Toezichthouder bij DNB geen openbaar accountant
Een registeraccountant die bij De Nederlandsche Bank in dienst is bij de afdeling Expertisecentrum Handhaving treedt niet op als openbaar accountant en kan tuchtrechtelijk alleen op de vingers worden getikt in geval van grove onzorgvuldigheid.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- AWB 09/522
- Datum uitspraak:
- 29 maart 2011
- Oordeel:
- verworpen
- Maatregel:
- geen
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2011:BQ0810
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een registeraccountant werkt als toezichthouder bij de afdeling Expertisecentrum Handhaving van de Nederlandsche Bank. In die hoedanigheid stelt hij in 2004 een rapport op over vier ondernemingen. De Nederlandsche Bank grijpt in. De ondernemingen dienen een klacht in bij de Raad van Tucht Amsterdam.
De Raad verklaart de klachten begin 2009 op alle onderdelen ongegrond. De ondernemingen gaan tegen deze uitspraak in beroep.
Beroepsgronden
De ondernemingen stellen dat de accountant zich als zodanig kenbaar heeft gemaakt en bij het opstellen van het rapport ook zijn titel heeft gebruikt. Ook al heeft de Raad van Tucht in het midden gelaten of de accountant is opgetreden als openbaar accountant gaan de ondernemingen ervan uit dat dit wel zo is en de desbetreffende accountant onder het tuchtrecht valt.
Volgens de ondernemingen mist het rapport een deugdelijke grondslag. Er staan ernstige materiële onjuistheden in. En als de accountant hoor en wederhoor zou hebben toegepast, hadden de ondernemingen voordat zijn rapport werd uitgebracht kunnen aantonen dat de financiële situatie niet noopte tot een noodmaatregel.
Oordeel in beroep
Het beroep wordt verworpen.
Volgens vaste jurisprudentie van het College (zie bijvoorbeeld LJN BA4850 en LJN BB0128) brengt het gebruik van de deskundigen-aanduiding niet zonder meer mee dat een accountant als openbaar accountant is opgetreden. Het gewraakte onderzoek naar de naleving van de Wet toezicht kredietwezen 1992 heeft de accountant verricht als toezichthouder van De Nederlandsche Bank.
De toezichthoudend accountant is hier niet opgetreden als openbaar accountant. Daarom kijkt het College alleen of de accountant de eer van de stand heeft geschonden. In beginsel is er al een reden voor tuchtrechtelijk ingrijpen ingeval van grove onzorgvuldigheid.
Het College volgt het oordeel van de Raad van Tucht volledig. "De bevindingen en waarderingen in het rapport kunnen mogelijk onderwerp van discussie vormen. En niet kan worden geoordeeld dat deze zodanig onzorgvuldig en gebrekkig tot stand zijn gekomen dat betrokkene heeft gehandeld in strijd met artikel 5 GBR-1994."
Het College merkt nog op dat twee van de vier ondernemingen de juistheid van de bevindingen en waarderingen in het rapport ook al hebben aangevochten in een procedure bij de rechtbank Almelo en de rechtbank in Zwolle-Lelystad. Deze rechtbanken hebben hun bezwaren verworpen. Nadien heeft de Hoge Raad het cassatieberoep tegen deze uitspraken verworpen. (LJN AT6005 en LJN AT6006)
Maatregel
Geen.