Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Een fabrikant van papieren servetten koopt begin 2005 een pand van A bv.

De fabrikant staakt in november 2006 de productieactiviteiten van een dochtervennootschap. Een accountant-administratieconsulent heeft over de boekjaren 2004 tot en met 2006 de (geconsolideerde) jaarrekeningen voor de fabrikant en de dochtervennootschappen samengesteld en daarbij een samenstellingsverklaring afgegeven. De facturen voor de werkzaamheden gingen naar de beheer-bv van de fabrikant.

In april 2007 ondertekent de beheer-bv de letter of representation bij de jaarrekening 2006 en verklaart daarmee dat de verstrekte gegevens juist en volledig waren.

Eind 2007 wordt in de administratie de post 'voorraad grondstoffen' afgeboekt. De Belastingdienst accepteert de aangifte over 2006 niet, omdat er geen afdoende verklaring is voor deze afboeking. De fiscus stelt de post op een hoger bedrag.

In februari 2008 wordt de productie-bv in staat van faillissement verklaard. De curatoren verwijten de dga van de beheer-bv, die bestuurder is van de productie-bv, frauduleus handelen. De dga en de beheer-bv treffen een schikking.

In juni 2008 treffen de dga en de beheer-bv een betalingsregeling met het accountantskantoor van de AA over de openstaande facturen.

In april 2009 stelt de advocaat van de dga en de beheer-bv het accountantskantoor aansprakelijk voor de schade die voortvloeit uit de onjuiste waardering van de voorraden van de productie-bv. De advocaat vraagt het kantoor om afschriften van de vorderingen en de daarbij behorende urenspecificaties.

Eind april verstuurt het kantoor de specificaties van de openstaande facturen, maar wijst iedere aansprakelijkheid voor de vermeende schade af.

In maart 2011 dagvaardt het kantoor de dga en de beheer-bv wegens achterstallige betalingen. In augustus 2012 stelt de rechtbank vast dat de accountant niet tekort is geschoten en de dga en de beheer-bv het kantoor 28 mille moeten betalen.

In september 2012 wordt het faillissement van de productie-bv opgeheven wegens gebrek aan baten.

In maart 2013 vraagt de dga het faillissement aan van de beheer-bv.

De dga en de beheer-bv dienen een klacht in tegen de accountant.

Klacht

De accountant dan wel zijn kantoor heeft:

I. de voorraadadministratie niet deugdelijk gevoerd, had althans moeten controleren en constateren dat het in de jaarrekeningen 2005 en 2006 vermelde bedrag onjuist was, en heeft de belangen van de klagers sterk tekort gedaan en aldus een misslag in zijn beroepsuitoefening begaan;

II. de misslag in zijn beroepsuitoefening niet erkend;

III. ten onrechte gefactureerd en nooit de (schriftelijke) opdracht gekregen voor de werkzaamheden waarop de facturen zijn gebaseerd;

IV. in de civiele procedure urenspecificaties overgelegd die summier en onduidelijk waren en verschilden van de urenspecificaties die de cliënt ontving;

V. terwijl hij ook de accountant was van klaagster, A bv geadviseerd over de hoogte van de koopsom, over de hoogte van de huur en over de inhoud van de overeenkomsten toen de klaagster een onroerende zaak van deze bv kocht.

Oordeel

De klacht is grotendeels niet-ontvankelijk en voor de rest ongegrond.

De klacht is op vrijwel alle onderdelen te laat ingediend. Alleen klachtonderdeel IV is ontvankelijk, dat gaat over de urenspecificaties die de accountants hebben overgelegd in de civiele procedure. Op de zitting is gebleken dat de dga en de beheer-bv hebben gesignaleerd dat de lay-out van de urenspecificaties voor de cliënt en die van de specificaties voor de rechtbank verschilde, maar dat zij niet hebben willen beweren dat de overgelegde urenspecificaties inhoudelijk van elkaar verschilden. Daardoor is dit onderdeel ongegrond.

Maatregel

Geen.