Rechte rug tegenover stadsdeelfractie
Een registeraccountant mocht zijn reserves handhaven bij de reserve en het beginvermogen dat een stadsdeelraadsfractie opgaf in het kader van de kostenvergoeding. Uit NVCOS 810 vloeit niet voort dat de accountant zich moet neerleggen bij de zienswijze van de fractie.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 13/1724 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 21 februari 2014
- Oordeel:
- ongegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2014:20
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een accountant controleert de financiële jaarverslagen van de fracties uit de stadsdeelraad. Hij keurt de verantwoording over 2010 van een bepaalde fractie goed. In die verantwoording staat een eindsaldo per 31 december 2010 van 2.974,75 euro. In januari 2012 stelt de stadsdeelraad dit eindsaldo vast.
Een nieuwe registeraccountant krijgt de opdracht de verantwoording over 2011 te controleren. Hij schrijft aan de fractievoorzitter dat de fractie niet het standaardverantwoordingsmodel heeft gevolgd en dat in de verantwoording over 2011 geen rekening is gehouden met de eindafrekening Fractieondersteuning 2010.
De eindafrekening houdt in dat een fractie de laatste 10% van de jaarlijkse fractievergoeding krijgt als de verantwoording is goedgekeurd. Het eindsaldo 2010 zou 5.156,20 euro moeten zijn, omdat je die 10% als vordering op het stadsdeel moet meetellen. De nieuwe accountant vraagt de fractie het voorgeschreven model te hanteren en daarbij uit te gaan van het juiste bedrag.
De fractievoorzitter is verbaasd dat de accountant zich baseert op de eindafrekening en veronderstelt dat de accountant is ingefluisterd door de locogriffier, met wie de fractie "wrijvingen" heeft. Want van de fractie heeft de accountant de eindafrekening niet gekregen. Volgens de fractievoorzitter is het bedrag van 5.156,20 euro de maximaal toegestane reserve.
De accountant vindt het niet duidelijk. "Volgens een memo van het stadsdeel is de beginreserve 1.718,73 euro hoger en zou 4.693,48 euro bedragen. Het verschil betreft de 10% restant fractievergoeding uit 2010." De accountant vraagt welk bedrag hij volgens de fractie als beginvermogen 2011 cq. reserve moet aanhouden.
De fractie antwoordt: 2.974,75. Dit bedrag is namelijk goedgekeurd door de vorige accountant en bevestigd door het stadsdeel. De fractie vindt de beginreserve van 4.693,48 euro "onbegrijpelijk", die geeft "een onjuist beeld van de reserve". De 1.718,73 euro was niet in het bezit van de fractie en het stadsdeel had pas op 24 januari 2012 een schuld ter grootte van dit bedrag aan de fractie.
De accountant kan niet uit de voeten met de verschillen van mening tussen het stadsdeel en de fractie. Hij vraagt of hij contact mag zoeken met het stadsdeel opdat beide partijen de verschillen van mening en inzicht beslechten. "Ik kan hierin namelijk geen partij zijn en ook geen mening geven." Stadsdeel en fractie worden het echter niet eens.
De accountant concludeert dan "op basis van alle documenten en u gehoord hebbende" dat de 1.718,73 euro per 1 januari 2011 tot het vermogen van de fractie behoort - ook al stond het die dag niet op de bankrekening. "Nogmaals, ook een vordering is een vermogensbestanddeel."
De fractie geeft niet toe en dient een klacht in tegen de accountant. De Klachtencommissie van de NBA verklaart die in mei 2013 ongegrond. De fractie stapt vervolgens naar de Accountantskamer.
Klacht
De accountant heeft:
a. zich bij het vaststellen van het beginvermogen van de fractie per 1 januari 2011 ongepast laten beïnvloeden door de de waarnemend griffier van de Stadsdeelraad;
b. ten onrechte geweigerd de fractiecriteria voor het vaststellen van de reserve te aanvaarden.
Oordeel
De klacht is ongegrond.
Ad a
De accountant bezweert dat:
- hij zijn oordeel uitsluitend heeft gebaseerd op de algemeen aanvaarde verslaggevingsgrondslagen;
- zijn professionele oordeel ook niet is aangetast door een vooroordeel;
- nergens uit blijkt dat hij zijn standpunt heeft gewijzigd.
Tegenover deze gemotiveerde betwisting heeft de klager volgens de Accountantskamer niet aannemelijk gemaakt dat de accountant zich bij zijn standpunt over het beginvermogen van 4.693,48 euro ongepast heeft laten beïnvloeden door de waarnemend griffier.
Ad b
De fractie voert aan dat het ging om "een Opdracht om te rapporteren betreffende samengevatte financiële overzichten". Daarop is NVCOS 810 van toepassing, dus het management stelt de criteria vast die het toepast bij het samenstellen van de financiële overzichten (NVCOS 810-4a). De accountant beoordeelt slechts of de toegepaste criteria aanvaardbaar zijn (NVCOS 810-6a).
Verder zegt de fractie dat zij de opdracht heeft ingetrokken en "gegund" aan een andere accountant toen de accountant de criteria van weigerde te aanvaarden. "Deze andere accountant heeft onze criteria voor het vaststellen van de reserve wel geaccepteerd en een goedkeurende verklaring afgegeven op 26 maart 2013. (...) Kennelijk heeft de aangevallen accountant ten onrechte geweigerd onze criteria voor het vaststellen van de reserve te aanvaarden. De aangevallen accountant is niet in staat gebleken hier een adequate rechtvaardiging voor te geven. Wij concluderen dat zijn afwijzing van onze criteria gebaseerd was op een vooroordeel..."
Volgens de Accountantskamer geldt voor de verantwoording van de toegekende financiële bijdrage over 2011 geen specifieke financiële-verslagleggingsregel, zodat de algemene regels van financiële verslaglegging van toepassing zijn op die verantwoording. Die houden in dit geval in dat de in 2012 uitgekeerde, resterende 10% van de voor 2010 toegekende financiële bijdrage als een op 1 januari 2011 bestaande vordering moet worden beschouwd, die behoort tot de reserve van de fractie op 1 januari 2011.
Het standpunt dat de accountant heeft ingenomen strookt met deze regel. Uit NVCOS 810 vloeit niet voort dat de accountant zich moet neerleggen bij de zienswijze van de fractie. Dat een andere accountant benadering van de fractie heeft goedgekeurd en de stadsdeelraad dit heeft gevolgd, leidt er niet toe dat de regel niet van toepassing is.
Maatregel
Geen.
Annotatie Herbert Reimers
De accountant moet de criteria die het management op basis van NV COS 810 vaststelt, beoordelen op aanvaardbaarheid. In deze zaak neemt de accountant een kritische houding aan tegenover de criteria en legt zich niet neer bij de zienswijze van de klaagster. Die zienswijze zou strijden met de algemene regels van financiële verslaglegging. Dat de accountant zijn rug recht houdt, is niet iets wat hem tuchtrechtelijk kan worden verweten.