Fout in klachtprocedure niet verbeterd
Een beleggingsfonds dat geen AFM-vergunning heeft, kan in zijn klachtenprocedure niet verwijzen naar de mogelijkheid een klacht in te dienen bij het KiFiD. Een accountant had dat als bestuurslid moeten aanpassen.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 13/1780 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 24 januari 2014
- Oordeel:
- deels gegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- deels vernietigd, CBb 13 januari 2016, AWB 14/143
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2014:9, Samenvatting CBb-uitspraak
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een registeraccountant in business is bestuurslid van een stichting die de belangen van de obligatiehouders van een beleggingsfonds behartigt. Het fonds heeft in 2005 213 obligaties van 15 mille uitgegeven voor de ontwikkeling van een bouw- en tuinmarkt in Duitsland. Om de financiering rond te krijgen is er een hypothecaire geldlening van 8 miljoen euro afgesloten. Als de bouw- en tuinmarkt in 2012 wordt verkocht, wordt de looptijd van de obligaties ingekort.
De obligatiehouders hebben eind 2011 al ingestemd met de vervroegde verkoop. Ook de obligatiehouder die later een klacht tegen de accountant zal indienen. Zij schreef hierover op 27 december 2012 aan het bestuur van de stichting, dat haar "gaandeweg (...) steeds duidelijker" is geworden dat:
- zij met de verkoop heeft ingestemd op grond van onjuiste/onvolledige/onvoldoende/tegenstrijdige informatie van het beleggingsfonds;
- het beleggingsfonds haar ook anderszins op het verkeerde been heeft gezet door zijn afspraken en toezeggingen in het prospectus niet na te komen.
De klaagster meent dat het lagere rendement dat de obligatiehouders kregen uitgekeerd niet is veroorzaakt door de economische/financiële crisis, zoals het fonds en het stichtingsbestuur doen voorkomen. De oorzaak schuilt volgens haar onder meer in verwijtbaar handelen van de directie, dat niet (merkbaar) is gecorrigeerd door het stichtingsbestuur. Daarom heeft zij het fonds en het stichtingsbestuur regelmatig gevraagd de obligatiehouders (uiteindelijk) ruim 3.100 euro per obligatie uit te keren.
Klaagster heeft de directie van het beleggingsfonds en het bestuur van de stichting al vanaf begin 2011 veel vragen gesteld over de gang van zaken binnen het fonds. De antwoorden riepen bij klaagster echter nieuwe vragen op. Toen die in december 2011 volgens haar nog niet voldoende waren beantwoord, heeft zij een klacht ingediend bij het fonds en het stichtingsbestuur en kort daarna een tweede klacht ingediend bij het fonds.
Het fonds heeft een interne klachtenprocedure. Daarin staat dat het mogelijk is beroep in te stellen bij het bestuur van de stichting. Als het geschil dan niet is opgelost, kunnen klagers binnen drie maanden een klacht indienen bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (KiFiD).
In de communicatie met het stichtingsbestuur heeft de klaagster veel contact gehad met de accountant. Tegen hem dient zij in augustus 2013 een klacht in.
Klacht
De accountant:
1. bekleedt bij het beleggingsfonds twee niet-verenigbare functies;
2. behartigt de belangen van obligatiehouders, onder wie klaagster, niet;
3. komt zijn toezeggingen aan en afspraken met klaagster niet na;
4. heeft mails van klaagster veelal niet dan wel ontoereikend beantwoord en zich na een mondelinge toezegging in vage teksten of in zwijgen gehuld;
5.1. heeft zich niet gehouden aan de interne klachtenprocedure;
5.2. heeft nagelaten het onderdeel over de klachtmogelijkheid bij het KiFiD te vervangen door een klachtmogelijkheid die wel uitvoerbaar is;
6. vervult zijn functie van bestuurslid nog steeds niet naar behoren, ten koste van de obligatiehouders.
Oordeel
De klacht is deels gegrond.
De klaagster heeft niet aangetoond dat:
- de objectiviteit van de accountant wordt bedreigd door een commissariaat elders en hij daarom maatregelen had moeten treffen (klachtonderdeel 1);
- de accountant zich bij de afloop van het fonds niet of onvoldoende heeft ingezet voor de belangen van obligatiehouders (klachtonderdeel 2);
- de accountant de klaagster al dan niet namens de stichting onvoorwaardelijke toezeggingen heeft gedaan die hij niet is nagekomen (klachtonderdeel 3);
Ad 4
Volgens de Accountantskamer heeft de accountant inderdaad slechts zeven van de zevenentwintig mails van de klaagster beantwoord. Maar de klaagster heeft onvoldoende duidelijk gemaakt welke mails de accountant dan had moeten beantwoorden en waarom. Voor zover de accountant zich onduidelijk en vaag heeft uitgelaten, heeft de klaagster niet duidelijk gemaakt met welke tuchtrechtelijke regels dat in strijd zou zijn.
Ad 5.1
Volgens de Accountantskamer heeft de accountant de mails in het kader van de klachtprocedure voldoende beantwoord, omdat de klaagster niet van hem kan verlangen dat hij telkens ingaat op de nieuwe e-mails, waarin de klaagster beweert dat zij niet tevreden is met diens antwoorden.
Ad 5.2
Dit klachtonderdeel is gegrond. Omdat dit fonds geen AFM-vergunning had en er dus niet geklaagd kan worden bij het KiFiD, had de accountant de bepaling over deze klachtmogelijkheid al bij zijn aantreden moeten verwijderen uit de interne klachtprocedure. Hij is daarin nalatig geweest. Dat hij juist is aangebleven om ervoor te zorgen dat de mogelijkheid om bij het KiFiD te klagen zou worden geopend, doet daar niets aan af.
Ad 6
Tegen de achtergrond van de andere klachtonderdelen heeft dit klachtonderdeel geen zelfstandige betekenis, zodat de Accountantskamer het niet behandelt.
Maatregel
De Accountantskamer vindt het vergrijp van de accountant zo gering dat het niet nodig is een maatregel op te leggen.