Reorganisatie en betalingen voldoende onderzocht
Het is beter als een accountant een lid van het hoogste orgaan van haar controlecliënt meteen antwoord geeft en niet pas na een tweede verzoek. Maar verder heeft de accountant in kwestie gedaan wat zij moest doen.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 11/608 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 09 januari 2012
- Oordeel:
- ongegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0224
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een vrouwelijke registeraccountant is aanvankelijk als manager betrokken bij de controle van de jaarstukken van een Synagoge. In 2009 wordt zij de eindverantwoordelijke accountant. Over 2009 geeft zij een goedkeurende verklaring af. Pas daarna hoort zij van de secretaris van het dagelijks bestuur dat in januari 2009 het reglement van de Synagoge is veranderd. De verandering komt erop neer dat het DB de genomen besluiten ter goedkeuring moet voorleggen aan het Presidium.
De accountant onderzoekt of deze wijziging gevolgen heeft voor de afgegeven accountantsverklaring. De secretaris vertelt dan dat het Presidium in 2009 nog niet heeft gefunctioneerd, maar in 2010 alle besluiten van het DB heeft goedgekeurd.
In juni 2010 stelt een hoogleraar/advocaat die in de Raad zit verschillende vragen aan de accountant. Heeft zij onderzocht of het DB steeds tijdig een overzicht van de genomen besluiten heeft toegezonden aan het Presidium? Zo ja, wat is de uitkomst van dat onderzoek? Zo nee, waarom niet? En heeft de accountant onderzocht of de (overige) in 2009 ingevoerde reglementaire bepalingen betreffende het Presidium zijn nageleefd? Zo ja, wat is de uitkomst van het onderzoek? Zo nee, waarom niet?
De accountant vraagt aan de secretaris en het hoofd van de afdeling financiën om de vragen te beantwoorden. De secretaris schrijft aan de hoogleraar/advocaat dat hij de vragen niet direct moet stellen aan de accountant, maar de vragen via hem aan de voorzitter van de Raad moet sturen. De hoogleraar/advocaat wendt zich daarna tot de bestuursvoorzitter van het accountantskantoor. Die laat weten dat de accountant niet inhoudelijk kan ingaan op zijn vragen vóór de vergadering van de Raad van 1 juli 2010. Tijdens die vergadering beantwoordt de accountant de vragen van de hoogleraar/advocaat.
De hoogleraar/advocaat ziet licht tussen de mondelinge antwoorden van de accountant en de schriftelijke antwoorden die het DB op zijn vragen heeft gegeven. Hij vraagt de accountant om uitleg. De accountant laat weten dat zij die vanwege haar geheimhoudingsplicht niet kan geven. "Wij verwijzen u voor eventuele vragen naar het dagelijks bestuur van de Synagoge ( ...)" De hoogleraar/advocaat faxt de accountant terug dat zij haar werkzaamheden verricht in opdracht van de Raad en zij geen geheimhoudingsplicht heeft tegenover haar opdrachtgever. Hij ziet zich genoodzaakt een klacht in te dienen bij de Accountantskamer.
Klacht
De accountant heeft:
a. nooit inhoudelijk gereageerd op de eerste brief met vragen;
b. niet onderzocht of de andere nieuwe regels over het Presidium zijn nageleefd;
c. ten onrechte een accountantsverklaring afgegeven over 2009 en die ten onrechte gehandhaafd nadat de klager haar op een en ander had gewezen;
d. het hoogste orgaan van de Synagoge, de Raad, aan wie zij moet rapporteren, niet op de hoogte gebracht en/afgehouden van de feiten die relevant zijn voor de Raad bij het uitvoeren van zijn taak;
e. ten onrechte goedgekeurd dat een voorschotbetaling van een kleine 3 miljoen in de resultatenrekening is meegenomen, terwijl het om een mogelijke liquidatie-uitkering gaat waarover nog lang geen definitief besluit was genomen;
f. ten onrechte heeft goedgekeurd dat er substantiële salarisbetalingen aan derden zijn verricht "zonder dat dit blijkt of vermeld is".
Oordeel
De klacht is ongegrond.
De Accountantskamer zegt over de onderdelen a en d dat de accountant heeft onderzocht wie de vragen moest beantwoorden. Daarbij staat vast dat de accountant verschillende vragen van de klager heeft beantwoord tijdens de vergadering van de Raad. Het was volgens de Accountantskamer "wellicht verstandig geweest" als de accountant op het eerste verzoek van de klager het antwoord had gegeven dat de secretaris gaf en niet pas toen een nieuw verzoek om beantwoording kwam. Maar omdat de secretaris de klager al had geïnformeerd, vindt de Accountantskamer deze omissie niet klachtwaardig.
Wat de andere klachtonderdelen betreft, heeft de accountant evenmin klachtwaardig gehandeld. Zo had de accountant als primaire opdracht de rechtmatigheid van de jaarrekening en de daaraan ten grondslag liggende besluitvorming te onderzoeken. Ze was slechts verplicht om dit zelfstandig te onderzoeken "als aanwijzingen daartoe zouden nopen". De accountant heeft de gevolgen van de reglementswijziging onderzocht. Ten aanzien van het voorschot van 3 miljoen heeft de accountant 'behoedzaam' geopereerd en in voldoende mate getest of deze betaling kon worden opgenomen. Verder heeft de accountant duidelijk gemaakt dat er geen sprake was van salarisbetalingen aan derden, zodat voor deze uitgaven geen toelichting in de jaarrekening nodig was. Die toelichting had wel gemoeten als deze post materieel was. Maar omdat de klager de jaarrekening niet heeft overgelegd, kan de Accountantskamer niet vaststellen of het inderdaad een materiële post betreft.
Maatregel
Geen.