Controle voldoende ondanks fraude
Een registeraccountant heeft geen steken laten vallen bij de controle van een bedrijf waar geknoeid werd met de prijzen van voorraden.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 13/965 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 10 januari 2014
- Oordeel:
- deels niet-onvankelijk, deels ongegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- bevestigd, CBb 23 december 2015, AWB 14/98
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2014:6, Samenvatting CBb-uitspraak
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een registeraccountant controleert de geconsolideerde jaarrekening van een meubelstoffenhandel en de jaarrekening van zijn Nederlandse, Deense, Duitse en Servische dochtervennootschappen over de boekjaren 2005 tot en met 2008. Hij geeft daar een goedkeurende verklaring bij af. De jaarrekeningen van twee bovenliggende vennootschappen en gelieerde vennootschappen uit de groep controleert hij niet.
De directie van de meubelstoffenhandel bestaat uit een algemeen/commercieel directeur, die over de in- en verkoop gaat, en een financieel directeur.
Bij de controle van de jaarrekeningen van de meubelstoffenhandel steunt de accountant op de administratieve organisatie en de interne beheersing van de onderneming. Zijn controle-aanpak is hoofdzakelijk organisatiegericht. Voor de controle van de voorraden voert hij elk jaar hij aanvullende gegevensgerichte werkzaamheden uit.
In een controle-planningmemorandum schrijft de accountant dat de administratie bestaat uit vier personen die ieder andere taken en bevoegdheden hebben. Over de financieel directeur noteert hij dat deze:
- er geen belang bij heeft om bijvoorbeeld aan de administratie boekingen door te geven die buiten de normale processen omgaan;
- geen winstafhankelijke beloning heeft;
- niet op resultaten wordt afgerekend.
De voorraden worden digitaal geadministreerd door de barcodes van de rollen stof te scannen. De onderneming inventariseert en waardeert de voorraden elk jaar in aanwezigheid van het controleteam van de accountant. De waardering gaat tegen de historische kostprijs of de lagere marktwaarde. Van 'rolnummers' die niet of minder courant zijn, bepaalt de algemeen directeur de (lagere) marktwaarde ten behoeve van de jaarrekening.
In december 2010 stelt de algemeen directeur het accountantskantoor aansprakelijk voor schade omdat de jaarrekening van de handel niet goed zou zijn uitgevoerd en de accountant ten onrechte niet ook de bovenliggende vennootschappen heeft gecontroleerd. De algemeen directeur is geschrokken, omdat hij is gestuit op "valsheid in geschrifte, fraude en allerlei boekhoudkundige onjuistheden die zeer waarschijnlijk op korte termijn zullen leiden tot een faillissement" van de onderneming en wellicht ook van de gelieerde vennootschappen. Zo heeft de financieel directeur stelselmatig de waardering van incourante goederen in de voorraadlijsten opgehoogd. De algemeen directeur houdt het kantoor verantwoordelijk voor de tekortkomingen. Hij vindt dat er "naar objectieve maatstaven geen goede accountantscontrole" is uitgevoerd.
Nog dezelfde maand gaat de handel failliet.
In april 2011 wijst de klachtencommissie van het accountantskantoor de klacht van de algemeen directeur af.
In november 2012 bekent de financieel directeur tegenover de curator dat hij de incourante voorwaarden inderdaad steeds te hoog heeft gewaardeerd.
In mei 2013 dient de algemeen directeur een klacht in tegen de accountant.
Klacht
De accountant heeft bij de jaarrekeningen 2005-2008 van de meubelstoffenhandel:
A. geen opdrachtbevestigingen gevraagd en gekregen van de directie, zodat de opdrachtvoorwaarden, waaronder het honorarium, niet zijn overeengekomen;
B. de controle niet goed opgezet omdat hij geen risicoanalyse heeft gemaakt om richting te geven aan de opzet en uitvoering van de jaarrekeningcontrole, waardoor hij onvoldoende kritisch is geweest tegenover frauderisico's door functiecombinaties en bevoegdheden van de financieel directeur;
C. de werkzaamheden op veertien punten onvoldoende uitgevoerd;
D. op zes punten onvoldoende gerapporteerd over de werkzaamheden.
Oordeel
De klacht is te laat ingediend op de onderdelen A en D. De algemeen directeur was al ruim drie jaar vóór het indienen van de klacht op de hoogte van de verweten feiten. Datzelfde voor het merendeel van de punten van klachtonderdeel C.
Over klachtonderdeel B zegt de accountant dat hij wel degelijk aandacht heeft besteed aan de administratieve organisatie en interne beheersing van de meubelstoffenhandel. Hij heeft namelijk een beschrijving gemaakt, proceduretests gedaan en daarover gesproken met personeelsleden. Verder wist hij niets van andere functies van de financieel directeur en was er gezien de omvang van de organisatie meer dan voldoende functiescheiding. Tijdens de controle heeft hij gekeken naar het risico dat de directie uit twee personen bestond en daarover een passage opgenomen in het controle-planningmemorandum. Omdat de klager hier onvoldoende tegenover heeft gesteld, verklaart de Accountantskamer dit klachtonderdeel ongegrond.
Ook de punten I, j en k van klachtonderdeel C zijn ongegrond. Het magazijn van de onderneming fungeerde als douanedepot voor goederen die werden ingevoerd van buiten de EU. De invoerrechten over die goederen hoeven pas te worden betaald als die goederen binnen de EU worden verkocht. In dit magazijn lagen ook andere goederen opgeslagen. Het verschil bleek uit de codes op de rollen stof. Alle stoffen in het magazijn zijn betrokken bij de controle en bij de AO/IB is aandacht besteed aan het inklaren van de goederen. Tijdens de controle heeft de accountant niet gemerkt dat de invoerrechten niet volledig waren aangegeven of betaald.
De klager onderbouwt deze punten alleen maar met een eerder opgestelde, maar niet ondertekende, verklaring waarin hij zelf schrijft: "Het blijkt nu dat er vele dossiers niet zijn afgerond, zelfs dossiers uit 2005 (misschien zelfs nog eerder) Goederen zijn al wel geleverd maar nog niet ingeklaard, iets wat ten strengste verboden is." Omdat de accountant deze verklaring aanvecht, vindt de Accountantskamer dit onvoldoende bewijs.
Het resterende punt van klachtonderdeel C houdt in dat de accountant niet heeft geconstateerd dat de financieel directeur de fiscale bijtelling van het privégebruik van de auto van de algemeen directeur had ingetrokken. De accountant zegt dat de fiscale werkzaamheden in 2005 zijn overgenomen door een ander accountantskantoor. Omdat de klager niet heeft gereageerd op dit verweer is de klacht op dit onderdeel ook ongegrond.
Maatregel
Geen.