Klacht Belastingdienst/FIOD toch ongegrond
Een accountant-administratieconsulent hoefde de aangereikte cijfers over de waarde van een hotel niet nader te onderzoeken. De Accountantskamer heeft ten onrechte een waarschuwing opgelegd na een klacht van de Belastingdienst/FIOD.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- AWB 12/857
- Datum uitspraak:
- 04 april 2014
- Oordeel:
- beroep gegrond, klacht ongegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2014:128
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Bij de voorgenomen verkoop van een hotel wordt het hotelpand gewaardeerd op 6,75 miljoen. De waarde van de inventaris komt op een halve ton, het personeel, de lopende overeenkomsten, de naam en de goodwill samen op 2 ton. Ten behoeve van een financiering door de Rabobank stelt Accon prognoses op voor de jaren 2003/2004 en 2004/2005. Deze worden in 2003 aan de bank verstuurd. De bank ziet af van financiering en de koopovereenkomst wordt ontbonden.
Enkele maanden later volgt een nieuwe poging. De koper betaalt volgens het koopcontract 4,7 miljoen voor de onroerende zaken, 7,5 ton voor de roerende zaken en 7,5 ton voor de goodwill. Een niet-accountant van het kantoor vraagt namens de kopers een financiering aan bij de Rabobank. Daarbij voegt hij onder meer de concept-jaarrekening over 2002. Volgens die jaarrekening bedraagt de aanschafwaarde van de inventaris 31.613 euro en de boekwaarde na afschrijving 3.996 euro.
Uit een notariële leveringsakte van 25 september 2003 blijkt dat de kopers 4,5 miljoen hebben betaald voor de registergoederen, een half miljoen voor de inventaris en 1,2 miljoen voor de goodwill. De accountant van het accountantsadvieskantoor verwerkt deze bedragen in de jaarrekeningen over 2003 tot en met 2007.
In 2006 voert de Belastingdienst een controle uit. In september 2008 besluit de Belastingdienst de accountant te horen als verdachte. De Belastingdienst/FIOD dient in 2011 een klacht in tegen de accountant.
De Accountantskamer verklaart de klacht deels gegrond en legt een waarschuwing op. In de - veel lagere - waarden van de inventaris en goodwill die in de jaarrekening 2002 stonden, had de accountant aanleiding moeten zien nader onderzoek te doen en inlichtingen in te winnen bij de directie om de juistheid van de koopprijzen te verifiëren. In plaats daarvan heeft hij in de jaren daarna bij ieder boekjaar voortgebouwd op de veel te hoge waarden die in de jaarrekening van 2003 stonden, zonder vast te leggen wat voor overwegingen hij daarvoor had. Daardoor heeft de accountant de regels voor het samenstellen van de jaarrekening niet volledig nageleefd.
Beroepsgronden
De Accountantskamer heeft:
- de klacht ten onrechte ontvankelijk verklaard op het punt van de samenstellingsverklaringen bij de jaarrekeningen 2004 tot en met 2007, want de Belastingdienst was langer dan drie jaar op de hoogte van de verweten feiten;
- ten onrechte in de uitspraak vermeld dat een vestigingsleider van het kantoor van de klager de prognoses van Accon naar Rabobank heeft gestuurd;
- mede een waarschuwing opgelegd omdat de verstrekte gegevens onjuist, onvolledig of anderszins onbevredigend waren, terwijl die gegevens hoorden bij de jaarrekening over 2003 en de Accountantskamer de klacht over de afgegeven samenstellingsverklaring daarbij niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Oordeel
Het beroep is gegrond.
Terecht ontvankelijk
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven vindt dat de Accountantskamer de klacht op het punt van de samenstellingsverklaringen bij de jaarrekeningen 2004 tot en met 2007 terecht ontvankelijk heeft verklaard. Uit de stukken in het dossier blijkt niet dat de Belastingdienst langer dan drie jaar op de hoogte was van de verweten feiten en dus te laat heeft geklaagd.
Op andere punten is het college het echter niet helemaal eens met de Accountantskamer.
Weergave feiten
Zo is in de uitspraak van de Accountantskamer bij de weergave van de feiten inderdaad een foutje geslopen. Het was niet de vestigingsleider van het accountantskantoor die de prognoses van Accon naar Rabobank heeft gestuurd. Omdat de weergave van deze feiten niet van belang is geweest voor de beoordeling van de klacht, verbindt het college aan deze onjuistheid geen gevolgen.
Nader onderzoek
In de jaarrekeningen van de werkmaatschappij en de holding over de jaren 2004 tot en met 2007 is voor de goodwill respectievelijk de inventaris uitgegaan van de bedragen die tussen de verkoper en de kopende partijen (de werkmaatschappij respectievelijk de holding) als onafhankelijke derden zijn overeengekomen en die zijn opgenomen in de notariële leveringsakte. Volgens die akte bedroeg de totale koopsom van het hotel 6,2 miljoen euro, waarvan 4,5 miljoen voor de onroerende zaak, 1,2 miljoen voor de goodwill en een half miljoen voor de inventaris van het hotel.
Het college vindt net als de Accountantskamer dat de AA bij de bepaling van de waarden van de goodwill en inventaris in de jaarrekeningen in beginsel mocht afgaan op de verdeling van de koopprijs in de voorlopige koopovereenkomst en de notariële akte. De waarden die hiervoor zijn opgenomen in de conceptjaarrekening over 2002, de prognoses van Accon en de brief aan Rabobank wijken weliswaar af van de overeengekomen waarden. Maar de verschillen zijn niet zo groot dat je moet zeggen dat de verstrekte gegevens onjuist, onvolledig of anderszins onbevredigend zijn in de zin van paragraaf 14 RAC of NVCOS 4410.
De taxaties van de onroerende zaak voor 2003 liggen binnen een bandbreedte van 4,57 en 7 miljoen euro. De accountant heeft ook de latere WOZ-waarde van 3,4 miljoen genoemd en zei, zonder dat dit werd tegengesproken, dat het half miljoen overeenkomt met een waarde van de inventaris per hotelkamer die niet uitzonderlijk hoog is als je die afzet tegen de geschatte nieuwprijs. De waarde van de goodwill is de aankoopprijs van het hotel (6,2 miljoen) minus het saldo van de activa en passiva. Zo bezien is 1,2 miljoen euro voor de goodwill niet onmogelijk.
Al met al had de accountant geen aanleiding om nadere inlichtingen in te winnen en/of de informatie te verifiëren. De Accountantskamer heeft daarom ten onrechte geconcludeerd dat de accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de regels voor het samenstellen van jaarrekeningen niet helemaal na te leven.
Maatregel
Geen.
Annotatie Herbert Reimers
Bij een samenstellingsopdracht wordt de accountant ingeschakeld vanwege zijn deskundigheid op het gebied van verslaggeving, en niet vanwege zijn deskundigheid op controlegebied. In beginsel spant hij zich dan ook niet in om de juistheid of volledigheid vast te stellen van de informatie die ten grondslag ligt aan de jaarrekening. Dat is anders als hij constateert dat de door de entiteit verstrekte gegevens onjuist, onvolledig of anderszins onbevredigend zijn. Dan overweegt hij om toch controlewerkzaamheden uit te voeren of nadere informatie op te vragen. Bij de eerste de beste opvallendheid of het eerste verschil is hij nog niet verplicht nader onderzoek te doen. Alleen als hij op grond van wat hij dan weet moet aannemen dat de verstrekte gegevens daadwerkelijk onjuist, onvolledig of anderszins onbevredigend zijn, is er aanleiding voor nader onderzoek. Dit blijft wel een enigszins subjectieve inschatting, zodat het kan voorkomen dat de Accountantskamer en het college ieder tot een andere conclusie komen, zoals in deze casus.