Persoonsgericht onderzoek woningcorporatie deugde niet
Een inmiddels uitgeschreven registeraccountant heeft zich bezondigd aan kwalificaties zonder deugdelijke grondslag. Bovendien was hij niet open over een nieuwe onderzoeksopdracht.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 13/2490 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 01 december 2014
- Oordeel:
- deels gegrond
- Maatregel:
- tijdelijke doorhaling drie maanden
- Status:
- bevestigd, CBb 12 april 2016, AWB 15/14
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2014:117, Samenvatting CBb-uitspraak
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een woningcorporatie heeft in 2009 problemen met een aantal commerciële projecten, waaronder de ontwikkeling en bouw van een grootschalig project. De corporatie en de directeur worden het eens over het ontslag. Het project wordt voorlopig stopgezet. De interim-directeur geeft een registeraccountant in september 2009 drie onderzoeksopdrachten:
A. de mogelijkheid en consequenties onderzoeken van een faillissement van één of enkele juridisch zelfstandige onderdelen van de corporatie;
B. het project beoordelen vanuit een financieel en governance-perspectief, zodat de corporatie beslissingen kan nemen over het project.
C. de besluitvoorbereiding, besluitvorming, bewijsvorming, de verslaggeving en de invulling daarvan te onderzoeken bij nader te bepalen projecten van de corporatie.
Volgens de opdrachtbevestiging zullen de onderzoekers voor opdracht C "de handelwijze van betrokkenen - zowel internen als externen" toetsen aan de vigerende wet- en regelgeving, procedures, taakbeschrijvingen en dergelijke..." Daardoor moet de corporatie zich een beeld kunnen vormen van de kwaliteit van het functioneren van de functionarissen bij de onderzochte projecten.
In november 2009 besluit de corporatie het project definitief stop te zetten. De accountant krijgt drie nieuwe opdrachten:
A. de effectiviteit van het door de toezicht van de (voormalige) raad van toezicht onderzoeken;
B. de kwaliteit van het bestuur onderzoeken, zodat de corporatie desgewenst de schade kan verhalen;
C. de feiten en omstandigheden onderzoeken die van belang zijn bij de afwikkeling van het project met derden.
De corporatie beëindigt de opdracht C tussentijds. De accountant heeft dit deel van het onderzoek niet afgerond en hierover niet gerapporteerd.
Op 1 december 2009 informeert de interim-directeur zijn voorganger over wat hij "de letterlijke tekst van vier (...) verstrekte opdrachten" noemt. Drie teksten komen overeen met passages uit de opdrachtbevestigingen voor de opdrachten A, B en C, zoals die zijn verstrekt in november 2009. De vierde tekst is gelijk aan de tekst uit de opdrachtbevestiging van opdracht C van september 2009.
In maart 2010 beantwoordt de voormalig directeur 155 vragen. Afgesproken is dat de onderzoeker hem het hele conceptrapport, inclusief beoordelingen en conclusies, zal voorleggen voor commentaar. De oud-directeur reageert op de voorlopige feitelijke bevindingen. In augustus krijgt hij het conceptrapport ter reactie voorgelegd. Daarin staat over de aard en het doel van het onderzoek onder andere:
"Het onderzoek naar de bestuurder richtte zich onder meer op uw vraag of de voormalige bestuurder, (...) binnen zijn mandaat (wettelijke voorschriften, statuten, aanwijzingen, Minister, ed.) gehandeld heeft en of hij gehandeld heeft als een goed bestuurder..."
De onderzoekers verwerken de reactie van de oud-directeur op het rapport "voor zover relevant geacht".
De verantwoordelijke onderzoeker bespreekt het conceptrapport begin november 2010 met de corporatie. Op 11 november 2010 brengt de accountant het rapport uit. Naar aanleiding van de bespreking met de corporatie heeft hij daarin een paragraaf over 'Onregelmatigheden of fraude?' opgenomen die niet in het conceptrapport stond.
De onderzoekers hebben geen aanwijzingen gevonden voor onregelmatigheden of fraude, maar wijzen wel op vier omstandigheden die volgens hen niet uitsluiten dat zich onregelmatigheden hebben voorgedaan:
- er werd zowel bij de initiëring als de uitvoering van projecten een onvoldoende beheersingskader gehanteerd, waardoor het onduidelijk was aan welke normen de aansturing van de verwerving en de realisatie moet voldoen (goedkeuringsmomenten, inschakeling jurist, inschakeling controller, taxatie, Rapportering momenten, kpi's, meetpunten, (voortschrijdende) risicoanalyse, beslispunten onderweg, etc.).
- in een aantal van de onderzochte projecten werd er ontwikkeld op basis van een bouwteam in plaats van op basis van een openbare inschrijvingsprocedure;
- taxatierapporten werden niet, nauwelijks of te laat gemaakt:
- slechts twee personen waren direct betrokken bij een aantal belangrijke transacties, uit vastleggingen blijkt niets van betrokkenheid van het managementteam.
Bij de beoordeling van de kwaliteit van de oud-directeur onderscheiden de onderzoekers drie categorieën bestuurshandelingen:
- bestuurshandelingen waarop niets is aan te merken, waaronder uitstekende handelingen;
- bestuurshandelingen die kunnen worden aangemerkt als 'onder de maat';
- bestuurshandelingen die onder de maat zouden zijn en waarbij bovendien sprake is van nalatigheid of van opzet, dan wel van (een mate van) verwijtbaarheid.
De onderzoekers kwalificeren dertien bestuurshandelingen als 'onder de maat' en als 'verwijtbaar onder de maat' zonder in het overzicht duidelijk te maken welke specifieke bestuurshandeling 'onder de maat' dan wel 'verwijtbaar onder de maat' was. In de samenvattende beoordeling schrijven zij dat de kwaliteit van het bestuur "op drie essentiële onderdelen verwijtbaar onder de maat" was:
i. de hantering van het beheersingskader bij het initiëren en de uitvoering van projecten;
ii. de informatieverschaffing aan de raad van toezicht; en
iii. het min of meer onomkeerbaar beginnen met het project voordat was voldaan aan de voorwaarden die de raad van toezicht daarvoor had gesteld.
De reactie van de oud-directeur op de bevindingen en beoordelingen zijn samengevat weergegeven in hoofdstuk 9.2 van het eindrapport, terwijl diens reactie integraal is bijgevoegd als bijlage.
De voormalige directeur dient een klacht in tegen de verantwoordelijke accountant bij de Accountantskamer.
Klacht
I
De accountant:
- beschikte niet over de vereiste deskundigheid om de oorspronkelijke opdracht van 23 september 2009 uit te voeren;
- heeft geen opening van zaken gegeven over de opdrachten die hem tussen 23 september 2009 en 2 november 2010 zijn verstrekt;
- heeft onduidelijkheid laten bestaan over de nieuwe opdrachtgever, die niet bevoegd was een opdracht te verstrekken;
- heeft zich ongepast laten beïnvloeden nu hij tijdens het onderzoek wist dat de corporatie de klager en de voormalige raad van toezicht aansprakelijk zouden stellen;
- heeft de schijn van belangenverstrengeling gewekt.
II
De accountant:
- heeft het beginsel van hoor en wederhoor geschonden;
- heeft ten onrechte geen wederhoor toegepast op de eindversie van het rapport, omdat gebleken is dat in het conceptrapport dat hij voorlegde aan de oud-directeur diverse passages ontbreken die wel in het definitieve rapport zijn opgenomen;
- heeft de wederhoorreactie van de oud-directeur in een bijlage opgenomen en niet in het rapport zelf;
- heeft de als vier 'bijzondere omstandigheden' gesignaleerde tekortkomingen niet gebaseerd op onderzoek naar fraudeleuze handelingen en/of onregelmatigheden.
III
De accountant:
- komt zonder deugdelijk toetsingskader met kwalificaties over dertien bestuurshandelingen;
- heeft in de samenvattende beoordeling ten onrechte alle dertien bestuurshandelingen gekwalificeerd als 'verwijtbaar onder de maat';
- heeft inhoudelijk geen deugdelijke grondslag voor de kwalificatie 'verwijtbaar onder de maat'.
IV
Het rapport sluit niet aan bij het doel van het onderzoek, want de accountant heeft:
- ten onrechte niet duidelijk gemaakt of er schade is geleden en, zo ja, in welke omvang;
- ten onrechte niet duidelijk gemaakt in hoeverre het handelen van de oud-directeur de (vermeende) schade heeft veroorzaakt, een eenzijdig onderzoek uitgevoerd door alleen de formele kant van de besluitvorming te onderzoeken;
- de ontslagovereenkomst tussen de corporatie en de klager beoordeeld terwijl de opdracht daarvoor geen ruimte bood.
Oordeel
De klachtonderdelen I, II en II zijn (deels) gegrond.
Klachtonderdeel I
De Accountantskamer vindt dat de verantwoordelijke accountant in het rapport niet volledig open is geweest over alle opdrachten die de corporatie hem heeft verstrekt. In ieder geval heeft hij daarover onduidelijkheid laten bestaan, door in het rapport te verwijzen naar de opdracht B van september 2009, zonder expliciet te vermelden dat deze opdracht was ingetrokken. Die openheid of grotere duidelijkheid had hij wel moeten geven omdat hij bij het uitvoeren van de drie (kennelijk eerder ingetrokken) opdrachten al kennis had genomen van een groot aantal documenten, inlichtingen had ingewonnen en gesprekken had gehouden.
Ook uit het concept-rapport valt niet duidelijk op te maken op welke opdracht het was gebaseerd, omdat daarin niet alleen melding wordt gemaakt van de opdrachten A en B van november 2009, maar ook nog van de (kennelijk ingetrokken en veel engere) opdracht C van september 2009. In het concept-rapport heeft hij niet gemeld dat het onderzoek ook bedoeld was om de corporatie de schade te kunnen laten verhalen. Onder dergelijke omstandigheden moet de onderzochte persoon voor een zinvol hoor en wederhoor "uiteraard" wel weten waarop het onderzoek, waarvoor hij is geïnterviewd, is gericht.
De Accountantskamer kan zich indenken dat de onduidelijkheid werd gevoed door de brief die de interim-directeur op 1 december 2009 stuurde aan zijn voorganger. Die brief roept ook de vraag op of alle opdrachten van september 2009 wel zijn ingetrokken. Hoe het ook zij, de onvolledige, althans onduidelijke, informatie over de verstrekte opdrachten is zo onzorgvuldig dat de onderzoeker het fundamentele beginsel ‘deskundigheid en zorgvuldigheid' heeft geschonden.
Gezien de uitvoerige en gemotiveerde weerspreking heeft de klager de overige verwijten uit dit klachtonderdeel niet aannemelijk gemaakt.
Klachtonderdeel II
Dit klachtonderdeel spitst zich vooral toe op de paragraaf die ontbrak in het conceptrapport. Volgens de laatste twee volzinnen van deze paragraaf hebben de onderzoekers "geen aanwijzingen aangetroffen voor onregelmatigheden of fraude. Echter, gezien bovengenoemde vier omstandigheden kan zeker niet worden uitgesloten dat zich bij de aanschaf of ontwikkeling van onroerend goed (...) onregelmatigheden hebben voorgedaan". Ook de 'vier omstandigheden' waren niet te vinden in het conceptrapport dat de klager voor commentaar kreeg voorgelegd.
De Accountantskamer vindt dat deze vier omstandigheden geen enkele feitelijke basis vormen voor het oordeel dat "zeker niet (kan) uitgesloten worden dat zich bij de aanschaf of ontwikkeling van onroerend goed onregelmatigheden hebben voorgedaan". De onderzoekers maken niet duidelijk welke criteria zij hiervoor hanteren.
De verantwoordelijke accountant had zich daarom moeten onthouden van dit suggestieve oordeel of op zijn minst de oud-directeur hierover moeten horen. Omdat de accountant dit heeft nagelaten, mist het oordeel een deugdelijke grondslag. Ook in dit opzicht is de accountant daarom ondeskundigheid en onzorgvuldig te werk gegaan.
De andere verwijten uit dit klachtonderdeel heeft de klager niet aannemelijk gemaakt.
Klachtonderdeel III
De accountant voert aan dat hij het toetsingskader, waarmee hij het handelen van de klager heeft beoordeeld, heeft opgenomen in bijlage 1 van het rapport. Dat blijkt echter niet duidelijk uit het rapport. De bijlage bevat bovendien allerlei 'bevindingen' die je niet duidelijk kunt relateren aan de besproken bestuurshandelingen, terwijl ook niet duidelijk wordt op grond waarvan de desbetreffende bestuurshandelingen zijn bestempeld als (al dan niet verwijtbaar) onder de maat.
Dat het beheersingskader 'onvoldoende' was, wil zonder nadere toelichting nog niet zeggen dat de kwaliteit van het bestuur onder de maat was. Ook in de 'Samenvattende beoordeling met betrekking tot de kwaliteit van het bestuur' ontbreekt elke norm voor de gebruikte kwalificaties. Het was beter geweest als de accountant de vindplaatsen en maatstaven had vermeld voor zijn bevindingen en "nogal boud geformuleerde" beoordeling. Ook deze omissies zijn ernstige schendingen van het fundamentele beginsel 'deskundigheid en zorgvuldigheid'.
Klachtonderdeel IV
De accountant voert als verweer onder meer aan dat hij niet de opdracht had de schade(oorzaken) te onderzoeken. Naar de ontslagovereenkomst van de corporatie en de toenmalig directeur heeft hij alleen gekeken in verband met het onderzoek naar de effectiviteit van het toezicht. Daarbij heeft hij niets gezegd over de vrijwaringsclausule.
Gezien dit gemotiveerde verweer heeft de klager dit onderdeel van de klacht onvoldoende onderbouwd.
Maatregel
Volgens de Accountantskamer gaat het om tekortkomingen die de kern van het rapport raken en niet voldoen aan de essentiële vereisten voor een persoonsgericht onderzoek. De Accountantskamer weegt mee dat aan de onderzoeker, die zich in december 2012 als registeraccountant heeft laten uitschrijven, al vaker een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd en komt uit op een tijdelijke doorhaling van drie maanden.
Annotatie Herbert Reimers
Een reeds uitgeschreven accountant kan tuchtrechtelijk worden aangesproken voor handelingen die hij destijds als accountant heeft verricht (zie ook 13/2327 Wtra AK). Tegen de betrokken accountant zijn klachten ingediend, die in vier klachtonderdelen zijn opgenomen.
De eerste klacht gaat onder andere over de vraag of het de onderzochte persoon voldoende duidelijk was wat de (nieuwe) opdracht van de accountant was. De klager vindt de onduidelijkheid niet integer en de Accountantskamer vindt dat het fundamentele beginsel 'deskundigheid en zorgvuldigheid' hierdoor is geschonden. Ik kan mij voorstellen dat het voor de accountant van belang is dat de onderzochte persoon bekend is met het doel van het onderzoek, zodat de accountant de juiste informatie van deze persoon kan verkrijgen. De rapportage kan een deugdelijke grondslag missen als de onderzochte persoon het doel van het onderzoek niet kent. Of dat in dit geval ook zo was, blijkt niet uit de uitspraak. Er lijkt geen algemene regel te bestaan dat de onderzochte persoon bekend moet zijn met het doel van het onderzoek.
In het tweede klachtonderdeel komt naar voren dat aan het uiteindelijke rapport een oordeel is toegevoegd dat niet voor wederhoor is voorgelegd: "zeker niet (kan) uitgesloten worden dat zich bij de aanschaf of ontwikkeling van onroerend goed onregelmatigheden hebben voorgedaan". In dit oordeel zit een subjectieve inkleuring, terwijl de onderbouwing door de accountant daarvoor geen enkel aanknopingspunt biedt. Van zo'n inkleuring moet een objectieve accountant zich uiteraard onthouden. Mijns inziens zou zelfs wederhoor dat niet kunnen repareren.
Het derde klachtonderdeel gaat in op de conclusies van de accountant over de bestuurshandelingen van de klager. Het is essentieel dat de accountant in zijn rapport duidelijk maakt op basis van welke feiten en normen hij tot zijn conclusie of kwalificaties komt.