Olifant in porseleinkast definitief uitgeschakeld
De inschrijving van de accountant die zich herhaaldelijk heeft bezondigd aan grof taalgebruik en als een "olifant door de porseleinkast" ging, is terecht voor één jaar doorgehaald. De doorhaling voor tien jaar is teruggebracht naar vijf jaar. En om het beroepsverbod meteen te doen ingaan, heeft de Accountantskamer de inschrijving terecht onmiddellijk doorgehaald.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- AWB 10/1354, 11/306 en 11/494
- Datum uitspraak:
- 21 juni 2012
- Oordeel:
- ongegrond, gegrond resp. ongegrond
- Maatregel:
- doorhaling voor 1 jaar, doorhaling voor 5 jaar resp. onmiddellijke doorhaling
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2012:BW9940, ECLI:NL:CBB:2012:BW9941, ECLI:NL:CBB:2012:BW9934
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een registeraccountant behartigt de belangen van enkele beleggers in een vastgoedfonds. Als één van de beleggers bedenkingen uit bij het declaratiegedrag van de accountant in een zakelijke e-mail aan de voorzitter van de beleggerswerkgroep slaat de accountant terug. Hij noemt het schrijven van de belegger "onbeschoft en huichelachtig" en beschuldigt de belegger er onder meer van dat hij "op een onbeschaamde manier" zijn vrouw heeft zitten "te versieren" tijdens een bezoek. De accountant hekelt verder de onnozelheid van de belegger en suggereert dat deze aan het dementeren is.
De belegger dient daarover een klacht in die de Accountantskamer gegrond verklaart. De Accountantskamer rekent het de accountant zwaar aan dat hij zijn grievende en diffamerende uitlatingen na het indienen van de klacht heeft herhaald tegenover derden. Daarbij komt dat de accountant in het verleden driemaal is berispt en tweemaal is geschorst voor vergelijkbare gedragingen. De Accountantskamer haalt de inschrijving van de accountant voor één jaar door.
De accountant gaat in beroep tegen deze beslissing.
Ook Regge Zekerheidsholding BV dient een klacht in tegen de accountant. De Accountantskamer kan over deze klacht "niet anders oordelen dan dat de betrokkene met zijn gedragingen als de spreekwoordelijke olifant door de porseleinkast is gegaan" en haalt de inschrijving van de accountant door voor tien jaar.
De accountant krijgt nog drie klachten van andere beleggers. De Accountantskamer concludeert "gezien de vele tuchtrechtelijke veroordelingen in vergelijkbare zaken" dat de accountant er niet het belang van inziet om zijn beroep uit te oefenen in overeenstemming met de voor hem geldende beroeps- en gedragsregels. Opnieuw wordt de inschrijving voor tien jaar doorgehaald.
In een tussenbeslissing heeft de Accountantskamer het NIVRA uitgenodigd een standpunt in te nemen en de Accountantskamer te verzoeken de inschrijving van de accountant met onmiddellijke ingang "voorlopig" door te halen.
De accountant in kwestie gaat ook in beroep tegen de doorhaling voor tien jaar en tegen de voorlopige doorhaling.
Beroepsgronden
De accountant voert onder meer aan dat de Accountantskamer
- zich vooringenomen heeft opgesteld door tuchtrechtelijke zaken aan te halen van elf tot negentien jaar geleden;
- de feiten tendentieus heeft weergegeven en geïnterpreteerd;
- ten onrechte een maatregel heeft opgelegd omdat hij "niets anders heeft gedaan dan het vervullen van zijn maatschappelijke, collegiale en wettelijke plicht door voor de investeerders op te komen";
- een te zware maatregel heeft opgelegd;
- de onmiddellijke doorhaling alleen heeft gebaseerd op de manier waarop de accountant zich uitdrukt en communiceert en op uitspraken die nog niet definitief waren, maar niet op een oordeel over de vaktechniek of professionaliteit van de accountant.
Oordeel in beroep
AWB 10/1354
Het beroep tegen de doorhaling voor één jaar is ongegrond.
Volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven is het toegestaan om oude zaken aan te halen. Omdat de accountant destijds zelf ondertekende met "RA (sinds 1982, bijna 30 jaar)" vindt het college het niet onjuist dat de Accountantskamer deze oude koeien uit de sloot heeft gehaald. Temeer omdat die zaken ook gingen over de handelwijze en manier van communiceren.
De accountant vindt het onterecht dat de Accountantskamer zegt dat hij niet inziet dat zijn taalgebruik ongepast is en een accountant onwaardig. De accountant stond in deze kwestie onder grote druk en heeft zijn excuses aangeboden aan de klager. Het college is het echter met de Accountantskamer eens dat de grievende bewoordingen geen verklaring, laat staan een rechtvaardiging, vormen voor de gebezigde taal.
De volgende zin getuigt volgens het college niet van inzicht in de mate waarin de accountant zich ongepast heeft uitgelaten: "In mijn emotie heb ik me wellicht niet fraai uitgedrukt, waarvoor excuses, maar C moet beseffen dat hij het er wel naar heeft gemaakt..." Omdat de accountant zich al een paar keer in grievende bewoordingen heeft uitgelaten, vindt het college dat de scheldpartij niet moet worden beschouwd als "een door emotie ingegeven incident". Al met al is de doorhaling voor één jaar dan ook gepast.
AWB 11/306
Het beroep tegen de doorhaling voor tien jaar is gegrond. Ook in deze zaak vindt het college niet dat de Accountantskamer zich vooringenomen heeft opgesteld door de oude zaken mee te wegen in de beoordeling. En wederom is het college het met de Accountantskamer eens dat de accountant zich heeft bezondigd aan grof taalgebruik dat zonder meer schadelijk is voor het accountantsberoep.
De accountant heeft bovendien ernstige beschuldigingen geuit zonder deze te onderbouwen. Door het niet te laten bij een melding over de beweerde malversaties aan de autoriteiten en zelf actie te ondernemen in de richting van beleggers heeft de accountant geen waarborgen getroffen tegen de bedreigingen van de beroepsbeginselen.
Maar het college vindt de maatregel te zwaar. De Accountantskamer had de oude feiten niet ook in deze zaak als verzwaarde omstandigheid moeten meewegen in de maatregel. Het college brengt de doorhaling daarom terug tot vijf jaar.
AWB 11/494
In deze zaak verwijt de accountant de Accountantskamer vooringenomenheid, omdat die zou hebben samengespannen met het NIVRA. De voorzitter van de Accountantskamer heeft de beroepsorganisatie immers uitgenodigd het verzoek om onmiddellijke doorhaling in te dienen, zodat de accountant het effect van de doorhaling niet kon opschorten door in beroep te gaan.
De voorzitter van de Accountantskamer heeft zijn tussenbeslissing gebaseerd op de veronderstelling dat het NIVRA niet op de hoogte zou zijn van de andere klachten tegen deze accountant. Die veronderstelling is feitelijk onjuist, omdat het NIVRA een register bijhoudt van klachten die worden ingediend en tuchtrechtuitspraken die worden gedaan. De procedure die de voorzitter heeft gevolgd, verhoudt zich daarom niet op de juiste manier tot de eigen verantwoordelijkheid van het NIVRA. Maar daarmee is de beslissing van de Accountantskamer niet onrechtmatig.
Het NIVRA heeft het verzoek om de onmiddellijke doorhaling niet gebaseerd op de uitspraken die nog niet definitief waren, maar op het openbaar belang dat derden duidelijk kunnen zien dat de accountant zich, gezien zijn gedragingen, niet meer als registeraccountant mag presenteren. Er is dus geen sprake van een "vendetta" of vooringenomenheid van de Accountantskamer.
Het college vindt dat de Accountantskamer zijn beslissing juist heeft gefundeerd. Aan de accountant waren op dat moment in twee zaken een doorhaling opgelegd, terwijl nog twee klachten waren ingediend over soortgelijke gedragingen tegenover andere klagers. Daarom heeft de Accountantskamer op goede gronden kunnen oordelen dat er geen vertrouwen bestond dat de accountant zijn gedrag als registeraccountant zou aanpassen.
Tot slot zegt het college dat de uitlatingen die "door of namens" de accountant zijn gedaan op zichzelf al in strijd zijn met de goede uitoefening van het accountantsberoep en dus tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dus los van de vaktechnische of professionele kwaliteiten van de accountant.
Maatregel
De doorhaling voor één jaar blijft overeind, de doorhaling voor tien jaar wordt teruggebracht tot vijf jaar en ook de onmiddellijke doorhaling is terecht opgelegd.
NB. Van AWB 10/1354 is eerder een afzonderlijke samenvatting verschenen, zie 'Doorhaling scheldende accountant definitief'.