Beleggingsfraudeur doorgehaald
Een accountant troggelt 7 ton af van een bevriende oud-cliënt en diens broer. Het geld zal met winst terugkomen. De accountant stelt de geldverstrekkers gerust door 'als RA' een beoordelingsverklaring af te geven. Als de investering maar niet terugkomt, maant hij de geldverstrekkers op intimiderende wijze om niet uit de school te klappen. Uiteindelijk blijkt de accountant ruim anderhalve ton privé te hebben uitgegeven.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 11/455 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 28 november 2011
- Oordeel:
- deels niet-ontvankelijk, deels gegrond
- Maatregel:
- doorhaling inschrijving voor tien jaar
- Status:
- bevestigd, CBb 28 mei 2014, AWB 12/25
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0209, Samenvatting CBb-uitspraak
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Na zijn vertrek als accountant blijft een registeraccountant persoonlijke betrekkingen onderhouden met een cliënt. In 2005 brengt de accountant de man in contact met een zakenrelatie. De drie sluiten een 'financieringsovereenkomst bankgaranties'. Die houdt in dat de oud-cliënt een bankgarantie verstrekt van 2 ton aan een buitenlandse vennootschap van de zakenrelatie. De accountant vrijwaart de vriend "voor mogelijke calamiteiten indien de hoofdsom niet binnen 14 dagen nadat de garanties zijn gesteld is terugbetaald". De accountant wordt in deze overeenkomst aangeduid als 'adviseur en bemiddelaar'.
In maart 2005 stelt de accountant zich garant voor de terugbetaling van anderhalve ton aan de oud-cliënt. In augustus 2005 schrijft de accountant in een beoordelingsverklaring onder meer dat hij als accountant niet heeft kunnen constateren dat de gelden niet zijn aangewend voor de overeengekomen doelen. De accountant heeft verder geconstateerd dat een bedrag van 5 miljoen dollar beschikbaar is om de verplichtingen tegenover de oud-cliënt af te lossen, zodra de bankprovisie is betaald. Ook verklaart de accountant dat de herkomst van de gelden is voorzien van een 'non criminal stempel' en dat het vermogen van de zakenrelatie en/of zijn ondernemingen in maart 2007 ter vrije beschikking komt. Daardoor is het 'aannemelijk' dat de oud-cliënt zijn geld zal terugkrijgen binnen de periode die in de laatstgenoemde overeenkomst is afgesproken.
In 2009 verklaart de oud-cliënt aan de Belastingdienst/FIOD ECD dat hij van februari 2005 tot augustus 2009 in totaal 7 ton heeft verstrekt aan de zakenrelatie en diens ondernemingen en daarvan niets heeft terug ontvangen. Hoewel zijn twijfel toenam, wist de accountant hem herhaaldelijk te bewegen een nieuwe betaling te doen. Hij vertrouwde de accountant volledig omdat hij al vele jaren een goede vriend is. Ook wist hij hem steeds schriftelijk en mondeling te overtuigen dat het in orde was. Onder meer met de clausule dat hij zijn vriend (en diens later ook ingestapte broer) zou helpen hun geld terug te halen als de ondernemer in gebreke zou blijven.
De beloofde investeringen die de zakenrelatie zou doen in energieprojecten hebben geen resultaat opgeleverd. Een bankrekening, waarop de oud-cliënt, zijn broer (en een derde) ruim 3 ton hebben gestort, lijkt 'in belangrijke mate' te hebben gefungeerd als een privérekening van de accountant en zijn echtgenote. Uit bankafschriften blijkt dat zij ruim anderhalve ton hebben uitgegeven in super- en bouwmarkten, kledingwinkels, schoenenzaken, drogisterijen, benzinepompen, een elektronicazaak, juweliers, loterijen, medische dienstverleners, een garagebedrijf en verzekeraars. Na de laatste mutatie in oktober 2009 resteert op deze rekening een negatief saldo van een kleine 10.000 euro.
Aan geldverstrekkers heeft de accountant onder meer gemaild: "Vaar nu nog maar even op die RA die weet hoe het ervoor staat. Er is niets weg, er is zelfs veel, veel meer. Inderdaad, als je hoop koestert op een RA dan moet je hem vertrouwen ook en respecteren dat hij met geheimhouding en regelgeving te maken heeft, ook met frauderichtlijn et cetera. (...) En nog steeds heb ik niet het geringste vermoeden van fraude (...) dan had ik al aangifte moeten doen." De accountant verbiedt een geldverstrekker 'vertrouwelijke informatie' naar buiten te brengen. Anders schakelt hij zijn advocaat in en dat kan een hoop geld gaan kosten. Ook dreigt de accountant 'mollenvangers' op de geldverstrekkers af te sturen, omdat zij vertrouwelijke informatie doorspelen naar opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD ECD.
Niet een geldverstrekker maar het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie dient een klacht in tegen de accountant.
Klacht
De accountant heeft:
- het vertrouwen misbruikt dat de inleggers in hem hebben gesteld vanwege zijn kwalificatie als registeraccountant;
- voor eigen bate gelden gebruikt dat de inleggers ter beschikking hadden gesteld;
- op onbehoorlijke wijze enkele inleggers onder druk gezet.
Oordeel
De klacht is gegrond voor zover het om feiten van na 7 maart 2005 gaat.
Door zowel op te treden als bemiddelaar en als bank c.q. beheerder van gelden heeft de accountant 'in vergaande mate' het conceptuele kader overtreden dat voorschrijft dat hij de bedreigingen van de beginselen uit de Verordening gedragscode moet onderzoeken. Bijna alle beginselen heeft hij ook daadwerkelijk overtreden.
De beoordelingsverklaring was 'nogal stellig' en suggestief. Dat de accountant deze verklaring heeft afgegeven omdat zijn oud-cliënt iets aan de bank moest laten zien, vindt de Accountantskamer 'onjuist'. Ook de inhoud van de verklaring deugt niet, omdat de accountant wist dat de zakenrelatie zijn betalingsverplichtingen niet nakwam.
De privé-uitgaven met het geld van de oud-cliënt vindt de Accountantskamer 'oneerlijk, onzorgvuldig en onprofessioneel'.
Het taalgebruik waarvan de accountant zich heeft bediend, vindt de Accountantskamer zo "intimiderend dat dit zonder meer als schadelijk voor het accountantsberoep moet worden aangemerkt". De accountant heeft dan ook gehandeld in strijd met de eer van stand respectievelijk vier van de vijf beginselen uit de Verordening gedragscode.
Maatregel
Zelfs als de accountant gelijk krijgt en de zakenrelatie alsnog al zijn verplichtingen tegenover de geldverstrekkers nakomt, "kan de Accountantskamer niet anders oordelen dan dat betrokkene met zijn gedragingen een accountant onwaardig heeft gehandeld". Door de bevindingen van de Belastingdienst/FIOD ECD alleen maar te bagatelliseren ziet de accountant de ernst van zijn handelwijze kennelijk niet in en meent hij daarmee zelfs door te kunnen gaan. Hij heeft niet laten blijken dat tuchtrechtelijk toezicht hem ervan weerhoudt zich in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep te gedragen. Daarom moet de inschrijving van de accountant voor tien jaar worden doorgehaald.