennootschap. De hierin genoemde condities duiden op het bestaan van een onzekerheid van materieel belang op grond waarvan gerede twijfel zou kunnen bestaan over de continuïteitsveronderstelling van de vennootschap. Deze situatie doet geen afbreuk aan ons oordeel."

In de continuïteitsveronderstelling zelf schrijft de onderneming: "De aanwezige orderportefeuille is van een kwalitatief voldoende niveau. Voor het realiseren van een groot bouwproject (...) dat grotendeels op eigen grondposities gerealiseerd gaat worden, is additionele financiering bij bankiers gerealiseerd. Wij gaan er vanuit dat de overdracht van deze grondposities ten behoeve van dit project binnen de door ons begrote termijnen kan worden gerealiseerd. Op basis hiervan gaan wij, ondanks het negatieve eigen vermogen en  mogelijke druk op de liquiditeitspositie, uit van een duurzame voortzetting van de onderneming. Derhalve zijn de gehanteerde grondslagen voor waardering en resultaatbepaling gebaseerd op de continuïteitsveronderstelling van de vennootschap."

Een half jaar later gaat het bouwbedrijf failliet. Een advocaat schrijft namens drie zakenpartners van het failliete bedrijf dat zijn cliënten vertrouwden op "de continuïteitsverklaring". Hij wil graag een reactie, voordat hij een klacht indient.

Volgens de accountant heeft hij inderdaad een verklaring met oordeelonthouding afgegeven. Die onthouding slaat echter niet op de continuïteit, maar "op het feit dat niet op rationele wijze de vereiste zekerheid kan worden verkregen over de volledigheid van de in de jaarrekening opgenomen omzet en de daarmee rechtstreeks samenhangende posten". Op vaktechnische gronden moet je dan komen tot een verklaring met oordeelonthouding.

Bovendien doet de accountant naar eigen zeggen wel degelijk een uitspraak over de continuïteit. In de waarderingsgrondslagen licht het bestuur van de vennootschap de financiële situatie toe en de omstandigheden waarop de continuïteitsveronderstelling was gebaseerd. In de controleverklaring wijst de accountant er nadrukkelijk op dat deze condities duiden op het bestaan van een onzekerheid van materieel belang. Op grond daarvan zou gerede twijfel kunnen bestaan over de continuïteitsveronderstelling van de vennootschap.

De drie zakenpartners dienen een klacht in bij de Accountantskamer.

Klacht

De accountant is onvoldoende deskundig en zorgvuldig is geweest door na te laten toereikende controle-informatie te verkrijgen voor zijn beoordeling.

Oordeel

De klacht is ongegrond.

De Accountantskamer vindt dat de klagers te weinig hebben ingebracht tegen het verweer van de accountant. Die heeft een onderdeel uit het controledossier overgelegd waaruit blijkt hoe de continuïteit is beoordeeld en het aanvangsverslag van de curator met de lezing van de directie. Daaruit kun je volgens de accountant onder meer afleiden dat:

  • het personeelsbestand voorafgaand aan het faillissement al was teruggebracht van 150 medewerkers tot 95;
  • er een strategisch beleidsplan was uitgevoerd;
  • er inmiddels een redelijk goed gevulde orderportefeuille was van tussen de 17 en 20 miljoen euro;
  • zowel de bank als een externe financier aanvullende financiering hadden verstrekt;
  • het continuïteitsrisico vooral school in de vertraging van het project op eigen grondposities, omdat dit project het liquiditeitstekort in de begroting moest dichten;
  • de accountant dit risico heeft onderkend, zie de verklaring waarin hij vaststelt dat er een onzekerheid van materieel belang bestond die gerede twijfel met zich meebracht;
  • de accountant na overleg met een extern bureau heeft geoordeeld dat het risico niet zo onzeker was dat er gewaardeerd moest worden op basis van discontinuïteit;
  • het project op eigen grondposities inderdaad vertraging opliep, omdat derden bezwaar maakten tegen de plannen en vaststelling van het bestemmingsplan vertraagden;
  • de bank daarom niet opnieuw wilde zorgen voor aanvullende financiering en in maart de automatische incasso's blokkeerde;
  • het bouwbedrijf daardoor alleen nog maar het faillissement kon aanvragen;
  • het enkele feit van de faillissementsaanvraag zes maanden na de afgegeven controleverklaring niet vanzelf betekent dat de verklaring niet toereikend is geweest.

Volgens de Accountantskamer heeft de accountant zijn oordeelonthouding gebaseerd op de vaststelling dat de projectbeheersing in 2010 - net als in 2008 en 2009 - onvoldoende was. Bovendien waren de functies onvoldoende gescheiden.

De zakenpartners klagen kennelijk niet over de onjuiste onderbouwing van de afgegeven oordeelonthouding, maar over het ontbreken van een oordeel over de continuïteitsveronderstelling. De klagers hebben bij de Accountantskamer echter te weinig feiten aangedragen om te concluderen dat een waardering op grond van een continuïteitsveronderstelling niet passend was en de accountant die had moeten afkeuren.

De Accountantskamer wijst erop dat de klagers bij hun vertrouwen in de continuïteitsveronderstelling kennelijk over het hoofd hebben gezien dat de accountant zich in zijn verklaring wel degelijk "in niet mis te verstane bewoordingen" heeft uitgelaten over de continuïteitsparagraaf in de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.

Maatregel

Geen.

Annotatie Herbert Reimers

De accountant acht zich niet in staat een oordeel te vormen over de jaarrekening als geheel, maar kan zich blijkbaar wel een positief oordeel vormen over de continuïteitsveronderstelling die de onderneming hanteert. Dat resulteert in een toelichtende paragraaf over de continuïteit. Als de accountant zich een negatief oordeel had gevormd over de continuïteit - wat hij volgens de klagers had moeten doen - zou een afkeurende verklaring op zijn plaats zijn geweest, omdat de jaarrekening dan ten onrechte op continuïteitsbasis was opgesteld. De accountant weet met vastleggingen uit het controledossier te weerleggen dat van een negatief oordeel sprake moest zijn. De klagers hebben de tekst van de toelichtende paragraaf over gerede twijfel over de continuïteit blijkbaar over het hoofd gezien.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.