Accountancy: hoge opbrengsten, laag risico
Jules Muis en Tom Nierop zwengelden eind vorig jaar een discussie aan over een inkomensplafond voor accountants in de openbare praktijk. Hoogleraar Jan Bouwens ging er tegenin. Tijd voor wat cijfers.
Bouwens schreef als reactie bij die opinie onder meer het volgende: "Het is niet duidelijk voor welk probleem deze oplossing soelaas biedt. Als het inkomen van de partner wordt ontkoppeld van de winstcapaciteit van het kantoor, is er een prikkel om de huidige winstcapaciteit te handhaven, niet om deze verder te vergroten. De accountancytak geldt reeds als low profit, high risk."
De laatste vier woorden heb ik geproefd, herproefd en beproefd. Ze kloppen namelijk niet. Het statement moet ten aanzien van de accountancy zijn: high profit, low risk.
De opbrengsten voor partners in Nederland blijken bijvoorbeeld uit het Beloningsonderzoek 2018 van de NBA. Op pagina 26 staat dat een AA- en RA-partner bij een klein kantoor gemiddeld 81.000 respectievelijk 113.500 euro verdienen. Bij een middelgroot kantoor gaat het om gemiddeld 116.500 respectievelijk 268.000 euro. Bij een groot accountantskantoor zijn de bedragen gemiddeld 268.000 en 237.500 euro (ja, vreemd genoeg in die volgorde voor de AA respectievelijk de RA).
Deze bedragen zijn zonder de variabele beloning. Van de AA-partners ontvangt 6,2 procent per jaar een variabele beloning van meer dan een ton. Bij de RA’s krijgt 11 procent een variabele beloning van twee tot drie ton en 1,8 procent meer dan drie ton.
Uit cijfers van het CBS blijkt dat in Nederland in 2018 op een totaal van bijna 13,4 miljoen inkomens ongeveer 296 duizend inkomens boven de ton liggen, waarvan ruim 63.000 (ofwel 0,5 procent) boven de twee ton. Deze cijfers rechtvaardigen mijns inziens de conclusie dat accountants die partner zijn tot de grootverdieners in Nederland behoren.
Over het aantal bekende en toegewezen claims of schikkingen ten aanzien van kleine en middelgrote kantoren is weinig bekend. Bovendien zijn kantoren en hun partners verzekerd. Ik neem daarom aan dat de extra kosten voor misslagen in deze segmenten van de accountancysector gering zijn.
Als we echter kijken naar de grote kantoren en dan met name de big four-kantoren, zien we veel hogere opbrengsten voor de partners. Het FD (18 december 2018) komt met de volgende opstelling: "KPMG is wel de minst winstgevende organisatie van de vier. Het gemiddelde partnerinkomen is bij KPMG uitgekomen op € 438.000, weliswaar meer dan de € 431.000 in het jaar ervoor, maar aanzienlijk minder dan de bedragen bij de andere big four. PwC, EY en Deloitte zitten allemaal ruim boven de € 500.000, terwijl Deloitte in het afgelopen boekjaar zelfs uitkwam op € 653.000. Daarbij moet wel gezegd worden dat in de cijfers van KPMG de winst van de fiscale adviseurs niet is meegenomen. KPMG-partner Meijburg publiceert zijn cijfers apart."
Over door de grote kantoren getroffen schikkingen is wel informatie bekend. Zonder de pretentie te hebben volledig te zijn, noem ik enkele kwesties waarin accountantskantoren met belanghebbenden (bijvoorbeeld VEB, Deminor en polishouders) hebben geschikt:
- Deloitte: faillissement verzekeraar Vie d'Or, totaal € 38,5 miljoen (waarvan het overgrote deel voor de accountant) en faillissement Innoconcepts, € 6,5 miljoen. Bij de schikking inzake Ahold is geen bedrag bekend gemaakt;
- EY: faillissement Landis, bedrag onbevestigd; in publicaties wordt uitgegaan van enkele tientallen miljoenen euro’s (zie bijvoorbeeld NRC 9 juli 2013);
- KPMG: fraude bij Imtech, exacte bedrag niet openbaar gemaakt (in FD-publicaties wordt € 8 miljoen genoemd);
- PwC: Madoff-fraude, $ 55 miljoen (waarvan de helft wordt opgebracht door PwC Nederland).
Rondom faillissementen is ook diverse keren met curatoren geschikt:
- EY: Landis, € 11,5 miljoen;
- Bestuurders Innoconcepts en Deloitte, samen € 18 miljoen;
- PwC: Econcern, € 25 miljoen en Zonnehuizen, € 1,8 miljoen.
Daarnaast zijn er twee strafrechtelijke schikkingen door KPMG met het Openbaar Ministerie getroffen (€ 7 miljoen inzake Ballast Nedam en € 8 miljoen inzake kantoorpand).
Deze gegevens volgen uit een inventarisatie (periode 2001-2019) die ik maakte voor een publicatie over de schikkingspraktijk in Nederland. Het komt erop neer dat de 'grote vier' over een periode van achttien jaar op basis van deze gegevens maximaal 180 miljoen euro hebben afgetikt. Dat is gemiddeld 10 miljoen euro per jaar (ofwel: 2,5 miljoen per kantoor en peanuts per partner).
De partnerinkomsten van de 'grote vier' (na aftrek van de genoemde kosten, die overigens gedekt kunnen zijn door verzekeringspremies) zijn zodanig dat deze behoren tot de groep van 63.200 grootverdieners (inkomen van meer dan twee ton). Zij behoren daarmee tot de selecte groep van 0,5 procent grootverdieners (op bijna 13,4 miljoen inkomens).
Kortom: anders dan Jan Bouwens poneert, namelijk dat in de accountancy sprake is van low profits, high risks, leren de feiten ons dat er sprake is van high profits, low risks.
Gerelateerd
VK: partners EY, PwC en Deloitte leveren salaris in, Deloitte snijdt ook in bezetting
Britse partners van EY, PwC en Deloitte zien hun beloning dalen ten opzichte van vorig jaar. Deloitte snijdt ook in de personele bezetting. Omzetten staan onder...
Amerikaanse EY-partners moeten salaris inleveren na mislukte splitsing
De Amerikaanse tak van EY gaat een deel van de beloning van de partners over dit jaar inhouden. Dat heeft zowel te maken met een minder financieel jaar, als met...
Britse tak PwC keert minder bonussen uit en beperkt vrije zomermiddagen
De Britse PwC-organisatie heeft zijn 26.000 medewerkers gemeld dat er dit jaar minder bonussen worden uitgekeerd, dat de salarissen minder stijgen en dat de vrije...
KPMG VS halveert inkomen bij partners met overstapplannen
Amerikaanse partners van KPMG worden gedurende zes maanden voor vijftig procent gekort op hun partnerinkomen, als ze willen vertrekken naar de concurrentie. De maatregel...
Geen eindejaarsbonus voor personeel EY in VS
Ondanks een recordomzet ziet EY in de VS af van eindejaarsbonussen voor het personeel. Dat heeft te maken met groeiende onzekerheid over het economische klimaat.