Simpele assurance-opdracht ondeugdelijk uitgevoerd
Twee accountants-administratieconsulenten zijn ernstig tekortgeschoten in hun beroepsmatig handelen. De ene heeft zijn verantwoordelijkheid miskend om conflicten zo veel mogelijk te voorkomen. De ander heeft een relatief eenvoudige assurance-opdracht ondeugdelijk uitgevoerd.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 13/2488 en 13/2489 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 28 april 2014
- Oordeel:
- deels gegrond
- Maatregel:
- berisping
- Status:
- deels vernietigd, CBb 13 november 2015, AWB 14/366
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2014:39, Samenvatting CBb-uitspraak
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een bedrijf dat een galerie en een kunstuitleen exploiteert, sluit in maart 2005 een vaststellingsovereenkomst met de moeder van één van de twee vennoten. De moeder, die kunstenares is, treedt hiermee uit de bv, die haar werk exposeert, uitleent en verkoopt. Op grond van de overeenkomst verandert de samenwerking en mag zij een accountant aanwijzen die de administratie zal inzien.
De bv zal maandelijks een afrekening opstellen en toesturen aan de accountant. Die zal de afrekening rekenkundig controleren en ter goedkeuring voorleggen aan de kunstenares. Op instigatie van de toenmalige accountant van de kunstenares is ervoor gekozen de controle eenmaal per jaar te houden. Deze accountant bericht in april 2006 aan de kunstenares dat de administratie, die hij heeft gecontroleerd, perfect op orde en zeer inzichtelijk is.
In mei 2010 stapt de kunstenares over naar een accountant-administratieconsulent van een ander kantoor. De AA is medebestuurder van een stichting, die in die maand is opgericht om de kunstbeoefening in het algemeen te bevorderen en die in het bijzonder de kunstcollectie van de kunstenares wil exploiteren, exposeren en conserveren.
In september 2010 krijgt de AA inzage in de administratie, waarna de bv hem twee Excel-bestanden toestuurt. De AA laat weten dat hij daarmee niet de volledigheid van de opbrengsten kan vaststellen. Hij streeft ernaar een overzicht te (re-)produceren waaruit vanaf het moment van de "splitsing" per schilderij blijkt welke opbrengst is gegenereerd.
De bv kan zo'n overzicht niet aanleveren, omdat de uitleenadministratie op een andere manier wordt bijgehouden en omdat er nooit om is gevraagd. Zo'n overzicht samenstellen over de voorafgaande jaren is volgens de bv weinig zinvol, omdat de som van de omzetten per kunstwerk altijd lager zal uitvallen dan het bedrag dat daadwerkelijk is betaald aan de kunstenares.
De AA stapt later over naar een ander accountantskantoor, waaraan met ingang van 1 mei 2012 ook AA 2 verbonden is. De kunstenares laat AA 2 haar jaarrekening samenstellen.
De advocaat van de kunstenares schrijft de vennoten van de bv dat zij hun verplichtingen al langere tijd niet zijn nagekomen, waaronder de verplichting om een deugdelijke administratie te overleggen. Verder zou de kunstenares omzet zijn misgelopen door de kunstuitleen en galerie. Daarom heeft zij een vordering van ten minste 546 duizend euro op het bedrijf.
In augustus 2013 schrijft AA 2 aan de advocaat dat na onderzoek van de afschriften van één bank concludeert dat de bv 7.834,05 euro te weinig heeft betaald aan de kunstenares. De kunstenares laat vervolgens conservatoir beslag leggen op bankrekeningen en roerende zaken van de bv, waarvan zij over 2005 tot en met 2012 nog 521.253 euro te goed zegt te hebben.
De bv vraagt in kort geding om de beslagen op te heffen. Deze vordering wordt ten dele toegewezen. De kortgedingrechter zegt dat:
- de bv niet verplicht is om overzichten per kunstwerk en per klant op te stellen, omdat vast staat dat die overzichten vóór 2005 ook niet hoefden te worden gemaakt;
- de kunstenares vooralsnog niet aannemelijk heeft kunnen maken dat zij in 2009 te weinig heeft ontvangen;
- dat het niet voor de hand ligt dat de kunstenares een vordering heeft die het bedrag van 521.253 euro benadert.
De bv en twee vennoten dienen een klacht in tegen AA 1 en AA 2.
Klacht
- AA 1: a. heeft zich schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling en is daarom in februari 2010 ontslagen als penningmeester van de bv; b. heeft de bv niet tijdig verteld dat hij de nieuwe accountant van de kunstenares is; c. is medeoprichter en bestuurder van de kunststichting en dat levert belangenverstrengeling op; d. heeft in juni 2010 aan het verkeerde bedrijf een factuur gestuurd voor zijn werkzaamheden, te weten aan de bv; e. heeft de bv na de controle van de administratie niet geïnformeerd over zijn bevindingen en na die controle zelfs nooit meer contact gezocht (behalve om te laten weten dat hij bereikbaar is via een ander e-mailadres), terwijl de bv hem wel steeds (maandelijks) de benodigde bescheiden had en heeft toegezonden, zoals moest op grond van de overeenkomst; f. weet in januari 2011 niet dat het tarief voor de verschuldigde btw ingaande 1 januari 2011 is verhoogd;
- Beide accountants hebben ten onrechte verklaard dat de bv haar contractuele verplichting tot het verstrekken van informatie niet nakomt en hebben daarnaast een berekening gemaakt van de misgelopen omzet, die geheel ongefundeerd is en mede ten grondslag ligt aan het gelegde beslag;
- AA 2 heeft verzuimd zich bekend te maken als de nieuwe accountant van de kunstenares en geweigerd de vennoten telefonisch te woord te staan en AA 1 heeft verzuimd klagers mee te delen dat hij niet meer de accountant van de kunstenares is;
- AA 2 heeft in opdracht van de advocaat een rapportage opgesteld, waarvan hij wist dat die in een gerechtelijke procedure zou worden gebruikt als basis voor het beslag, terwijl die rapportage hoogst onzorgvuldig tot stand is gekomen en doelbewust vals is.
Oordeel
De klachtonderdelen 1 a tot en met d zijn deels niet-ontvankelijk omdat zij voor een deel te laat zijn ingediend. De klachtonderdelen 1.e, 2 en 4 zijn (deels) gegrond. De rest van de klacht is ongegrond.
Ad 1.a
De klagers zijn gekomen met een kortgedingvonnis van de rechtbank Groningen waarin staat dat AA 1 in februari 2010 wegens belangenverstrengeling is ontslagen als penningmeester van de bv. De accountant ontkent dit. Als dit klachtonderdeel al tijdig is ingediend, moet het volgens de Accountantskamer ongegrond worden verklaard, omdat het onvoldoende wordt onderbouwd.
Ad 1.c
AA 1 heeft ontkend dat hij medeoprichter is van de kunststichting en het doet er volgens de Accountantskamer ook niet toe of het wel of niet waar is. De klagers hebben immers niet duidelijk gemaakt waarom de oprichting en het bestuurslidmaatschap tot een ongeoorloofde belangenverstrengeling leidt. Voor zo ver dit onderdeel al ontvankelijk is, is het ongegrond.
Ad 1.e
De Accountantskamer vindt dat AA 1 gezien de feiten initiatieven had moeten ontplooien om na te gaan of het inderdaad onmogelijk was om de gewenste overzichten te leveren. Bijvoorbeeld door de vorige accountant te raadplegen. Zo had hij helderheid moeten scheppen over wat de kunstenares op grond van de overeenkomst kon verlangen van de bv.
Dit was extra noodzakelijk nu alleen AA 1 en niet de kunstenares zelf de administratie mocht inzien. De Accountantskamer weegt mee dat AA 1 niet heeft toegelicht waarom hij vindt dat de bv haar administratie zo moet inrichten dat de opbrengst per schilderij duidelijk wordt. Omdat AA 1 kennelijk jarenlang niets heeft ondernomen om de benodigde duidelijkheid te verkrijgen en de e-mail van de bv hierover niet eens heeft beantwoord, heeft hij gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag.
Ad 1.f
Uit de e-mail waarop de klagers dit verwijt baseren kan niet worden afgeleid dat AA 1 in januari 2011 niet wist dat het toepasselijke btw-tarief per 1 januari 2011 was verhoogd.
Ad 2
Het eerste deel van dit klachtonderdeel houdt in de kern hetzelfde verwijt in als het verwijt uit klachtonderdeel 1.e.
Gezien de inhoud van de e-mail die AA 1 op 8 september 2010 stuurde en gezien zijn stilzitten nadat hij de mail van de bv van 25 oktober 2010 had ontvangen, is het begrijpelijk dat de advocaat mede op basis van een mededeling van AA 1 het standpunt heeft ingenomen dat de bv niet heeft voldaan aan haar contractuele informatieverplichting.
In lijn met het oordeel over klachtonderdeel 1.e. moet van die mededeling worden gezegd dat de accountant daardoor heeft gehandeld in strijd met de eisen die voortvloeien uit de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en professioneel gedrag.
Dat (één van) de accountants de berekeningen van de misgelopen omzet (heeft) hebben gemaakt, hebben de klagers echter niet aannemelijk gemaakt.
Ad 3
AA 2 heeft op de zitting gezegd dat hij alleen de jaarrekening van de kunstenares moest samenstellen en dat hij aannam dat AA 1 nog steeds de administratie van de bv mag inzien. De klagers hebben hier niets tegen ingebracht. Daarom kun je niet zeggen dat AA 2 heeft verzuimd zich bekend te maken als de nieuwe accountant en dat AA 1 heeft verzuimd dit mee te delen. Maar ook als de accountants dit hadden verzuimd, kun je afvragen of dat tuchtrechtelijk laakbaar is.
Gezien het bovenstaande kan AA 2 niet worden verweten dat hij heeft geweigerd de vennoten telefonisch te woord te staan, als hij dat inderdaad heeft geweigerd.
Ad 4
Uit een brief van AA 2 aan de advocaat van de kunstenares blijkt dat hij het onderzoek heeft gedaan in opdracht van deze advocaat. Maar ook als de kunstenares zelf de opdracht zou hebben verstrekt, had de accountant moeten begrijpen dat de kans bestond dat het resultaat van zijn werk zou worden ingebracht in een gerechtelijke procedure. Hij moest immers rapporteren aan haar advocaat. En voor zover het hem toch niet duidelijk was, had hij op z'n minst moeten nagaan of het de bedoeling was het rapport te gebruiken in een gerechtelijke procedure alvorens het uit te brengen.
Dat een rechter kennis zou kunnen nemen van zijn rapport had hij als een signaal moeten zien van een niet te verwaarlozen bedreiging voor de naleving van de fundamentele beginselen uit de VGC. Hij had vervolgens waarborgen moeten treffen om die bedreiging weg te nemen of terug te brengen tot een aanvaardbaar niveau.
AA 2 heeft dit kennelijk verzuimd. Zo ontbreekt in het rapport elke verwijzing naar de toegepaste beroepsregels en geeft de accountant (hetgeen nog belangrijker is) ook geen uitsluitsel over de mate van zekerheid die de uitkomst biedt.
Los daarvan had hij ook bedacht moeten zijn op bijschrijvingen vanaf een andere bankrekening dan de ene rekening die hij onderzocht heeft. Door daarop geen acht te slaan, heeft hij het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid onvoldoende nageleefd.
Dat het rapport valselijk is opgemaakt, hebben de klagers echter niet aannemelijk gemaakt.
Maatregel
Beide accountants zijn ernstig tekortgeschoten in hun beroepsmatig handelen. AA 1 heeft zijn verantwoordelijkheid miskend om in het algemeen belang conflicten tussen zijn cliënte en de bv zo veel mogelijk te voorkomen. AA 2 heeft een relatief eenvoudige assurance-opdracht ondeugdelijk uitgevoerd.
In het nadeel van AA 1 spreekt nog dat hij in zijn verweerschrift niet laat blijken dat hij is tekortgeschoten en dat hij zonder opgaaf van redenen niet is verschenen op de zitting.
Tegen geen van beiden is eerder een klacht gegrond verklaard. Alles afwegend acht de Accountantskamer daarom in beide tuchtzaken een berisping passend en geboden.