Consolidatie en voorziening niet nodig
Een registeraccountant hoefde een stichting en een recyclingbedrijf die zaken met elkaar deden inderdaad niet te consolideren. Omdat er ook geen reden was om een voorziening op te nemen voor een vordering die oninbaar zou zijn, heeft de accountant de jaarrekening van het recyclingbedrijf terecht goedgekeurd.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 12/425 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 07 december 2012
- Oordeel:
- ongegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0331
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een registeraccountant geeft in september 2009 een goedkeurende verklaring af bij de jaarrekening 2008 van de Recycling bv. Deze bv exploiteert onder meer een gemeentelijke stortplaats. Toen deze stortplaats In 1990 werd geprivatiseerd, is afgesproken dat er een Stichting komt die verantwoordelijk wordt voor de nazorg en de sanering van de volgestorte velden op de stortplaats.
De Stichting heeft de Recycling in 1996 opgedragen de sanering van twee stortplaatsen uit te voeren. De Recycling heeft de saneringskosten voorgefinancierd, waardoor zij een vordering heeft op de Stichting. De vordering zal worden verrekend met de opslagen die de Recycling berekent bij de storttarieven. Eind 2008 bedraagt de vordering van de Recycling op de Stichting 5.691.000,12 euro. Het eigen vermogen van de Stichting is ultimo 2008 4.219.597 euro negatief.
In december 2010 spreekt één van de bestuurders van de Stichting met een andere bv af dat hij zijn aandelen in de Recycling zal verkopen aan een andere bv. Met het oog op deze verkoop wordt een due diligence-onderzoek uitgevoerd. Naar aanleiding van dit onderzoek vraagt de bv aan de directie van Recycling om de jaarrekening van de Stichting te consolideren in de jaarrekening van de Recycling. De opvolgend accountant van Recycling adviseert de directie om over te gaan tot consolidatie. Dit gebeurt vervolgens in de jaarrekening over 2009.
Klacht
De accountant heeft ten onrechte een goedkeurende verklaring afgegeven bij de jaarrekening over het boekjaar 2008 omdat deze jaarrekening geen getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de Recycling en het resultaat over dat jaar, want
- de financiële gegevens van de Stichting waren ten onrechte niet opgenomen in die jaarrekening;
- de in de balans van de Recycling opgenomen vordering van de Recycling op de Stichting is te hoog gewaardeerd, omdat voor de volwaardigheid daarvan een voorziening had moeten worden opgenomen.
Oordeel
De klacht is ongegrond.
De Accountantskamer stelt vast dat de accountant al bij de jaarrekening over 2006 heeft toegelicht waarom de Recycling in het verleden niet voor consolidatie met de Stichting heeft gekozen. Hij heeft erbij vermeld dat hij zich kon vinden in de gekozen uitgangspunten en de gemaakte keuze. Hij is zich dus bewust geweest van zijn taak als controlerend accountant en heeft blijk gegeven van de vereiste professioneel-kritische instelling.
Die instelling blijkt ook uit de brief die hij aan de directie van de Recycling heeft gestuurd. Daarin zette hij uiteen waarom het volgens hem en de directie niet nodig is om een voorziening te treffen voor de kosten van de bovenafdekking en de nazorg. Daarbij komt dat de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving volgens de Accountantskamer in dit geval niet nopen tot consolidatie, terwijl er ook geen jurisprudentie is waaruit die verplichting voortvloeit.
De aangevoerde feiten en omstandigheden wijzen volgens de Accountantskamer namelijk niet ondubbelzinnig op een overheersende invloed van de Recycling op de Stichting. Daarbij komt dat de klagende bestuurder heeft gezegd dat de Stichting destijds in het leven is geroepen als toezichthouder op de activiteiten van de Recycling om de publiekrechtelijke belangen te beschermen. Evenmin is gebleken dat niet de Stichting maar de Recycling feitelijk de tarieven vaststelt die in rekening worden gebracht aan de gebruikers van de stortplaats.
De klacht over de te hoog gewaardeerde vordering op de Stichting is eveneens ongegrond. Die vordering is in de loop van de jaren namelijk aanzienlijk afgenomen van 11,4 miljoen in 2004 naar 3,6 miljoen in 2010. Ondanks het negatieve eigen vermogen van de Stichting was er onvoldoende reden om aan te nemen dat de vordering niet zou kunnen worden voldaan. Daarbij neemt de Accountantskamer in aanmerking dat de Stichting de tarieven vaststelt en het zelf in de hand heeft om uit de daarin begrepen opslag de toekomstige saneringskosten te dekken. Daarom was er geen reden om een voorziening te treffen vanwege de te verwachten oninbaarheid.
Maatregel
Geen.
Annotatie Jan Achten
Klager beroept zich voor de horizontale consolidatieplicht louter op de RJ en niet op artikel 2:24b BW dat 'groep' en 'groepsmaatschappij' definieert. En daar moet sprake van zijn wil de consolidatieplicht van artikel 2:406(1) BW aan de orde komen, en die geldt ook voor nevengeschikte maatschappijen. Van dat laatste is betrokkene zich weinig bewust, gelet op zijn verweer dat de BV slechts één van de drie bestuurders van de stichting benoemt, een argument dat voor consolidatieplicht alleen op ondergeschiktheid slaat
De AK rept bij de toetsing aan de RJ niet over de norm die het Amsterdamse gerechtshof in de Ahold-zaken stelde: bevoegdheid tot interpretatie binnen het kader van de wet. De AK toetst niet expliciet of de RJ binnen het kader van de wet is gebleven. Klager heeft de weg van de tuchtprocedure gekozen, en niet de jaarrekeningprocedure. Wellicht was daarvoor de termijn al verstreken.