AA schendt zorgplicht bij overname
Een AA, die een doorlopende opdracht had om accountantsdiensten te verlenen, heeft zijn zorgplicht geschonden door zijn cliënt niet te waarschuwen voor het verstrijken van de termijn om een due diligence-onderzoek uit te voeren bij de overname van een bedrijf.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- AWB 10/381
- Datum uitspraak:
- 03 april 2012
- Oordeel:
- beroep verworpen, klacht gegrond
- Maatregel:
- schriftelijke waarschuwing
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2012:BX3426
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een AA heeft een doorlopende opdracht om accountantsdiensten te verlenen aan een cliënt. Als deze cliënt de aandelen van een ander bedrijf wil overnemen, stuurt de AA hem een model-intentieovereenkomst. Daarin staat dat de cliënt drie maanden de tijd heeft om een due diligence-onderzoek uit te voeren. De cliënt tekent de intentieovereenkomst op 13 december 2004.
De AA begint in februari 2005 met het onderzoek, maar laat dat versloffen als de accountant van de overnamekandidaat niet de gevraagde stukken levert. Als de onderzoekstermijn verstreken is, zit de cliënt vast aan de overname.
De cliënt klaagt er bij de Raad van Tucht over dat de accountant zijn zorgplicht niet is nagekomen. De Raad van Tucht vindt de klacht gegrond en legt een schriftelijke waarschuwing op.
Beroepsgronden
De Raad van Tucht heeft de klacht ten onrechte geheel gegrond verklaard en ten onrechte een maatregel c.q. een disproportionele maatregel opgelegd. Zo had de accountant naar eigen zeggen geen specifieke zorgplicht, omdat hij:
- geen specifieke opdracht had;
- slechts een algemeen model van een intentieovereenkomst heeft gestuurd naar de cliënt;
- hij pas na het verstrijken van de onderzoekstermijn bij de overname is betrokken door de cliënt.
Verder zou de cliënt geen belang meer hebben gehad bij het voltooien van het due diligence-onderzoek.
Oordeel in beroep
Het beroep wordt verworpen.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven schaart zich volledig achter het oordeel van de Raad van Tucht, dus dat de accountant zijn zorgplicht heeft geschonden en de cliënt had moeten waarschuwen.
De accountant heeft de cliënt in december 2004 geadviseerd de intentieovereenkomst te tekenen. De accountant heeft de (model)intentieovereenkomst opgesteld en zonder begeleidend schrijven toegestuurd aan zijn cliënt. De accountant wist dat de cliënt had getekend en daardoor had ingestemd met de termijn voor het due diligence-onderzoek.
Het college verwerpt het argument dat de accountant geen specifieke zorgplicht zou hebben omdat een specifieke opdracht ontbreekt. De accountant heeft namelijk op geen enkele manier duidelijk gemaakt dat de advisering rond de overname buiten de doorlopende opdracht viel. Als er al een specifieke opdracht nodig was geweest, had de accountant onder deze omstandigheden het initiatief moeten nemen voor het verstrekken van zo'n specifieke schriftelijke opdracht.
Dat de accountant alleen maar bij wijze van service een algemeen model voor de intentieovereenkomst heeft gestuurd, dat nog nader moest worden aangepast en uitgewerkt, vindt het college net als de Raad van Tucht evenmin een argument tegen de zorgplicht. De accountant heeft namelijk geen enkel voorbehoud gemaakt toen hij het model opstuurde. Als adviseur is de accountant verantwoordelijk voor de inhoud en de gevolgen van zijn advies en de intentieovereenkomst die hij heeft opgesteld.
Tegenover de Raad van Tucht heeft de accountant verklaard dat hij in februari 2005 stukken had gevraagd met het oog op het due diligence-onderzoek. De jaarrekening over 2003 had hij gezien en gerecapituleerd in een stuk aan zijn cliënt. Hij had de cliënt aangeraden om de voorraad op te nemen, hetgeen de cliënt ook heeft gedaan. De accountant heeft de administratie niet gezien, maar kon de Raad van Tucht niet uitleggen waarom hij niet naar de accountant van de overnamekandidaat is gegaan om de stukken te onderzoeken. Het college vindt de bewering van de accountant, dat de cliënt hem pas tegen de zomer van 2005 nadrukkelijk heeft betrokken bij de zaak, daarom niet aannemelijk.
Als het juist is dat de cliënt geen belang meer had om tijdig te beschikken over de resultaten van een due diligence-onderzoek, zoals de accountant nog aanvoert, laat het college in het midden. De accountant had in ieder geval een eigen verantwoordelijkheid om het due diligence-onderzoek tijdig uit te voeren en af te ronden. Het enkele feit dat de accountant van de overnamekandidaat naliet de stukken van de onderneming te verstrekken, had de beklaagde accountant er niet van hoeven weerhouden het onderzoek voort te zetten.
Verder staat vast dat de cliënt beschikte over een groot deel van de administratie. Voor zover die administratie onvoldoende was voor het opstellen van jaarstukken had de accountant de cliënt tijdig moeten waarschuwen voor de gevolgen van het verstrijken van de onderzoekstermijn. Door dit na te laten heeft de accountant een afwachtende, passieve houding aangenomen en onvoldoende zorgvuldigheid betracht tegenover zijn cliënt.
Maatregel
Gezien de feiten en omstandigheden vindt het college niet dat de Raad van Tucht de accountant een disproportionele maatregel heeft opgelegd. De schriftelijke waarschuwing blijft dus overeind.