'Crimineel complot' niet aangetoond
Een firmant van een failliet bloembollenbedrijf levert niet het geringste bewijs dat een AA strafbare feiten heeft gepleegd en betrokken is bij 'criminele samenwerkingsverbanden'. Daarom wijst het College van Beroep voor het bedrijfsleven zijn verzoek om een FIOD-onderzoek af te wachten of een forensisch accountant te benoemen af.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- AWB 09/1113
- Datum uitspraak:
- 18 maart 2013
- Oordeel:
- beroep verworpen, klacht ongegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2013:BZ8275
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een firma koopt in 2003 voor ruim 5 miljoen euro tulpenbollen. De transactie wordt geboekt in de administratie van het bedrijf. Medio 2004 gaat het bedrijf failliet. Eén van de firmanten van het bedrijf dient een klacht in tegen de accountant-administratieconsulent die de jaarrekening heeft samengesteld. Ten eerste had zij de transactie nooit mogen boeken, omdat deze was aangegaan onder voorbehoud van financiering en de financiering niet rond is gekomen. Bovendien wilde de Belastingdienst geen btw teruggeven over de transactie, omdat de fiscus uit documenten in de administratie opmaakte dat het om een betwiste transactie ging.
Ten tweede had de AA de waardedaling van de tulpenbollen niet in één jaar moeten laten vallen.
De Raad van Tucht Amsterdam verklaart de klacht medio 2009 volledig ongegrond, omdat de klager de verwijten niet aannemelijk heeft gemaakt. (zaaknummer A 377) De firmant gaat in hoger beroep tegen deze beslissing.
Beroepsgronden
De firmant herhaalt zijn klachten en voegt eraan toe dat de Raad van Tucht die verkeerd en onvolledig heeft weergegeven. Verder voert hij onder meer aan dat er aangiften zijn gedaan wegens faillissementsfraude, valsheid in geschrifte, bedrog en andere strafbare feiten en dat de AA hem ernstig heeft misleid en bedrogen. Hij verzoekt het College van Beroep voor het bedrijfsleven het FIOD-onderzoek naar aanleiding van de aangiften af te wachten "dan wel een forensisch accountant te benoemen die cruciale zaken onderzoekt en hiervan een rapport opmaakt".
Oordeel in beroep
Het beroep wordt verworpen.
Het college schuift twee formele verweren van de AA terzijde. Zoals de stelling dat de klager/appellant geen direct of voldoende belang heeft bij de klacht. Maar het college zegt (maar weer eens) dat ook anderen dan belanghebbenden een klacht kunnen indienen. Het doel van de tuchtrechtspraak is immers een algemeen belang "dat niet noodzakelijkerwijs samenvalt met het belang van de indiener van een klacht".
De accountant gaat ook in hoger beroep vrijuit, omdat de firmant zijn verwijten onvoldoende heeft onderbouwd, terwijl de accountant duidelijk heeft gemaakt dat haar geen blaam treft.
Zo heeft niet zij maar het bedrijf zelf de transactie ingeboekt in de financiële administratie en de bollen op de voorraadlijst gezet. Voor de afwaardering van de bollenvoorraad heeft zij zich gebaseerd op een waarderingsrapport dat de firmant haar zelf heeft gegeven. Vervolgens heeft zij met instemming van de firmant en een fiscalist besloten de actuele waarde van de tulpenbollen op te nemen in de commerciële jaarrekening en het verlies te verwerken in de winst- en verliesrekening over 2003. De firmant heeft de bijbehorende Letter of Representation ondertekend. Door het verlies ook fiscaal in één jaar af te boeken, kon de firma dat compenseren met de verwachte hoge aanslag vennootschapsbelasting over 2002. De firmant heeft ook in hoger beroep niet aannemelijk gemaakt dat dit verweer van de accountant feitelijk onjuist is.
Het verzoek om het FIOD-onderzoek af te wachten dan wel een forensisch accountant te benoemen, wijst het college af. De firmant beweert dat de accountant hem ernstig heeft misleid en bedrogen in het kader van een vermeend crimineel complot om het bedrijf "om te trekken en daarna leeg te roven". Alleen is dat volgens de firmant moeilijk "volledig hard bewijsbaar" in een tuchtprocedure.
Dat de accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld baseert de firmant volgens het college "op vergaande veronderstellingen over criminele samenwerkingsverbanden", die onder meer inhouden dat ook de accountant ernstige strafbare feiten zou hebben gepleegd. Maar enig bewijs daarvoor heeft de firmant niet ingebracht. En wat hij wel heeft aangevoerd, vindt het college gezien het verweer van de accountant onvoldoende om op de verzoeken in te gaan.
Maatregel
Geen.
Annotatie Jan Achten
De Accountantskamer vermeldt standaard bij de gronden van de beslissing dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken. De kamer zelf doet in beginsel niet aan waarheidsvinding. Het CBb omarmt dit standpunt.
Uit deze uitspraak blijkt dat er rek zit in dat standpunt. Het verzoek om een forensisch onderzoek wordt afgewezen; niet ten principale, maar omdat de klager (appellant) de vergaande veronderstellingen niet met enig bewijs heeft gestaafd. Deze relativering doet vermoeden dat de tuchtrechter bij een betere onderbouwing ontvankelijk is voor zo'n verzoek. Klager hoeft niet alles te bewijzen, maar moet méér dan alleen veronderstellen.