Accountants Rekenkamer Amsterdam niet onzorgvuldig
De registeraccountants van de Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam hebben niet onzorgvuldig gehandeld bij hun onderzoek naar subsidieverstrekking in het Amsterdamse stadsdeel Zuidoost. De conclusie dat enkele deelraadsleden 'persoonlijk voordeel' hadden bij het verstrekken van bepaalde subsidies en dat er sprake was van belangenverstrengeling had een deugdelijke grondslag.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- AWB 09/725
- Datum uitspraak:
- 03 oktober 2011
- Oordeel:
- beroep verworpen
- Maatregel:
- geen
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2011:BT6382
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
In juni 2007 brengt de Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam het Rapport 'Subsidieverstrekking Zuid Oost' uit. Volgens de Rekenkamer hebben enkele deelraadsleden zich bezondigd aan belangenverstrengeling. Ook zouden zij 'persoonlijk voordeel' hebben gehad bij enkele subsidies. Als later uit een tegenonderzoek blijkt dat dat laatste niet waar is, dienen de deelraadsleden een klacht in tegen de registeraccountants die het onderzoek hebben verricht.
De Raad van Tucht verklaart de klachten ongegrond. Volgens de Raad zijn de betrokken accountants niet verantwoordelijk voor de eindredactie van het rapport. En evenmin voor de beoordelingen en kwalificaties in het rapport en voor de manier waarop het rapport is gepresenteerd.
Beroepsgronden
In beroep vinden de deelraadsleden dat de Raad van Tucht:
- ten onrechte alleen de directeur van de Rekenkamer verantwoordelijk houdt voor de presentatie, terwijl volgens de Verordening gedragscode van registeraccountants mag worden verwacht dat zij bevorderen dat er in de organisatie waar zij werken een cultuur is die op ethische principes is gebaseerd;
- onvoldoende heeft gekeken naar de specifieke omstandigheden waaronder het wederhoor heeft plaatsgevonden;
- onvoldoende heeft gekeken naar de klachten over de onzorgvuldige rapportage;
- ten onrechte niet is ingegaan op de klacht dat de accountants vertrouwelijke informatie van derden hebben gepubliceerd.
Oordeel in beroep
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven verwerpt het beroep.
Het College vindt wel dat de accountants verantwoordelijk zijn voor de feitelijke bevindingen in het rapport en de manier waarop zij hun onderzoek hebben uitgevoerd. Ook dragen zij verantwoordelijkheid voor een werkcultuur die op ethische principes is gebaseerd. Maar of dat moet leiden tot een tuchtrechtelijke veroordeling hangt af van het oordeel over de andere beroepsgronden.
Of de term 'persoonlijk voordeel' gelukkig gekozen is, laat het College in het midden. Maar het gebruik ervan levert in ieder geval geen strijd op met de Verordening gedragscode. In het rapport is namelijk voldoende duidelijk weergegeven op grond van welke bevindingen de Rekenkamer tot het oordeel is gekomen dat van persoonlijk voordeel sprake is geweest en waaruit het voordeel heeft bestaan bij twee deelraadsleden.
Een derde deelraadslid heeft destijds onvoldoende een factuur betwist waarover de accountants vragen stelden.
De deelraadsleden hebben tegenover het College erkend dat zij tijdens het onderzoek niet voldoende alert hebben gereageerd.
Het College vindt daarom dat de accountants op basis van het gesprek met deelraadslid nummer drie en de factuur hebben kunnen concluderen dat dit deelraadslid 3.500 euro per jaar ontving voor werkzaamheden voor de stichting die ook subsidie ontving. De accountants hebben dus niet onzorgvuldig gehandeld.
Het college vindt dat de accountants de deelraadsleden niet hadden hoeven wijzen op hun belang om zich te laten bijstaan door een deskundige.
Dat de Rekenkamer in het rapport de namen vermeldt van de onderzochte deelraadsleden is niet in strijd met de Verordening gedragscode. De accountants hebben van meet af aan laten weten dat de leden van het dagelijks bestuur en de deelraad herkenbaar in het rapport zouden worden genoemd.
Volgens het College hebben de deelraadsleden de gelegenheid gehad om te reageren op de conclusies van de Rekenkamer. De accountants hoefden de deelraadsleden niet de gelegenheid te geven om commentaar te leveren op de deelconclusies over belangenverstrengeling en persoonlijk voordeel.
Het college wijst op de vaste jurisprudentie dat hoor en wederhoor geen doel op zich zijn, maar een middel om een deugdelijke grondslag te krijgen. En die deugdelijke grondslag is er.
Volgens het College strekt de verantwoordelijkheid van de registeraccountants zich niet uit tot de manier waarop de directeur van de Rekenkamer publiciteit geeft aan het rapport. De Raad van Tucht heeft hier dan ook terecht weinig aandacht aan besteed.
Maatregel
Geen.
Annotatie Hans Blokdijk
Accountants die als 'accountants in business' in dienst zijn bij een andere organisatie dan een accountantskantoor blijven ook onderworpen aan het tuchtrecht indien hun rapporten door een ander dan een accountant ondertekend worden. Deze uitspraak lijkt mij ook van betekenis voor accountants in dienst van bijvoorbeeld een advocatenkantoor.