Forensisch onderzoek Deloitte deugt toch
Anders dan de Accountantskamer vindt het College van Beroep voor het bedrijfsleven dat drie forensisch accountants van Deloitte wel degelijk deskundig en zorgvuldig te werk zijn gegaan. En dat de directeur die zij onderzochten de kans op inzage en commentaar heeft laten liggen.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- AWB 10/1381, 10/1382 en 10/1383
- Datum uitspraak:
- 07 augustus 2012
- Oordeel:
- gegrond, klacht ongegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2012:BX5215, ECLI:NL:CBB:2012:BX5222, ECLI:NL:CBB:2012:BX5224
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een werknemer van een productschap wordt in 2003 als titulair directeur ("niet zijnde bestuurder") gedetacheerd bij een marketing- en communicatiebureau. Naar aanleiding van een melding van een "klokkenluider" wordt hij in 2006 geschorst. Drie forensisch accountants van Deloitte voeren een onderzoek uit. Zij stellen onder meer vast dat de directeur 16 mille heeft uitbetaald om een salarisverhoging te compenseren die het bestuur van het bureau had geweigerd aan een controller. Ook zou de directeur een zwager hebben voorgetrokken bij een sollicitatie naar een vacature bij het bureau.
De directeur wordt ontslagen door het productschap. De kantonrechter vindt het ontslag echter "kennelijk onredelijk"; het productschap moet hem een schadevergoeding betalen. Daarna richt de directeur zijn pijlen op de forensisch accountants. Ze zouden onvoldoende hoor en wederhoor hebben toegepast. En hun rapport zou vol onzorgvuldigheden en onjuistheden staan, terwijl veel relevante feiten, omstandigheden en verklaringen zouden zijn weggelaten.
De Accountantskamer vindt de klachten deels gegrond en legt de drie registeraccountants een waarschuwing op. (LJN YH0110, LJN YH0111 en LJN YH0112). De accountants gaan daartegen in beroep.
Beroepsgronden
De Accountantskamer heeft ten onrechte:
- aangenomen dat de klager geen gelegenheid heeft gehad tot inzage en commentaar;
- gezegd dat de accountants geen deugdelijke grondslag hadden voor hun analyse dat de directeur een compensatie had uitbetaald in afwijking met de regeling vergoeding overwerk en dat deze betaling niet werd verantwoord in de salarisadministratie;
- gezegd dat de accountants nader onderzoek hadden moeten instellen naar de rol die de directeur heeft gespeeld bij de sollicitatieprocedure.
Oordeel in beroep
Het beroep is gegrond.
Volgens het College van Beroep voor het bedrijfsleven had de directeur weliswaar geen toegang meer tot het digitale netwerk waarop al zijn e-mailbestanden waren opgeslagen. Maar de accountants hebben deze bestanden gekopieerd op een cd-rom die zij ook ter inzage hebben aangeboden. De directeur heeft deze mogelijkheid echter onbenut gelaten.
Het college stelt vast dat de communicatie over de inzage niet altijd even duidelijk was. Zo hebben de accountants slechts in het algemeen gewezen op de mogelijkheid van inzage. Daar staat tegenover dat de directeur ook niet duidelijk was en niet met zoveel woorden om inzage in de e-mailbestanden heeft gevraagd.
De accountants hebben de directeur wel duidelijk gemaakt dat hij de documenten alleen kon inzien, zodat daarvan dus geen afschriften zouden worden verstrekt. Het college kan zich voorstellen dat de directeur daardoor twijfelde aan het nut van inzage. Maar die twijfel is onvoldoende reden om bij voorbaat af te zien van de gelegenheid die hem herhaaldelijk is geboden om de documenten en gegevens in te zien waarop het voor hem belastende onderzoek was gebaseerd.
Het college vindt het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de accountants niet duidelijk genoeg waren over de mogelijkheid om de e-mailbestanden in te zien. Anders dan de Accountantskamer vindt het college dan ook dat de accountants het beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid niet hebben geschonden.
De accountants vechten ook met succes aan dat zij geen deugdelijke grondslag hadden voor hun oordeel over de uitbetaalde compensatie en dat zij op dit punt nader onderzoek hadden moeten instellen. Nader onderzoek was niet nodig, omdat de directeur zelf heeft erkend dat het bestuur het verzoek om compensatie had afgewezen en niet betwist dat hij 16 mille aan compensatie heeft uitbetaald, terwijl dat niet in de salarisadministratie is verantwoord.
Wat betreft de rol van de directeur bij de sollicitatieprocedure komt het college ook tot een andere conclusie dan de Accountantskamer. De kamer meende dat de directeur niet meer heeft gedaan dan een tip geven aan zijn zwager en sollicitatiebrieven selecteren. Maar voor het college staat vast dat de directeur "in betekenende mate" betrokken is geweest bij de sollicitatieprocedure waarin de zwager werd aangenomen. Dus ook op dit punt zaten de accountants goed.
Maatregel
Geen.