Foute datum en bestuurder jaarrekening
Een jaarrekening deponeren met een foute datum en een verkeerde bestuurder is ondeskundig en onzorgvuldig. Het overtreden van het concurrentiebeding is - hoe gering in dit geval ook - niet geheel eerlijk en oprecht.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- AWB 12/134
- Datum uitspraak:
- 24 september 2013
- Oordeel:
- beroep deels gegrond, klacht deels gegrond
- Maatregel:
- waarschuwing
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2013:163
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Nadat de ene AA samen met een jurist het kantoor van een andere AA heeft overgenomen, krijgen oud en nieuw fikse ruzie. De AA deinst er op een gegeven moment niet voor terug om de oude eigenaar af te luisteren en wordt daarvoor berispt. De AA slaat terug met een klacht tegen de oude eigenaar, die wordt gewaarschuwd.
De oude eigenaar gaat hiertegen in hoger beroep.
Beroepsgronden
De Accountantskamer heeft drie klachtonderdelen - 1, 3 en 8 - ten onrechte gegrond verklaard.
Oordeel
Het beroep is deels gegrond.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven vindt dat de Accountantskamer de klachten over de jaarrekening terecht gegrond heeft verklaard. De oude eigenaar heeft de jaarrekening gedeponeerd, terwijl het stuk verkeerd gedateerd was en daarin een bestuurder werd vermeld die op dat moment geen bestuurder was. De jaarrekening voldeed dus niet aan het "in het belang van het maatschappelijk en economisch verkeer te stellen vereiste dat de daarin opgenomen informatie juist is". De accountant heeft dus inderdaad in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid.
De Accountantskamer heeft ook terecht geoordeeld dat de oude eigenaar het concurrentie- en relatiebeding heeft overtreden. Hij heeft namelijk privégegevens van twee cliënten van het kantoor per e-mail doorgezonden naar een belastingadviseur. De accountant wist dat het om cliënten van het kantoor ging. De oude eigenaar deed dit weliswaar op verzoek van de schoonzoon van de twee cliënten die niet langer bij het kantoor wilden blijven. Maar volgens het college lag het niet op de weg van de oude eigenaar, maar op die van de nieuwe eigenaars om de cliënten te helpen bij de overgang naar een ander kantoor. Ook het college vindt dat de accountant niet geheel eerlijk en oprecht is opgetreden en dus niet-integer heeft gehandeld. En net als de Accountantskamer vindt ook het college de ernst van het tuchtrechtelijk verwijt gering.
Het college geeft de accountant op één punt gelijk: de Accountantskamer heeft klachtonderdeel 3 ten onrechte gegrond verklaard. De Accountantskamer vond het niet buiten proporties dat de oude eigenaar het faillissement van de beheers-bv van het kantoor had aangevraagd omdat hij nog geld tegoed had. Ook was er niets mis mee dat hij "de juiste personen op zijn kantoor" had geïnformeerd. Wel viel de Accountantskamer over de "ongepaste" manier waarop de oude eigenaar bij de Belastingdienst een steunvordering voor de faillissementsaanvraag had losgepeuterd. Dat zou hij namelijk hebben gedaan als manager van een bv waar hij geen bestuurder was. Zo heeft hij vertrouwelijke informatie, die hij beroepshalve had verkregen, gebruikt om zichzelf te bevoordelen en dat is strijdig met het fundamentele beginsel geheimhouding.
In de ogen van het college hebben de nieuwe eigenaren echter onvoldoende onderbouwd dat de oude eigenaar zich in het contact met de Belastingdienst had gepresenteerd als bestuurder van de beheers-bv en daarbij vertrouwelijke informatie heeft gebruikt. Dit klachtonderdeel wordt daarom alsnog ongegrond verklaard.
Maatregel
Het college handhaaft de waarschuwing.