Te laat met klacht tegen integriteitsonderzoeker
De Accountantskamer heeft een klacht tegen een oud-registeraccountant en voormalig directeur van een bureau dat integriteitsonderzoeken uitvoert niet-ontvankelijk verklaard.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 13/1614 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 28 april 2014
- Oordeel:
- niet-ontvankelijk
- Maatregel:
- geen
- Status:
- bevestigd, CBb 22 oktober 2015, AWB 14/349
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2014:38, CBb-uitspraak
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
De ombudscommissie van een gemeente laat een registeraccountant van een integriteitsbureau onderzoeken of de gemeenteraad, de burgemeester en een wethouder van een gemeente integer hebben gehandeld bij de aanbesteding van een bouwproject aan twee aannemers.
De toenmalige directeur van het bureau, op dat moment nog registeraccountant, doet het onderzoek en brengt in juni 2010 zijn rapport uit. De ombudscommissie stuurt het rapport de volgende dag naar een adviseur van de twee aannemers. Hij krijgt twee weken om te reageren.
De adviseur vraagt op 2 juli als gemachtigde van de twee aannemers per e-mail om meer tijd voor een reactie. In het verzoek schrijft hij het rapport op 17 juni te hebben ontvangen. De commissie wijst het verzoek om uitstel dezelfde dag nog af. Op 3 juli stuurt de adviseur de commissie een brief met de volgende kritiek op het rapport:
- onvoldoende transparantie over de onderliggende (bewijs)stukken;
- lacunes op juridisch gebied (de relevante feiten zijn niet nauwkeurig getoetst aan het juridisch kader;
- onvoldoende evenwicht (te eenzijdig);
- de eerdere bevindingen van de ombudscommissie zijn zonder wederhoor en vergewissen terzijde geschoven, waardoor er pertinente onjuistheden in het rapport staan;
- de conclusies zijn gebaseerd op onvolledige, onjuiste of niet valide feiten of aannamen;
- onvoldoende motivering (waarom is er geen advies gevraagd bij gespecialiseerde instanties voor ontwikkelingswedstrijden?).
Kortom: het onderzoek en rapport schieten tekort voor een zorgvuldig en houdbaar eindoordeel.
De directeur reageert via de commissie op de verwijten:
(ad 1) er zijn ten behoeve van het onderzoek wel degelijk stukken uitgewisseld en opgevraagd. Van de adviseur heeft de onderzoeker zelfs negentig e-mails met bijlagen ontvangen en beoordeeld. In de rapportages geeft het bureau nooit opsommingen van documenten;
(ad 2) het beoordeelde probleem draaide om de vraag of er sprake was van - een schijn van - belangenverstrengeling en daardoor van beïnvloeding van het besluitvormingsproces. Gezien de uitvoerige analyse en beschrijving van het proces bestrijdt het bureau dat er sprake is van juridische lacunes;
(ad 3) het bureau rapporteert objectief en eventuele relevante nadelige aspecten voor de diverse betrokkenen worden altijd vermeld;
(ad 4) over de feitelijke bevindingen is wederhoor gepleegd. De adviseur geeft niet aan wat de 'pertinente onjuistheden' inhouden, zodat het bureau daarop niet inhoudelijk kan reageren;
(ad 5) de conclusies sluiten wel degelijk aan op de bevindingen; er zijn geen onjuistheden en onvolledigheden in het feitencomplex;
(ad 6) het bureau onderzoekt regelmatig aanbestedingsprocessen, wedstrijden etc. Wij achten ons deskundig en ervaren om een feitelijke gang van zaken te toetsen aan de geldende regelgeving.
Eind augustus stuurt de ombudscommissie haar onderzoeksrapport naar de aannemers en de adviseur. De commissie neemt in haar eindoordeel het advies van de onderzoeker over. De aannemers en de adviseur proberen de onderzoeker vergeefs tot een rectificatie te bewegen. In juli 2013 dienen zij een klacht in tegen de onderzoeker, die dan geen directeur meer is van het onderzoeksbureau en zich in december 2012 heeft laten uitschrijven als registeraccountant.
Klacht
De onderzoeker:
a. is ten behoeve van zijn rapport onvoldoende onafhankelijk, onpartijdig, objectief, deskundig en betrouwbaar te werk gegaan en is zelf niet integer geweest;
b. heeft dus geen deugdelijke grondslag voor zijn rapport;
c. heeft bewust een eerlijk verloop van het onderzoek afgehouden dan wel geblokkeerd;
d. is buiten de buiten de onderzoeksopdracht getreden door ook de handelwijze van de klagers in het onderzoek te betrekken.
Oordeel
De klacht is niet-ontvankelijk.
Op 18 juni 2010 heeft de adviseur het rapport ontvangen en was de daarin vervatte informatie ook beschikbaar voor de andere klagers. Zij hadden op dat moment objectief gezien voldoende op de hoogte kunnen en moeten zijn van het feitelijk handelen of nalaten dat zij de onderzoeker verwijten. Bovendien heeft de adviseur in een brief aan de commissie laten blijken dat hij vanaf 18 juni 2010 over voldoende informatie beschikte. Op 3 juli 2010 leverde hij uitvoerig kritiek op het rapport.
De termijn is niet pas gaan lopen toen de klagers op 1 september 2010 het - volgens hen dan pas definitieve -onderzoeksrapport ontvingen. Er is nooit een conceptrapport uitgebracht en in het exemplaar dat de klagers in juni 2010 ontvingen stond niets waaruit je zou kunnen afleiden dat het een concept betrof. De onderzoeker heeft gezegd dat de inhoud van het eind augustus verstuurde rapport in niets afweek van het rapport dat de klagers in juni ontvingen. De klagers hebben dit niet bestreden.
De klagers hebben op 19 juli 2013 hun klaagschrift ingediend. Dat is meer dan drie jaar nadat zij het rapport ontvingen.
Maatregel
Geen.