Tuchtrecht

Medeschuldige klant te laat met klacht

De directie van een autobedrijf moet al hebben geweten van het gesjoemel met een tussenrekening toen de accountant een goedkeurende verklaring afgaf bij de jaarrekeningen van 2004 en later. De directeur-grootaandeelhouder heeft zijn klacht tegen de accountant daarom te laat ingediend.

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Zaaknummers:
AWB 11/265
Datum uitspraak:
04 juli 2013
Oordeel:
niet-ontvankelijk, beroep ongegrond
Maatregel:
n.v.t.
Status:
definitief
Vindplaats:
ECLI:CBB:2013:46

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Een controlerend accountant heeft een goedkeurende verklaring afgegeven bij de jaarrekeningen over 2004 tot en met 2007 van een autodealer c.q. Fiat-importeur. De balans vertoont steeds een positieve post handelscrediteuren variërend van 60 mille tot tweeënhalve ton.

Het hoofd van de administratie bereidt het jaarrekeningenwerk voor en stelt de concepten op van de financiële stukken. Als hij wegens gezondheidsklachten halve dagen gaat werken, komt er iemand van buiten om de administratie te ondersteunen. Deze ziet vrij snel dat er iets niet deugt met de post crediteuren.

Uit nadere onderzoeken van Interseco blijkt dat van 1996 tot en met 2007 elk jaar bedragen van tussen de 4 ton en 1,1 miljoen euro zijn weg- en teruggeboekt naar en van een verborgen tussenrekening. Wanneer de bank lucht krijgt van de te lage crediteurenpositie in de jaarrekening gaat de geldkraan dicht. Daarop staakt de onderneming de activiteiten.

De directeur/eigenaar dient een klacht in tegen de accountant, die zijns inziens de jaarrekeningen over de jaren 2004 tot en met 2007 nooit had mogen goedkeuren gezien de grove onregelmatigheden in de boekhouding. De accountant heeft geen deugdelijk onderzoek en geen deugdelijke controle uitgevoerd. Het heeft hem ontbroken aan een kritische houding.

De Accountantskamer verklaart de klacht niet-ontvankelijk. Het hoofd van de administratie heeft de boekingen van en naar de tussenrekening jarenlang geheim gehouden voor de accountant. De directie van de onderneming moet hiervan geweten hebben omdat die betrokken was bij de goedkeuring van de facturen en de betalingen daarvan. Ook kreeg de directie maandelijkse financiële gegevens aangereikt.

Daarom had de directeur/eigenaar meteen na de goedkeuring van de jaarrekening 2004 moeten klagen. De dga heeft de klacht echter pas ingediend op 1 september 2010, dus te laat. Datzelfde geldt voor de goedkeuringen van de jaarrekening in 2005, 2006 en 2007.

De dga gaat in hoger beroep.

Beroepsgronden

A. De Accountantskamer heeft ten onrechte aangenomen dat de dga al in 2008 wist dat de post handelscrediteuren niet juist was weergegeven en toen al had kunnen constateren dat de goedkeurende verklaring bij de jaarrekening 2004 niet deugde;

B. De Accountantskamer is er ten onrechte van uitgegaan dat:

I  de administrateur maandelijks aan hem rapporteerde;

II de accountant de dga jaarlijks op de lage crediteurenstand heeft gewezen;

III de dga de inkoopfacturen en de betaling daarvan parafeerde;

IV het hoofd van de financiële administratie de winst heeft opgepoetst in overleg met de accountant en de dga.

Oordeel in beroep

Het beroep is ongegrond.

Volgens het college is het onaannemelijk dat de dga niets wist van het gesjoemel met de post handelscrediteuren, onder meer omdat

  • hij niet bestuurde op afstand;
  • de prestaties van de onderneming nauwgezet werden bijgehouden en de dga maandelijks een gedetailleerd overzicht gepresenteerd kreeg;
  • hij wel degelijk bij de financiële kant van het bedrijf was betrokken door zich te bemoeien met het beheer van het vermogen en de kredietfaciliteiten;
  • de dga aandacht moet hebben gehad voor de liquiditeitspositie van de onderneming omdat de resultaten jaar na jaar tegenvielen;
  • de dga niet ontkent dat hij de beslissingen nam over de in- en verkoop, wat bijdraagt aan de overtuiging van het college dat de dga voldoende inzicht in de stand van zaken had om van het gesjoemel te weten;
  • het gezien de financiële positie van het bedrijf niet waarschijnlijk is dat het de dga is ontgaan dat een bedrag van 1 miljoen op de tussenrekening stond.

Al met al vindt het college het aannemelijk dat de dga op 22 juni 2005 wist dat de goedkeurende verklaring bij de jaarrekening niet deugde.

Ook de beweringen in de beroepsgronden I tot en met IV blijven na een nauwkeurige blik op de feiten niet overeind.

Annotatie Herbert Reimers

De accountant heeft bij een jaarrekening een verklaring afgegeven waaraan een deugdelijke grondslag ontbrak. De post crediteuren was onjuist voorgesteld. De directie van de verslagleggende onderneming heeft om die reden een klacht tegen de accountant ingediend. De Accountantskamer heeft de klacht niet-ontvankelijk verklaard vanwege niet-tijdige indiening van de klacht. In hoger beroep draait het om de vraag op welk moment de klager van de handeling van de accountant op de hoogte was in verband met het aanvangen van de verjaringstermijn. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven maakt een uitgebreide analyse om duidelijk te krijgen wanneer het de klager duidelijk was of zou moeten zijn dat aan de verklaring een deugdelijke grondslag ontbrak. Omdat de klager verregaand betrokken was bij de (stand van de) crediteuren had het hem duidelijk moeten zijn dat de weergave daarvan in de jaarrekening niet met de werkelijkheid overeen kwam toen de accountant de goedkeurende verklaring bij de jaarrekening 2004 afgaf. De vraag dringt zich dan op waarom klager toen stil is gebleven en pas na ruim vijf jaar een klacht indiende.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.