Advocaat wurmt zich niet onder nota uit
Een advocaat beweert dat een accountant werkzaamheden heeft gedeclareerd waarvoor hij geen opdracht had, maar toont dat niet aan.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- AWB 10/366
- Datum uitspraak:
- 18 september 2012
- Oordeel:
- beroep verworpen, klacht ongegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2012:BX8331
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
In 2007 benadert een advocaat een AA met het verzoek de boekhouding van zijn kantoor op orde te brengen. Er staan nog enkele jaren open en de advocaat heeft problemen met de Belastingdienst over verschillende aanslagen. De AA en de advocaat voeren samen diverse besprekingen bij de Belastingdienst. Daarbij verklaart de advocaat dat de accountant bevoegd is hem bij belastingaangelegenheden te vertegenwoordigen.
Tussen de besprekingen door stuurt de AA een opdrachtbevestiging en een volmacht naar de advocaat. De advocaat stuurt de volmacht wel ondertekend terug, maar de opdrachtbevestiging niet. De accountant heeft het samenstellen van de jaarrekeningen niet kunnen voltooien, omdat de advocaat hem niet alle informatie heeft verstrekt en verschillende vragen onbeantwoord heeft gelaten.
De accountant stuurt hem drie declaraties. De advocaat maakt geen bezwaar tegen de declaraties, maar betaalt ook niet. De advocaat beëindigt de opdracht van de accountant en laat een ander de belastingaangifte indienen. Hij dient een klacht in bij de Accountantskamer. De accountant zou namelijk werkzaamheden hebben gedeclareerd nadat de jaarstukken waren ingediend en daarvoor een uurtarief hebben gehanteerd dat niet is overeengekomen.
De Accountantskamer vindt dat op geen enkele manier aannemelijk is geworden dat de accountant te lang is doorgegaan met zijn werkzaamheden en verklaart de klacht ongegrond.
De advocaat gaat tegen dat oordeel in beroep.
Beroepsgronden
De Accountantskamer heeft ten onrechte geoordeeld dat:
- de advocaat aan de accountant de opdracht heeft verstrekt om de jaarrekeningen 2004 tot en met 2006 samen te stellen;
- de accountant de advocaat voldoende heeft geïnformeerd over de voorwaarden van de opdracht en dat er geen uurtarief is overeengekomen;
- niet aannemelijk is geworden dat de accountant zijn werkzaamheden heeft voortgezet nadat de jaarrekening was ingediend;
- niet is aangetoond dat de accountant ten onrechte tijd in rekening heeft gebracht.
Oordeel in beroep
Het beroep wordt verworpen.
Uit de volmacht blijkt dat er wel degelijk een opdracht was, ook al is de opdrachtbevestiging niet ondertekend teruggestuurd. Daarbij komt dat de advocaat de declaraties van de accountant niet heeft teruggestuurd en daartegen niet heeft geprotesteerd.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven vindt het niet onmiskenbaar onjuist dat de accountant er dus van uitgaat dat er een civielrechtelijke overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen over het samenstellen van de jaarrekeningen. Die stellingname van de accountant is tuchtrechtelijk niet verwijtbaar en het enkele feit dat de advocaat de opdrachtbevestiging niet ondertekend heeft geretourneerd maakt dat niet anders.
Uit besprekingen met onder anderen de Belastingdienst blijkt dat is afgesproken dat de advocaat de benodigde boekhoudstukken over 2003, 2004 en 2005 aan de accountant zou verstrekken. De advocaat heeft niet betwist dat de accountant die werkzaamheden voortijdig moest staken omdat hij niet alle informatie had ontvangen. Daarom meent het college dat de accountant wel degelijk werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van de jaarrekeningen 2004 tot en met 2006.
Dat de accountant voor wat betreft het uurtarief heeft verwezen naar de algemene voorwaarden, vindt het college voldoende.
Verder vindt het college dat de advocaat niet heeft aangetoond dat de accountant is doorgegaan met zijn werkzaamheden nadat de jaarrekeningen waren ingediend. De accountant heeft de advocaat op 11 januari 2008 geattendeerd op het bericht van de Belastingdienst dat de aangifte IB was ingediend. En de advocaat heeft de accountant op 8 februari 2008 meegedeeld dat de opdracht "inderdaad" was beëindigd en de volmacht herroepen. De bewering van de advocaat dat de accountant dit al in september 2007 wist, is niet onderbouwd.
Dat de accountant ten onrechte tijd in rekening heeft gebracht of werkzaamheden heeft gedeclareerd waarvoor hij geen opdracht had gekregen, heeft de advocaat niet aangetoond.
Maatregel
Geen.