Doorhaling beleggingsfraudeur definitief
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de doorhaling bevestigd van een accountant die ruim anderhalve ton van investeerders verbraste. De bepalingen van de Wtra zijn direct van toepassing op tuchtklachten die op of na 1 mei 2009 zijn ingediend bij de Accountantskamer, ook als deze klachten slaan op gedragingen van vóór 1 mei 2009.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- AWB 12/25
- Datum uitspraak:
- 28 mei 2014
- Oordeel:
- beroep ongegrond
- Maatregel:
- doorhaling, niet-herinschrijvingstermijn 10 jaar
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2014:189
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een registeraccountant blijft persoonlijke betrekkingen onderhouden met een voormalig cliënt. In 2005 brengt de accountant de voormalig cliënt in contact met een zakenrelatie. De drie sluiten een "financieringsovereenkomst bankgaranties" op grond waarvan de oud-cliënt een bankgarantie verstrekt van 2 ton aan een buitenlandse vennootschap van de zakenrelatie. De accountant wordt in deze overeenkomst aangeduid als "adviseur en bemiddelaar".
In 2009 verklaart de oud-cliënt aan de Belastingdienst/FIOD ECD dat hij van februari 2005 tot augustus 2009 in totaal 7 ton heeft verstrekt aan de zakenrelatie en diens ondernemingen en daarvan niets heeft terug ontvangen. Hoewel zijn twijfel toenam, wist de accountant hem herhaaldelijk te bewegen een nieuwe betaling te doen. Hij vertrouwde de accountant volledig omdat hij al vele jaren een goede vriend is. Ook wist de accountant hem steeds schriftelijk en mondeling te overtuigen dat het in orde was.
Een bankrekening, waarop de oud-cliënt, diens broer en een derde ruim 3 ton hebben gestort, lijkt "in belangrijke mate" te hebben gefungeerd als een privérekening van de accountant en zijn echtgenote, schrijven fiscale opsporingsambtenaren later in een proces-verbaal.
Aan een makelaar heeft de accountant onder meer gemaild: "Vaar nu nog maar even op die RA die weet hoe het ervoor staat. Er is niets weg, er is zelfs veel, veel meer. Inderdaad, als je hoop koestert op een RA dan moet je hem vertrouwen ook en respecteren dat hij met geheimhouding en regelgeving te maken heeft, ook met frauderichtlijn et cetera. (...) En nog steeds heb ik niet het geringste vermoeden van fraude (...) dan had ik al aangifte moeten doen."
De accountant verbiedt een investeerder "vertrouwelijke informatie" naar buiten te brengen en dreigt met zijn advocaat. Ook dreigt de accountant "mollenvangers" op de investeerders af te sturen, omdat zij vertrouwelijke informatie doorspelen naar opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD ECD.
Het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie dient een klacht in tegen de accountant. De Accountantskamer verklaart de klacht gegrond voor zover het om feiten van na 7 maart 2005 gaat en legt een doorhaling op. De accountant mag zich binnen tien jaar niet opnieuw inschrijven in het register.
Beroepsgronden
- De Accountantskamer heeft zijn verzoek om een deskundige aan te stellen zonder motivering afgewezen;
- de Accountantskamer heeft eenzijdig de vermoedens van de klager gevolgd;
- de accountant heeft alle betalingen verantwoord en daaruit blijkt niet dat hij zich heeft verrijkt, maar dat hij er juist armer van is geworden;
- de accountant is niet opgetreden als openbaar accountant, maar door een groep investeerders - waartoe hij zelf ook behoort - gevraagd voor hen naar het buitenland te gaan en niet als accountant van deze groep;
- het OM en de Accountantskamer hebben niet de overgelegde bewijzen van het vermogen van de zakenrelatie onderzocht en zijn alleen uitgegaan van vermoedens en aannames;
- de Accountantskamer heeft overgelegde stukken ten onrechte niet meegenomen en op onjuiste en niet deugdelijk gemotiveerde gronden afgewezen;
- de Accountantskamer is er ten onrechte aan voorbij gegaan dat twee investeerders zelf diverse keren met de zakenrelatie hebben gesproken, inzage hebben gehad in stukken, allebei kansen zagen in de investeringen en ook buiten de accountant om afspraken hebben gemaakt met de zakenrelatie;
- de Accountantskamer zegt dat de accountant een deel van de ontvangen gelden heeft gebruikt voor privébestedingen - dat is ten onrechte, omdat hij ook nog praktijkinkomsten had.
Oordeel
Het beroep is ongegrond.
Geen uitstel en gesloten deuren
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven verleent de accountant één keer uitstel, mede op basis van een huisartsverklaring. Voor de uitgestelde zitting krijgt de accountant niet opnieuw uitstel. De accountant wist in juni 2013 al dat de uitgestelde zitting in september 2013 zou worden gehouden. Hij heeft hiervoor zowel per aangetekende als gewone post een oproep gehad.
Het verzoek om de zaak achter gesloten deuren te behandelen wijst het college ook af. In principe is de zitting openbaar. Alleen als een openbare behandeling een goede rechtspleging of de belangen van de accountant ernstig zou schaden, kan de zaak geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren worden behandeld.
De accountant voert aan dat informatie over zijn investeringen in Indonesië alleen in een besloten zitting kan worden besproken. Het college ziet echter niet dat deze informatie van belang zou kunnen zijn voor de beoordeling van de klacht en ziet geen aanleiding het hoger beroep geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren te behandelen.
Ad 1
De Accountantskamer is in de bestreden tuchtuitspraak inderdaad niet ingegaan op het verzoek van appellant een deskundige aan te stellen. Het beroep is op dit punt gegrond.
Appellant heeft in hoger beroep opnieuw verzocht een deskundige aan te stellen. Het college ziet hiervan af, nadat het beroep op alle onderdelen is verworpen. Het is namelijk niet duidelijk waarom de informatie van die deskundige nog relevant zou zijn in het kader van de verweten gedragingen, terwijl de accountant de kans om op de zitting bewijsstukken aan te wijzen of in te brengen heeft laten liggen.
Om die reden verbindt het college ook geen consequenties aan ongemotiveerde afwijzing van het verzoek door de Accountantskamer.
Het college wil ook de aangeboden getuigen niet horen, aangezien zij buiten de relatie van de accountant met de investeerders staan.
Ad 2
De accountant heeft deze beroepsgrond niet nader toegelicht of geconcretiseerd. Volgens het college is de Accountantskamer ingegaan op het verweer van de accountant. Dat de kamer niet de accountant, maar de klager is gevolgd betekent niet dat de Accountantskamer het bewijs onvoldoende heeft gewaardeerd.
Ad 3
De accountant zegt ook zelf te hebben geïnvesteerd en drie maal voor in totaal vier maanden in Azië en Indonesië te zijn geweest. Hij heeft deze bewering echter niet feitelijk onderbouwd. De klacht gaat ook niet over verrijking maar houdt in dat hij de inleg van investeerders te eigen bate heeft aangewend.
De accountant bestrijdt dit en stelt dat hij ook nog praktijkinkomsten had. Uit het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD blijkt echter dat de accountant een groot deel van de ontvangen gelden - te weten 163.345,50 euro - heeft uitgegeven aan privébestedingen.
Dat ongeveer 70 mille op zijn bankrekening is achtergebleven, waarvan hij 30 mille heeft gebruikt voor betalingen van een investeerder en de resteerde 40 mille een lening was, heeft de accountant niet deugdelijk onderbouwd.
Ad 4
De accountant heeft zich in stukken over de investeringen langere tijd herhaaldelijk geafficheerd als registeraccountant en daarbij zijn titel gebruikt. Op briefpapier van zijn accountantskantoor heeft hij verklaard dat:
- het niet aannemelijk is dat de zakenrelatie niet aan de verplichtingen kan voldoen;
- en dat het wel aannemelijk is dat één van de investeerders binnen de gestelde periode zijn inleg en risicovergoedingen zal terug krijgen.
Ook tegenover een oud-cliënt heeft de accountant zich geafficheerd als registeraccountant. Verder heeft hij begin 2009 een verklaring opgesteld, waarin onder meer staat: "Op 26 mei 2008 heb ik (...) als Registeraccountant ten behoeve van (...) documenten getekend te Jakarta. Dat thans de projecten en financieringen hiervan in een stadium verkeren dat aan de getekende overeenkomsten te Jakarta kan worden voldaan. (...) Ik heb deze verklaring gebaseerd op aan mij overlegde bescheiden en bankdocumenten en per mail ontvangen toelichting en hierbij behorende bankprotocollen. De verklaring is derhalve gebaseerd op historische feiten en cijfers. Omdat de uitbetaling in de toekomst ligt is er altijd sprake van mogelijke onzekere gebeurtenissen en onzekere elementen welke een toekomstige transactie nu eenmaal altijd met zich mee kan brengen. Ik heb alleen thans geen reden aan te nemen dat niet voldaan zal worden aan het gestelde in deze verklaring."
Verder mailde hij een makelaar - zie ook 'belangrijkste feiten' hierboven - dat die moest vertrouwen op "de RA".
Aangezien de RA in de tussentijd niet heeft gemeld dat hij niet meer optrad als (openbaar) accountant, heeft de Accountantskamer terecht gezegd dat hij als zodanig heeft gehandeld.
Ad 5
Wat de accountant heeft overgelegd om het veronderstelde vermogen van de zakenrelatie te bewijzen doet niet ter zake, omdat de klacht noch het oordeel van de Accountantskamer daarover gaat.
Ad 6
Het college vindt niet dat de Accountantskamer ten onrechte overgelegde stukken heeft genegeerd en op onjuiste en niet deugdelijk gemotiveerde gronden heeft afgewezen. De accountant was te laat met de stukken en er waren geen redenen om ze alsnog toe te staan.
Ad 7
Dit doet niets af aan wat hij als openbaar accountant heeft gedaan (zie ad 4).
Ad 8
De Accountantskamer baseert zich op een proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD, terwijl de accountant zijn stellingen niet onderbouwt en zijn praktijkinkomsten niet nader specificeert.
Maatregel
De accountant voert aan dat de gewraakte feiten zich voordeden vóórdat de Wtra op 1 mei 2009 in werking trad en er toen geen doorhaling kon worden opgelegd met een niet-herinschrijvingstermijn van tien jaar.
Volgens het college is het overgangsrecht (art. 52 van de Wtra) van toepassing op zaken die bij de invoering van de Wtra nog aanhangig waren bij de Raden van Tucht. De bepalingen van de Wtra zijn direct van toepassing op tuchtklachten die op of na 1 mei 2009 zijn ingediend bij de Accountantskamer, ook als deze klachten slaan op gedragingen van vóór 1 mei 2009. In dit geval heeft de Accountantskamer de klacht ontvangen op 7 maart 2011, zodat de bepalingen van de Wtra gewoon gelden.
Overigens kon ook onder de Wet op de Registeraccountants een doorhaling worden opgelegd en ook toen bestond de mogelijkheid dat een accountant voor een langere periode niet opnieuw in het register werd ingeschreven. De accountant had dus op bedacht kunnen zijn op een doorhaling met de onmogelijkheid zich op korte termijn weer in te schrijven.
Het college is het eens met de zwaarte van de maatregel. Dat de accountant de ernst van zijn handelen nog steeds niet lijkt in te zien, maakt een doorhaling met een niet-herinschrijvingstermijn van tien jaar passend en geboden. Ook al zouden de accountant (en zijn echtgenote) al gestraft zijn door de media.
Meer informatie
Volgens FIU-Nederland hebben de investeerders uiteindelijk niets van hun uitgeleende geld teruggezien. In 2012 is 'de zakenrelatie' door de rechtbank veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf. Hij moet de schade van de benadeelden vergoeden.
Annotatie Herbert Reimers
In 12/1955 Wtra AK plaatste ik reeds mijn vraagtekens bij het gebruik van strafvorderlijke gegevens door het OM in een tuchtprocedure. In deze uitspraak lijken zulke gegevens ook te zijn gebruikt. Het CBb doet hierover geen uitspraak. Dat is jammer omdat dit een belangrijk punt is voor de rechtsontwikkeling.
Het college gaat wel in op de toepassing van het overgangsrecht. Het overgangsrecht uit de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) ziet niet op de periode waarin de gewraakte gedragingen zijn begaan. Er is uitsluitend een overgangsregeling voor zaken die reeds bij de Raden van Tucht aanhangig waren gemaakt op het moment dat de Wtra in werking trad. Klachten die zijn ingediend bij de Accountantskamer vallen onder de Wtra.