Tuchtrecht

OM moet billen meer ontbloten

Het Openbaar Ministerie moet in de tuchtzaak tegen een accountant-administratieconsulent bekend maken om welke cliënt van de AA het gaat. Ook moet het OM stukken overleggen waaruit kan blijken wanneer het kon weten dat hij de Belastingdienst niet had geïnformeerd over de belastingfraude van de cliënt.

Accountantskamer

Zaaknummers:
13/2415 Wtra AK
Datum uitspraak:
14 maart 2014
Oordeel:
n.v.t.
Maatregel:
n.v.t.
Status:
tussenbeslissing
Vindplaats:
ECLI:NL:TACAKN:2014:24

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Een accountantskantoor verzorgt de financiële administratie, stelt de jaarrekeningen samen en doet de belastingaangiften van een cliënt tot augustus 2008. Een accountant-administratieconsulent annex FB belastingadviseur is hiervoor de eindverantwoordelijke.

De laatste jaarrekening die het kantoor opmaakt voor de cliënt is die over 2005. Het kantoor krijgt namelijk onvoldoende inzicht in de financiële administratie en stopt daarom met deze klus.

De cliënt investeert tussen 2006 en 2008 12 miljoen euro en ontvangt daarvoor 2,2 miljoen euro aan omzetbelasting terug. Begin augustus 2008 vertelt de cliënt echter aan de accountant dat er in het verleden nepfacturen van leveranciers in de administratie zaten. Over de neptransacties heeft hij btw terug ontvangen, terwijl de leveranciers niets hebben afgedragen.

De AA stelt de cliënt dezelfde dag nog schriftelijk in de gelegenheid de situatie te herstellen. Het kantoor schort de werkzaamheden op zolang de cliënt dit niet heeft gedaan. De cliënt laat vervolgens weten dat hij de relatie met het kantoor wil beëindigen. Het kantoor geeft hem zijn stukken terug. De cliënt verkoopt zijn bedrijf in oktober 2008. Hij wordt in maart 2009 failliet verklaard.

Op 22 juni 2011 brengt de Belastingdienst een bezoek aan het accountantskantoor.

Op 19 juni 2012 valt de FIOD binnen bij het accountantskantoor in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen de cliënt. De FIOD vermoedt fraude met omzetbelasting en neemt het dossier over de cliënt in beslag.

In oktober 2013 dient het Openbaar Ministerie een klacht in tegen de accountant.

Klacht

De accountant:

  1. wist dat de investeringen van 12 miljoen niet pasten bij de slechte financiële positie van zijn cliënt en had daarom al bij de aangiften omzetbelasting over oktober en november 2007 en februari 2008 kunnen weten dat de aangiften en de bijbehorende facturen niet realistisch waren, maar heeft de Belastingdienst daarover niet geïnformeerd; zelfs niet nadat de cliënt hem had verteld dat in het verleden nepfacturen in de administratie waren opgenomen;
  2. had geen genoegen mogen nemen met de aangereikte informatie nu er aanwijzingen waren dat die mogelijk materieel onjuist was, te meer nu het kantoor na boekjaar 2005 geen jaarrekeningen meer voor de cliënt heeft opgemaakt wegens gebrek aan inzicht in diens administratie;
  3. heeft niet binnen veertien dagen nadat zijn cliënt hem vertelde dat de ingediende belastingaangiften en facturen onjuist waren een melding gedaan bij FIU-NL;
  4. heeft onvoldoende stil gestaan bij de bedreiging die uitging van de structurele weigering van de cliënt om hem inzage te geven in een belangrijke bankrekening en heeft geen passende waarborgen getroffen tegen die bedreiging.

Oordeel

De Accountantskamer spreekt nog geen inhoudelijk oordeel uit over het optreden van de accountant. De kamer beperkt zich in dit oordeel tot het verzoek van de accountant om meer informatie van de klager.

Zo heeft het OM in de klacht de naam van de cliënt tot op één beginletter onleesbaar gemaakt. De accountant heeft wel een vermoeden om welke cliënt het gaat en baseert zijn verweer op dat vermoeden. Toch vindt hij de onduidelijkheid in strijd met de regels voor een eerlijk proces (die zijn vastgelegd in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden).

Verder verwijst het OM in de klacht naar processen-verbaal en onderliggende stukken uit het strafdossier, die het niet allemaal heeft overgelegd. De accountant wil die stukken graag inzien.

Volgens het OM is de verjaringstermijn van de klacht pas gaan lopen toen de FIOD op 19 juni 2012 de dossiers in beslag nam. De accountant wil aantonen dat het OM al eerder een objectiveerbaar vermoeden had dat de accountant niet volgens de regels heeft gehandeld. De accountant wil daarom onder meer de stukken zien van het zogenoemde TPO-overleg, waarin de Belastingdienst, de FIOD en het Openbaar Ministerie hebben overlegd over de aanpak van de zaak. Dit overleg zou in maart 2012 zijn gehouden.

De Accountantskamer vindt dat het OM de identiteit van de cliënt bekend moet maken, omdat het zeker moet zijn om welke (voormalige) cliënt het gaat. De privacy van de cliënt wordt in de tuchtprocedure gewaarborgd door de geheimhoudingsplicht van de betrokken partijen.

De accountant krijgt niet alle stukken uit het strafdossier, omdat hij de noodzaak om over die stukken te beschikken niet steeds heeft aangetoond. De Accountantskamer vindt wel dat het OM de stukken inzake het TPO-overleg en de stukken over het vorderen en in beslag nemen van een dossier moet overleggen. Het OM hoeft echter geen stukken te leveren over het bezoek dat de Belastingdienst op 22 juni 2011 bracht aan het accountantskantoor. De Belastingdienst is namelijk het OM niet.

Maatregel

Een inhoudelijke uitspraak volgt later.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.