Warrige klacht van ontslagen AA
Een ontslagen AA dient een slecht onderbouwde en warrige klacht in tegen de compliance officer van zijn voormalige werkgever, die de Raad van Tucht terecht zakelijk heeft samengevat en ongegrond heeft verklaard. Maar hij krijgt wel gelijk dat een andere oud-collega geen goedkeurende verklaring had mogen afgeven bij de jaarrekening van een groepsdochter.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- AWB 10/255 en 10/241
- Datum uitspraak:
- 06 september 2012
- Oordeel:
- beroep verworpen en klacht ongegrond resp. beroep en klacht deels gegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2012:BX8343, ECLI:NL:CBB:2012:BX8338
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Na een arbeidsconflict wordt een AA ontslagen bij een accountantskantoor. De AA heeft gemeld dat een registeraccountant wordt geïntimideerd door een klant. De compliance officer van het kantoor heeft niet op de melding gereageerd. De AA dient daarop een klacht in tegen de compliance officer die registeraccountant is.
Ook dient hij een klacht in tegen de registeraccountant, die geïntimideerd zou zijn, maar dit niet heeft gemeld aan de compliance officer. Deze accountant heeft een goedkeurende verklaring afgegeven bij de geconsolideerde jaarrekeningen van de klant en bij de jaarrekening van een dochtmaatschappij van die klant.
De Raad van Tucht verklaart de klachten ongegrond. De AA gaat in beroep.
Beroepsgronden
De Raad van Tucht heeft in de zaak tegen de compliance officer:
- de feiten niet goed vastgesteld;
- de klachtonderdelen onvolledig geformuleerd;
- een klachtonderdeel ten onrechte onbehandeld gelaten, te weten dat de registeraccountant zijn functie van compliance officer niet naar behoren heeft uitgevoerd en dat er geen klokkenluidersregeling op de website van het kantoor is geplaatst.
Bovendien heeft de Raad van Tucht ten onrechte geoordeeld dat:
- er geen sprake is van intimidatie;
- de AA onvoldoende heeft onderbouwd dat de aanvullende accountantsverklaring, die de registeraccountant heeft afgegeven bij de jaarrekening van de intimiderende cliënt, niet zorgvuldig en niet deskundig tot stand is gekomen;
- de registeraccountant in een brief aan het UWV onjuiste dan wel misleidende mededelingen heeft gedaan;
- de klacht dat de registeraccountant de jaarrekening heeft gecontroleerd van een bedrijf waarvan zijn broer vennoot is, niet gegrond is;
- de klacht, dat de registeraccountant verwijtbaar heeft gehandeld omdat hij lid is van de ledenraad van de Rabobank Rotterdam, niet gegrond is.
In de zaak tegen de andere registeraccountant heeft de Raad van Tucht:
- de feiten niet goed vastgesteld;
- de klachtonderdelen onvolledig geformuleerd;
- ten onrechte geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de accountant verzuimd heeft waarborgen te treffen tegen de bedreigingen van zijn onafhankelijkheid nu hij door langdurige relatie vertrouwd is met de klant, de angst deze klant te verliezen en als gevolg van intimidatie door de klant;
- ten onrechte geoordeeld dat er geen sprake is van intimidatie;
- ten onrechte een oordeel uitgesproken over de klacht dat de accountant zich onvoldoende heeft bemoeid met de uitvoering van de controleopdracht en ten onrechte een goedkeurende accountantsverklaring heeft gegeven bij de geconsolideerde jaarrekening van de groep over 2005 en 2006 respectievelijk over de enkelvoudige jaarrekening van de vestiging Bodegraven over 2005.
Oordeel in beroep
Het beroep in de zaak tegen de compliance officer wordt verworpen en dat in de zaak tegen de andere accountant deels gegrond verklaard.
Wat betreft de vaststelling van de feiten valt het College van Beroepen voor het bedrijfsleven terug op zijn vaste jurisprudentie, dat de tuchtrechter zich in de tuchtbeslissing mag beperken tot de volgens hem relevante feiten. Verder beweert de AA wel dat enkele feiten onjuist zijn weergegeven, maar hij geeft daarbij niet aan hoe dit de uiteindelijke beslissing heeft beïnvloed.
De Raad van Tucht mag een klacht zakelijk samenvatten, zeker als die omvangrijk is en niet in alle opzichten duidelijk gestructureerd, zoals de onderhavige klacht. Dat de Raad van Tucht niet alle aangedragen argumenten heeft verwerkt in de samenvatting, wil niet zeggen dat de klacht onjuist is weergegeven en ook niet dat de raad de feiten niet juist heeft kunnen interpreteren.
In de zaak tegen de compliance officer heeft de AA de andere klachtonderdelen onvoldoende onderbouwd c.q. aannemelijk gemaakt. Zo ziet ook het college in de volgende twee zinnen geen bewijs dat er sprake zou zijn van intimidatie: "Om F voor te zijn moeten we wellicht met de heren spreken en duidelijk maken dat het slikken of stikken is!" en "(...) Anders word ik door P gedwongen maatregelen te nemen waar ikzelf niet achter staat (sic) en enorm jammer zou vinden (...)"
In de zaak tegen de andere accountant heeft de AA niet aannemelijk gemaakt dat deze onvoldoende waarborgen heeft getroffen tegen de genoemde bedreigingen van zijn onafhankelijkheid. De AA krijgt in deze zaak op één punt gelijk omdat de accountant zelf heeft erkend dat hij geen goedkeurende verklaring had mogen verstrekken bij de jaarrekening van de dochter. De Raad van Tucht heeft daaraan geen gevolgen verbonden, omdat deze dochter haar activiteiten had gestaakt en haar activa had overgedragen aan een andere vennootschap uit de groep. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven vindt de klacht op dit punt wel gegrond, maar ziet gezien deze omstandigheden geen reden om een maatregel op te leggen.
Maatregel
Geen.