Privéhandelingen tijdelijk niet toetsbaar
Privéhandelingen van accountants tussen 1 mei 2009 en 1 januari 2013 zijn niet te toetsen door de tuchtrechter. Ook al biedt de wetsgeschiedenis een mogelijkheid niet-beroepsmatig handelen in die periode tuchtrechtelijk te toetsen.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- AWB 13/179 en 13/186
- Datum uitspraak:
- 02 oktober 2014
- Oordeel:
- beroep deels gegrond / klacht deels gegrond
- Maatregel:
- doorhaling drie weken in plaats van zes weken
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2014:379
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een registeraccountant bakkeleit na zijn scheiding over de alimentatie. Zijn vrouw en hij waren in gemeenschap van goederen getrouwd en de twee bv's van de accountant maken deel uit van de gemeenschap. De vraag is wat de aandelen in die bv's waard zijn en hoe het financiële privéhuishouden er voor de scheiding uit zag.
De accountant maakt een financiële opstelling over de inkomsten en bestedingen van het gezin en laat een bevriend accountant-administratieconsulent daarover een verklaring afgeven ten behoeve van de alimentatieprocedure.
De AA verklaart dat de gegevens vanuit de privébankrekeningen van de familie een juiste en volledige weergave bieden van de inkomsten en gezinsuitgaven van de familie. Ook geeft de AA een goedkeurende verklaring af bij de jaarrekening 2009 van één van de bv's van de RA.
De ex-vrouw van de RA plaatst vraagtekens bij de verantwoording en de verklaringen. Zij dient een klacht in bij de Accountantskamer tegen zowel haar ex als de AA.
Zo heeft haar ex:
a. zich schuldig gemaakt aan "creative accounting" door sinds 2007 in de jaarrekeningen van zijn vennootschappen niet de werkelijke aard van de handelstransacties, bezittingen en schulden weer te geven, door in materieel opzicht de feiten niet juist en volledig weer te geven en door informatie niet tijdig en niet op de juiste wijze te (laten) registeren en rubriceren;
b. bij de rechtbank onjuiste informatie aangeleverd over zijn inkomen en de welstand van het gezin ten tijde van het huwelijk met klaagster;
c. geen waarborgen getroffen om de bedreiging door diens eigen belang weg te nemen of tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen;
d. een bevriend accountant onjuiste accountantsverklaringen laten opstellen om de schijn te wekken dat bedreigingen werden weggenomen.
In augustus 2012 verklaart de Accountantskamer de klacht tegen de AA gegrond en laat diens inschrijving voor één maand doorhalen. Ook de klacht tegen de RA is deels gegrond.
De vrouw en de RA gaan in hoger beroep.
Beroepsgronden
De vrouw vindt dat de Accountantskamer de klachtonderdelen a en b ten onrechte (deels) ongegrond heeft verklaard.
De man richt zich tegen de gegrond verklaarde klachtonderdelen.
Verder meent hij dat de vrouw weliswaar tijdig beroep heeft ingesteld, maar de beroepsgronden niet binnen zes weken heeft ingediend.
Bovendien moet de klacht deels niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat die gedeeltelijk in privéhandelingen betreft, die tuchtrechtelijk niet toetsbaar zijn.
Oordeel
Het hoger beroep van zowel de vrouw als de man is deels gegrond.
Beroepsgronden alsnog aangeleverd
Het hoger beroep van de vrouw is wèl ontvankelijk.
Sinds 1 mei 2009 is de beroepstermijn in het accountantstuchtrecht teruggebracht van twee maanden naar zes weken. De uitspraken van de Accountantskamer eindigen met een clausule over het instellen van hoger beroep. Daarin staat dat binnen uiterlijk zes weken beroep kan worden aangetekend en dat het beroepschrift ondertekend moet zijn en de gronden van het beroep moet bevatten.
Ook in (artikel 32 van) de Wet turbo 2004 en in (artikel 6:5 van) de Algemene wet bestuursrecht staat dat je de beroepsgronden moet opnemen in het beroepschrift. Net als bij andere bestuursrechtelijke zaken heeft het college ook voor accountantstuchtzaken de mogelijkheid ingevoerd om de gronden alsnog aan te voeren wanneer die niet in het beroepschrift staan. Daarmee komt het college tegemoet "aan een - blijkbaar - bij de indieners en hun gemachtigden gewekte verwachting" dat de nieuwe wetgeving hiervoor ruimte biedt.
Volgens het college is de herstelmogelijkheid niet in strijd met de rechtszekerheid of met het gelijkheidsbeginsel, zoals de accountant zegt. De klaagster heeft de gronden van het hoger beroep ingediend binnen de extra termijn en heeft het verzuim dus tijdig hersteld.
Onjuiste accountantsverklaringen
De vrouw wist hier in januari 2009 al van, maar heeft hierover pas in juni 2012 een klacht ingediend. Dat is te laat. Dit klachtonderdeel is daarom niet-ontvankelijk.
Privé-handelen
Volgens de vrouw heeft de man informatie achtergehouden over een dividenduitkering van 2007 en dat geld vervolgens grotendeels uit het gemeenschappelijk vermogen laten verdwijnen. De vrouw klaagt niet over het verdwijnen van het geld, maar - zo heeft zij in het aanvullend beroepsschrift duidelijk gemaakt - alleen over het verzwijgen.
De man vindt dit een nieuwe klacht, maar het college vindt het een combinatie van klachtonderdeel b en (een onderdeel van) klachtonderdeel a. Toch is de klachtencombi niet ontvankelijk. De klacht is voor een deel te laat ingediend en gaat voor de rest over het handelen van een accountant in privé.
Het college heeft in 2012 gezegd dat privéhandelingen na 1 mei 2009 niet meer tuchtrechtelijk kunnen worden getoetst en het bereik van de tuchtrechtspraak beperkt is tot "beroepsmatig handelen".
Op 1 januari 2013 is de Wet op het accountantsberoep ingevoerd en volgens artikel 42 lid 1 beperkt de tuchtrechtspraak zich tot:
a. handelen of nalaten in strijd met deze wet en
b. ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.
Volgens de memorie van toelichting (Kamerstukken 30025, nr.3) gaat het hier om een verduidelijking die de Accountantskamer de ruimte biedt om ook niet-beroepsmatige handelingen tuchtrechtelijk te toetsen. Bovendien wordt opgemerkt dat het ook eerder niet uitdrukkelijk de bedoeling is geweest de toetsing van de tuchtrechter te beperken tot het beroepsmatig handelen in enge zin.
Het college vindt die opmerking in de memorie van toelichting geen reden om terug te komen van zijn uitspraak uit 2012, omdat:
- het college toen namelijk zwaar heeft getild aan de duidelijke tekst van de Wet RA (artikel 33 lid 1) en de Wet AA (artikel 51 lid 1), die de tuchtrechtspraak beperkt tot beroepsmatig handelen van de accountant;
- het gaat om de memorie van toelichting bij een andere wet, die op een later moment in werking is getreden;
- het ten koste zou gaan van de rechtszekerheid van de accountants als de wet ineens anders wordt uitgelegd op basis van een toelichting die nog niet geformuleerd was toen de accountant in kwestie deed waarover geklaagd wordt.
Klachtonderdeel a - voor zover dit gaat over de dividenduitkering 2007 - en klachtonderdeel b worden alsnog niet-ontvankelijk verklaard.
Is ook het opstellen van de jaarrekeningen van de bv's van de accountant en het gebruik daarvan in de echtscheidingsprocedure privé-handelen? De man vindt van wel. Hij meent daarom dat ook de klachtonderdelen over de schulden van een bv aan zijn groepsmaatschappij en het verwerken van de woning en de advocaatkosten in de jaarrekening niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Het college ziet het opstellen van een jaarrekening door een accountant echter gewoon als beroepsmatig handelen. Ook wanneer dit niet gebeurt in opdracht van een cliënt, maar van een onderneming waarbij de accountant als bestuurder betrokken is. De controle van een jaarrekening behoort namelijk tot de kern van de werkzaamheden van een accountant. Een accountant die op dit punt steken laat vallen, handelt in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.
Verlaging waarde bv
Bij de Accountantskamer heeft de vrouw gezegd dat de accountant kunstmatig de waarde heeft verlaagd van één van zijn bv's door de schulden aan de groepsmaatschappij te verhogen. Volgens de accountant heeft de groepsmaatschappij betalingen verricht voor één van zijn bv's, waardoor een schuld ontstond. Voor de uiteindelijke verdeling maakt dat echter niet uit, aangezien beide ondernemingen in de huwelijksgoederengemeenschap vallen.
In hoger beroep heeft de vrouw erop gewezen dat de schuld van 2005 tot en met 2009 elk jaar steeg met hetzelfde bedrag als waarmee de vordering groepsmaatschappij toenam. Volgens het college heeft de vrouw daarmee het betoog van de accountant onderschreven. Dat een en ander van invloed zou zijn op de solvabiliteit van de bv en op de mogelijkheid om de vrouw uit te kopen, is onvoldoende om te oordelen dat de accountant op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Woning als effect
De bv met de schulden aan de groepsmaatschappij heeft in 2009 een woning gekocht, die in de jaarrekening is verwerkt als effecten. Volgens de accountant heeft de Accountantskamer de klacht op dit punt ten onrechte gegrond verklaard en ten onrechte zijn verweer gepasseerd.
Volgens de man behoort de woning namelijk niet tot de vaste activa, omdat die niet bestemd was om daarin werkzaamheden uit te voeren voor de bv. De woning is aangeschaft als beleggingsobject en behoort daarom "onmiskenbaar" tot de vlottende activa. Daarbij heeft de accountant gekozen voor de categorie effecten.
De man heeft pas in hoger beroep aangevoerd dat het de bedoeling was de woning na de afwikkeling van de echtscheidingsprocedure zo snel mogelijk over te brengen naar zijn privévermogen. De vrouw klaagde erover dat de woning ten onrechte onder effecten was ondergebracht in de jaarrekening. Gezien de grootte van deze post had dit volgens haar apart moeten worden vermeld in een toelichting.
De Accountantskamer vindt de verantwoording als effecten ondeskundig en onzorgvuldig. Een toelichting in de jaarstukken was noodzakelijk gezien het bedrijfsvreemde karakter en het materiële belang van die post. Ook het college vindt een toelichting noodzakelijk, terwijl "over de verantwoording van de woning misschien nog discussie mogelijk is".
Advocaatkosten
De accountant vindt het een verantwoorde ondernemersbeslissing om de in totaal 357 duizend euro advocaatkosten voor de scheiding te boeken als kosten ten laste van één van zijn bv's. Zo kon hij de declaraties ten laste brengen van de winst en de btw verrekenen. Hij wijst erop dat de fiscus de jaarrekeningen "vooralsnog" heeft geaccepteerd.
Volgens het college heeft de Accountantskamer terecht gezegd dat de kosten van de echtscheidingsadvocaat moeten worden aangemerkt als louter privékosten die niet in de jaarrekening van de bv thuis horen. Dat de fiscus de jaarrekeningen vooralsnog heeft geaccepteerd, leidt niet tot een ander oordeel. De Accountantskamer vindt de verwerking van de advocatendeclaraties in de jaarrekeningen terecht ondeskundig en onzorgvuldig.
Maatregel
De Accountantskamer heeft een tijdelijke doorhaling van zes weken opgelegd. Deze maatregel was gebaseerd op de gegrondverklaring van klachtonderdeel d en enkele onderdelen van klachtonderdeel a. Nu klachtonderdeel d bij nader inzien niet-ontvankelijk is, zijn alleen nog klachtonderdeel a (de verantwoording van de gekochte woning en de advocaatkosten in de jaarrekeningen) gegrond.
De accountant heeft in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Gelet op de aard en ernst van dit handelen, vindt het college een tijdelijke doorhaling van drie weken passend en geboden.
Annotatie Herbert Reimers
Naast beroepsmatig handelen is sinds 1 januari 2013 ook ander handelen van de accountant, zoals privé-handelen, aan tuchtrechtspraak onderworpen. De betreffende gedraging moet daarbij volgens de Memorie van toelichting wel te allen tijde van invloed zijn op de uitoefening van het beroep. Daarin wordt onder meer belastingfraude genoemd als voorbeeld. Verder staat er: "Zo is een ernstige verkeersovertreding weliswaar een strafbaar feit, maar zal dit niet snel een relevant feit zijn voor een tuchtrechtelijke maatregel, omdat er geen relatie is tussen de overtreding en de uitoefening van het accountantsberoep. Betrokkenheid bij het witwassen van geld, al dan niet bij de uitoefening van het beroep, zal daarentegen eerder een relevant feit zijn voor de beoordeling van de accountantskamer, omdat dit juist de betrouwbaarheid van de accountant bij financiële beoordelingen schaadt."
Het CBb vindt in dit geval daarom terecht dat het opmaken van een jaarrekening voor de eigen bv van een accountant valt onder beroepsmatig handelen. Deze werkzaamheid raakt aan de kern van het beroep.
De Accountantskamer zag in eerste instantie ook het achterhouden van financiële informatie en het afgeven van onjuiste verklaringen over het inkomen van het gezin als beroepsmatig. In hoger beroep ziet het CBb dit echter als privé-handelen en dat viel vóór 1 januari 2013 niet onder het bereik van het tuchtrecht. Mij lijkt dit handelen ook na 1 januari 2013 niet onder het bereik van het tuchtrecht te vallen. Naar mijn idee is het bij dergelijk handelen namelijk maar de vraag of dit te allen tijde van invloed is op de uitoefening van het beroep. (Zie ook mijn annotatie bij AWB 10/869).