Onvoldoende kritisch bij subsidiefraude
Drie accountants hebben ondeskundig en onzorgvuldig gehandeld door onvoldoende onderzoek te doen bij een instelling die zich bezondigde aan subsidiefraude.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 13/2338, 13/2340 en 13/2341 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 15 september 2014
- Oordeel:
- deels gegrond
- Maatregel:
- waarschuwing resp. berisping
- Status:
- hoger beroep mbt de samenstellend AA: bevestigd, CBb 7 juni 2016, AWB 14/690 en 14/691
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2014:72, Samenvatting CBb-uitspraak
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
De FIOD doet een onderzoek bij een stichting die onder meer een abortuskliniek exploiteert. De FIOD vermoedt dat de stichting patiëntenaantallen heeft gemanipuleerd om meer subsidie te kunnen aanvragen bij het College voor Zorgverzekeringen. Verder zou er een omvangrijke stroom contanten zijn zonder dat een kasboek werd bijgehouden.
Omdat veel essentiële formulieren waren weggegooid, was controle onmogelijk. Maar op basis van een reconstructie gaat de FIOD er vanuit dat in de jaren 2007 tot en met 2009 minstens 130 duizend euro aan contante ontvangsten van 'niet-AWBZ-verrichtingen' onverantwoord is gebleven.
In oktober 2010 trekt de interim-directeur van de stichting de jaarrekening 2008 in omdat deze geen juist beeld geeft. Een accountant-administratieconsulent voerde de cijfers voor de jaarrekening in een model van een ander accountantskantoor op basis van de administratie van de stichting. Een accountant-administratieconsulent en een registeraccountant van dat andere accountantskantoor voerden de controle uit.
De controlerend accountants hebben na het intrekken van de jaarrekening 2008 afstand genomen van hun goedkeurende verklaring bij de jaarrekening over zowel 2008 als 2007. De FIOD heeft de twee als getuigen gehoord. De AA die de jaarrekening aanleverde werd verhoord als getuige en later als verdachte. Het OM heeft de strafzaak tegen laatstgenoemde AA geseponeerd, omdat zijn aandeel in de subsidiefraude gering was.
De strafrechter veroordeelt de directeur van de stichting wegens (het feitelijk leiding geven aan) het oplichten van het College voor Zorgverzekeringen met valselijk opgemaakte subsidieaanvragen voor 2007 en 2008. De directeur wordt onder meer vrijgesproken van (het medeplegen van) witwassen van ruim drieënhalve ton.
Het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie dient een klacht in bij de Accountantskamer tegen de drie accountants.
Klacht
De eerste AA:
- is onvoldoende kritisch is geweest bij het verwerken van contante ontvangsten, omdat hij wist dat er geen kasboek was en hij afstortingen van 'contanten' op de bankrekening voetstoots als juist aannam, terwijl het bedrag niet kon aansluiten bij het gemiddelde tarief per behandeling;
- heeft nagelaten een Wwft-melding te doen van het structureel niet registreren van kasontvangsten en/of het ontbreken van een deugdelijke kasadministratie;
- heeft nagelaten het conceptueel raamwerk toe te passen, omdat hij zich kennelijk niet heeft gerealiseerd dat het ontbreken van een kasadministratie een bedreiging opleverde, en heeft tegen die bedreiging geen passende waarborgen getroffen.
De controlerende accountants hebben de controles onvoldoende diepgaand en niet volgens de wet uitgevoerd, aangezien hun controlewerkzaamheden tekortschoten op het punt van de contante omzet en de juistheid van de gedeclareerde kosten.
Bovendien heeft de RA, die verantwoordelijk was voor de controle, ten onrechte een goedkeurende verklaring verstrekt bij de jaarrekeningen 2007 en 2008 en de subsidievaststelling over de jaren 2007 en 2008.
Oordeel
De klacht is deels gegrond.
Formeel verweer
De controlerend accountants vinden dat het OM niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het OM in strijd met de wet en het Europese grondrecht op een eerlijk proces gegevens uit het strafdossier heeft verstrekt aan de Accountantskamer.
De Accountantskamer oordeelt anders. In artikel 39e lid 1 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens staat dat het College van procureurs-generaal strafvorderlijke gegevens kan verstrekken aan "Nederlandse rechterlijke ambtenaren" voor zover dat "noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang".
Volgens de Accountantskamer zijn ook de accountantsleden aan te merken als "Nederlandse rechterlijke ambtenaren".
De Accountantskamer vindt niet dat het recht op een eerlijk proces is geschonden. De Wtra-procedure bij de tuchtrechter biedt (in ieder geval) voldoende waarborgen voor een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De tuchtrechter is immers bevoegd een eigen oordeel te geven op basis van wat partijen schriftelijk en mondeling over en weer naar voren hebben gebracht.
De Accountantskamer ziet niet in waarom een aangeklaagd accountant op grond van het verdedigingsbeginsel zou moeten beschikken over alle gegevens die het OM ook heeft. Uit artikel 6 EVRM vloeit dat recht niet voort.
Op basis van artikel 22 lid 3 Wtra krijgt de tuchtrechter:
- alle stukken die van belang kunnen zijn om tot een uitspraak te komen;
- de stukken waarmee de feiten die de klacht schragen aannemelijk worden gemaakt.
De aangeklaagde accountant kan vragen of de klager een bepaald stuk alsnog in het geding brengt. Als dat nodig is en het verzoek goed is gemotiveerd, kan dat verzoek worden gehonoreerd. In dit geval ontbreekt een duidelijke motivering. Bovendien kan de accountant vaak aanknopingspunten voor de onderbouwing van zijn verweer ontlenen aan het dossier van de cliënt dat hij of zijn kantoor heeft.
Omdat de twee accountants wordt verweten dat zij te weinig aan controle hebben gedaan, had het voor de hand gelegen om met het controledossier (en niet aan de hand van het strafdossier) uiteen te zetten dat de controle wel toereikend was. Ook anderszins is niet aannemelijk geworden dat de twee accountants geen behoorlijke gelegenheid hebben gehad om verweer te voeren.
Het OM is daarom ontvankelijk in zijn klacht.
Onvoldoende onderzoek bij samenstellen jaarrekening
De AA die de cijfers aanleverde zegt in zijn verweer dat:
- hij op de hoogte was van de contante baten;
- de contante baten werden gestort bij de bank en vervolgens in de financiële administratie verwerkt;
- de contante batenstroom voortvloeide uit de gebruikelijke activiteiten en een regulier karakter en een bescheiden omvang had;
- er geen aanleiding was om te twijfelen aan de volledigheid van de verantwoording;
- op hem als administratieve dienstverlener geen onderzoekplicht rustte;
- een professioneel kritische instelling niet past bij de rol van administrateur;
- hij geen samenstellingsverklaringen heeft afgegeven;
- zijn kantoor zich bezighield met het uitgaande betalingsverkeer, maar niet met de contante ontvangsten;
- hij niet wist dat de kasadministratie wellicht onvolkomenheden kende;
- hij niet fungeerde als 'management assistent', maar op verzoek van het bestuur alleen vergaderingen bijwoonde waar het ging over financiële onderwerpen;
- hem bekend was dat de gemiddelde opbrengst van niet-AWBZ-verrichtingen onder de gebruikelijke tarieven uitkwam, maar dit volgens de leiding voortvloeide uit het vaste beleid om voor deze groep patiënten lagere tarieven in rekening te brengen.
Op de zitting heeft de accountant echter gezegd dat hij de jaarrekeningen van de stichting voorbereidde door gegevens in te typen in een model van het andere accountantskantoor en dat daar dan een jaarrekening uit ontstond die hij vervolgens stuurde naar het andere accountantskantoor. Onder die omstandigheden heeft hij zich volgens de Accountantskamer beziggehouden met samenstelwerkzaamheden waarop NVCOS 4410 van toepassing was. Ook al luidde zijn opdracht misschien anders en gaf hij bij de jaarrekeningen geen samenstellingsverklaringen af.
Volgens NVCOS 4410 paragraaf 14 had hij dieper moeten ingaan op het ontbreken van een behoorlijke kasadministratie. Door dit niet of onvoldoende te doen, heeft hij in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel 'deskundigheid en zorgvuldigheid'.
Nu dit onderdeel gegrond is, heeft het derde onderdeel van de klacht tegen deze accountant geen zelfstandige betekenis.
Nalaten Wwft-melding
De Accountantskamer vindt dat het OM dit klachtonderdeel onvoldoende heeft onderbouwd, gezien het verweer van de accountant. In dat verweer voert de accountant onder meer aan dat de Richtsnoeren voor de interpretatie van de Wwft, waarnaar het OM verwijst, geen bindende voorschriften zijn. Volgens de Richtsnoeren hoeft de accountant niet te melden als een transactie volgens hem niet geschikt is om verband te houden met witwassen van geld of terrorismefinanciering. Hij moet wel melden als een transactie ongewoon complex of groot is of anderszins buitengewone patronen vertoont.
Ook moet hij melden als die transactie geen duidelijk economisch of merkbaar rechtmatig doel heeft. Tenzij er een legitieme economische of juridische reden is voor het ongewone, waardoor de op het eerste gezicht ongebruikelijke transactie toch verklaarbaar wordt.
Het enkele feit dat een kasadministratie ondeugdelijk is, levert volgens het OM al een subjectieve indicator op voor een ongebruikelijke transactie. De accountant vindt die uitleg niet juist, omdat:
- het OM er ten onrechte aan voorbij gaat dat de accountant de context moet beoordelen waarbinnen de feiten zich voordoen;
- de wetgever een ondeugdelijke kasadministratie wel zou hebben aangemerkt als een objectieve indicator als de interpretatie van het OM juist is;
- de medische verrichtingen waar het hier om gaat behoren tot de gebruikelijke activiteiten van de stichting;
- het contante betaalverkeer een gebruikelijk patroon vertoont en een bescheiden omvang heeft;
- de contante ontvangsten niet afkomstig zijn uit een misdrijf;
- de dienstverlening van de accountant gebruikelijk was en niet afweek van die in voorgaande jaren.
Kortom: alle signalen stonden op groen en van een subjectieve indicator voor een ongebruikelijke transactie was geen sprake. Bovendien wist de accountant niets van eventuele onvolkomenheden in de kasadministratie en wat hij niet weet, kan hij niet melden. Aldus het verweer van de accountant.
Uitvoering controles
De accountants hebben gezegd dat zij hun controle baseerden en mochten baseren op de checks & balances in de administratieve organisatie. Volgens de Accountantskamer is echter niet aannemelijk geworden dat de accountants de administratieve organisatie en interne beheersing (AO/IB) bij de stichting behoorlijk in kaart hebben gebracht. Evenmin is aannemelijk dat zij aanbevelingen hebben gedaan over de inrichting van de AO/IB.
De accountants zeggen dat zij konden steunen op de directie, het bestuur en het werk van de samenstellend AA. Daarmee lijken zij te suggereren dat er systeemgericht is gecontroleerd. Daarvan blijkt niets, terwijl zij ook niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij konden steunen op de AO/IB.
Bij hun controle gingen de accountants ervan uit dat bij medici of administratieve functionarissen geen incentive was voor welke fraude dan ook. Dat uitgangspunt getuigt volgens de Accountantskamer van een onvoldoende professioneel-kritische instelling. Het risico van fraude is daardoor ten onrechte niet onderkend en de risicoanalyse inadequaat.
Goedkeurende verklaringen
Voor de subsidieregeling gold een lage controletolerantie van 1%. Daarbij waren niet alleen de aantallen, maar ook de aard van de behandelingen en de hoedanigheid van de patiënt van belang. Dit staat los van de jaarrekeningcontrole, waarbij volgens de accountants een controletolerantie van 5% zou gelden.
De accountants zeggen dat zij in verband met de controle van de subsidiedeclaraties de aantallen hebben gecontroleerd, maar controle van de soorten behandelingen niet mogelijk was. Over de hoedanigheid van de patiënten hebben zij helemaal niets gezegd. De controle-opzet is daardoor tekortgeschoten. De assuranceverklaringen van de RA bij de subsidiedeclaraties waren niet afgestemd op de gebruiker: het College voor Zorgverzekeringen.
Maatregel
De drie accountants hebben gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel 'deskundigheid en zorgvuldigheid'. De samenstellend AA krijgt een waarschuwing; de controlerend accountants een berisping.