Onderzoek verdachte rechtspersoon is persoonsgericht
Een vastgoedonderneming en haar bestuurders waren zo direct betrokken bij het vastgoedproject dat forensische accountants onderzochten dat de onderzoekers hadden moeten beseffen dat de deskresearch een persoonsgericht onderzoek was. Dat de onderneming en de bestuurders klant waren (geweest) bij de accountants- en belastingadviestak van het kantoor heeft niet geleid tot belangenverstrengeling.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 11/2572 en 11/2573 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 29 oktober 2012
- Oordeel:
- deels gegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- deels vernietigd, CBb 24 februari 2015, AWB 12/1109 en 12/1110
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0319, Samenvatting CBb-uitspraak
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een registeraccountant onderzoekt in opdracht van een vastgoedmaatschappij mogelijke onregelmatigheden bij verschillende vastgoedprojecten. Een andere registeraccountant is als partner verantwoordelijk voor de onderzoeken. Bij één van de projecten heeft de opdrachtgever een bedrag van 29.530.000 euro betaald aan A Vastgoed. De accountants nemen in het onderzoek onder meer dit bedrijf en zijn twee bestuurders op de korrel.
Het Openbaar Ministerie heeft een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar de rol die onder anderen beide bestuurders hebben gespeeld bij één van de projecten. Sommige transacties bij dit project zouden niet marktconform zijn dan wel een zakelijke grondslag ontberen. In het kader van dit onderzoek heeft de FIOD-ECD vier rapporten in beslag genomen bij het kantoor van de twee registeraccountants. Als verdachten in het strafproces krijgen de twee bestuurders daarover de beschikking.
Het eerste rapport (rapport 1) is een quickscan, die de basis vormt voor de andere opdrachten c.q. onderzoeken. Rapport 2 is een rapportage d.d. 23 februari 2011 over de marktconformiteit van de bijna 30 miljoen die is betaald aan A Vastgoed; rapport 4 gaat over hetzelfde, maar dateert van 13 april 2011. Rapport 3 is het resultaat van een bijzonder onderzoek (deskresearch) naar het project dat ook het OM heeft onderzocht.
In deze rapporten zien de twee inmiddels vertrokken bestuurders aanleiding om een klacht in te dienen tegen de accountants.
Klacht
I. uit de rapporten blijkt niet wat de aard van de opdracht(en) is;
II. er is sprake van een belangentegenstelling die de objectiviteit van het onderzoek door betrokkenen in gevaar brengt, nu de partner-accountant ook accountant en belastingadviseur is van zowel A Vastgoed als de twee bestuurders;
III. de status van de rapporten is niet duidelijk, nu uit sommige rapporten niet blijkt of het definitieve rapportages of concepten zijn;
IV. er is feitelijk sprake geweest van persoonsgerichte onderzoeken waarvan de bestuurders althans A Vastgoed het object vormden, terwijl er geen hoor- en wederhoor heeft plaatsgevonden en nergens melding wordt gemaakt van gesprekken en interviews die hierover zouden zijn gehouden met één der bestuurders en met een derde;
V. voor de bevindingen in de rapporten ontbreekt een deugdelijke grondslag, omdat de uitgevoerde werkzaamheden onvoldoende basis vormen voor de sterke suggestie dat de klagers en/of A negatief betrokken zijn bij de ontwikkeling van het onderzochte project.
Oordeel
Mankementen rapporten (klachtonderdelen I, III, IV en V)
Rapport 1, de quickscan, omvat volgens de Accountantskamer een beschrijving van de chronologie van het project alsmede een financiële analyse van de kosten van het project, een opsomming van alle interne en externe betrokkenen bij het project en de risico's die op basis van feiten of onderzoekshypothesen kunnen worden geïdentificeerd. Het doel van de quickscans is duidelijk omschreven en de accountants hebben vermeld dat zij geen antwoord geven op alle vragen die mogelijk bestaan of rijzen. Ook is vermeld dat de accountants nog geen personen hebben gesproken die mogelijk relevante informatie kunnen geven.
De quickscan mondt uit in het advies om nader onderzoek in te stellen. Daarom is er volgens de Accountantskamer sprake van een verkennend en inventariserend onderzoek. De accountants hebben in een aparte brief aangegeven dat de opdracht is uitgevoerd in overeenstemming met NVCOS 4400. Volgens de Accountantskamer hadden de rapporteurs dit in het rapport zelf moeten vermelden en daarbij ook moeten aangeven dat alleen de opdrachtgever een exemplaar zou krijgen. Omdat de accountants er niets aan kunnen doen dat het rapport in beslag is genomen, en de verzuimen niet ernstig zijn, vindt de Accountantskamer het verwijt niet tuchtrechtelijk relevant.
Wat betreft de rapporten over de marktconformiteit van de betalingen oordeelt de Accountantskamer dat rapport 4 niet is uitgebracht aan de opdrachtgever noch aan anderen, zodat de gedrags- en beroepsregels daarvoor niet relevant zijn. Dat het rapport in handen is gevallen van de FIOD-ECD kan de accountants niet worden aangerekend.
Rapport 2 is wel uitgebracht aan de opdrachtgever. De Accountantskamer is het met de klagers eens dat de onderzoekers niet duidelijk zijn over wat zij hebben beoogd met het onderzoek en waartoe dat heeft geleid. De onderzoekers hebben daarmee echter geen gedrags- of beroepsregels geschonden. Verder hebben de onderzoekers bij hun antwoord op de centrale vraag duidelijke voorbehouden gemaakt. De klacht is op dit punt dan ook ongegrond. Wel had het volgens de Accountantskamer de voorkeur verdiend als de accountants in deze twee rapporten simpelweg hadden vermeld dat de stukken voor intern gebruik waren en dat rapport 2 als vervallen moest worden beschouwd nadat rapport 4 was opgesteld.
De klachtonderdelen I, III, IV en V zijn wel gegrond voor zover het de deskresearch (rapport 2) betreft. De betrokkenheid van A Vastgoed bij het onderzochte project is zo direct dat er (mede) sprake was van een persoonsgericht onderzoek naar de rechtspersoon A Vastgoed. De accountants hebben het persoonsgerichte karakter van hun opdracht kennelijk miskend nu ze daarvan geen melding hebben gemaakt in de opdrachtbevestiging noch in de deskresearch zelf.
Het persoonsgerichte karakter brengt met zich mee dat de onderzoekers de vertegenwoordigers van A hadden moeten horen en dus om nadere informatie moeten vragen dan wel de mogelijkheid moeten bieden om te reageren op de bevindingen voordat het (concept)rapport werd uitgebracht.
Hoewel de accountants stellen dat de deskresearch een definitief rapport is, kan het volgens de Accountantskamer inhoudelijk bepaald niet worden beschouwd als een afgeronde rapportage. De klacht over de onduidelijke status van de deskresearch is dan ook gegrond.
Wat betreft de bevindingen hebben de onderzoekers echter voldoende slag om de arm gehouden. Zij hebben namelijk niet geconcludeerd dat er voor de onderzochte betalingen een toereikende grondslag ontbrak. Dat zij sommige feiten ‘opmerkelijk' hebben genoemd, maakt de klacht hierover nog niet gegrond.
Wat betreft de verspreiding van de deskresearch hebben de onderzoekers voldoende gewaarborgd dat derden geen kennis zouden krijgen van dit rapport.
De accountants hebben terecht een gesprek met één van de klagende bestuurders niet verwerkt in de deskresearch, omdat daarvoor geen verslag voorhanden was dat door alle gesprekspartners was geaccordeerd.
De klacht dat de deskresearch een deugdelijke grondslag ontbeert, vindt de Accountantskamer gezien het voorgaande ongegrond.
Belangenverstrengeling (klachtonderdeel II)
Dit deel van de klacht is ongegrond. De afdeling van het accountantskantoor waaraan de onderzoekers zijn verbonden staat los van de vennootschappen waarin de accountants- respectievelijk belastingadvieswerkzaamheden worden verricht. A Vastgoed (bestaande uit twee vennootschappen) was weliswaar cliënt bij de accountantstak. Maar die relatie is in 2007 beëindigd, terwijl de eerste opdracht dateert van 13 oktober 2008.
Voordat de forensisch accountants aan de deskresearch begonnen hebben zij een conflictcheck uitgevoerd. Daaruit bleek dat accountants en belastingadviseurs werkzaamheden voor de beide klagers hebben uitgevoerd. Tot januari/februari 2012 waren een accountant en een belastingadviseur nog betrokken bij de tweede bestuurder. Op de zitting bij de Accountantskamer hebben de forensisch accountants verklaard dat zij de bedreiging hebben onderkend dat hun oordeel beïnvloed zou kunnen worden door fouten van collega's van de andere takken van het kantoor waarop zij mogelijk zouden stuiten. Daarom hebben de onderzoekers contact opgenomen met de betrokken accountant en belastingadviseur.
Dat contact leidde tot de conclusie dat de forensisch accountants de opdracht konden aanvaarden omdat hun onderzoek niet de persoon van de bestuurder betrof. Aangezien de klagers niet concreet hebben aangegeven waarin bedreiging van de objectiviteit bij dit persoonsgerichte onderzoek naar de rechtspersoon dan bestond, is dit deel van de klacht ongegrond.
Maatregel
Volgens de Accountantskamer kan ermee worden volstaan de klacht, dat de forensisch accountants de persoonsgerichte aard van de deskresearch niet hebben onderkend, gegrond te verklaren. Omdat uit dit verzuim geen enkel nadeel is voortgevloeid en de accountants een blanco tuchtblad hebben, is een maatregel niet nodig.