Opinie

Materialiteit: Keep it even simpler!

8 februari was ik aanwezig bij het drukbezochte NEMACC-symposium in Nieuwegein, omdat ik geïnteresseerd ben in de ontwikkelingen bij mkb-accountants en wat er specifiek voor deze groep wordt gedaan aan vaktechnische en beroepsontwikkeling.

Eerste onderwerp op de agenda was een presentatie over het onderzoek dat door NEMACC is verricht naar de toepassing van materialiteit in het mkb. Doel was om de accountant te ondersteunen bij het implementeren van materialiteit bij mkb-opdrachten. Dat is nodig omdat, zo staat er: "Uit het onderzoek blijkt dat het begrip materialiteit en de toepassing daarvan door veel accountants als abstract wordt ervaren."

Laat ik nou ook tot die groep accountants behoren. Dat het voor het financiële beeld dat de gebruiker krijgt van een onderneming, op basis van de jaarrekening, redelijkerwijs niet uitmaakt of het resultaat voor belastingen nu € 40.000, € 40.500, € 41.000 of € 38.000 is, snap ik.  Ook snap ik dat zo efficiënt mogelijk samenstellen of controleren noodzakelijk is om de kosten voor de opdrachtgever redelijk te houden. Het gaat niet om de spreekwoordelijke 'cijfers achter de komma'.

Maar dan blijven er nog wel twee grote conceptuele vragen over:

  1. Bij welke afwijking wordt het oordeel van de gebruiker waarschijnlijk wel beïnvloedt? Is dat als het resultaat daalt naar € 30.000? Naar € 20.000? Of pas als het resultaat nihil is? En naar boven toe: is een resultaat van € 40.000 gelijk aan een resultaat van € 80.000? Moet dat meer of minder zijn?
  2. En hoe weet de accountant dat? Hoe weet hij of zij wat de gebruikers en dan ook nog niet de individuele gebruikers, maar de gebruikers als groep wel of niet een acceptabele afwijking zouden vinden? 

Geeft het onderzoek antwoord op deze vragen? Ja en nee.

De eerste uitkomst van het rapport is: Keep it simple. Daar ben ik het helemaal mee eens. In het rapport wordt een rekenmodel gepresenteerd, dat met een beperkt aantal relevante variabelen rekening houdt en waar een standaard materialiteit wordt berekend. Niets wereldschokkends, het model is gebaseerd op de bestaande modellen die zijn ontwikkeld door de grotere kantoren en service-organisaties.  Door een model te hanteren wordt het begrip materialiteit concreet en hanteerbaar gemaakt. Materialiteit is niet iets wat op zich bestaat, het is een afspraak tussen accountants. Dat is belangrijk om voor ogen te houden.

Maar helaas, 'zo simpel' kan het volgens het onderzoek dan ook niet weer zijn. Uitkomst drie luidt: kwalitatieve aspecten spelen een grote rol. En daarmee komt, helaas, de professionele oordeelsvorming weer om de hoek kijken. Dat zit ook al in het rekenmodel zelf. Je hoeft de standaardberekening voor de materialiteit niet te volgen. De accountant kan bijvoorbeeld kiezen uit een range van te hanteren percentages bij de verschillende benchmarks. Maar wat is de rationale van een accountant om te kiezen voor een percentage van 0,5 procent van de netto-omzet, in plaats van de 'standaard' 3 procent?

Professionele oordeelsvorming kan geen onderbuikgevoel zijn, of toewerken naar een gewenste einduitkomst. Professionele oordeelsvorming zou rationele oordeelsvorming moeten zijn. En als er sprake is van rationale oordeelsvorming moet er sprake zijn van een variabele die de keuze bepaalt. En als die variabele er is, moet die ook benoemd kunnen worden en kunnen worden gekwantificeerd en ingebouwd in het model. 

Kijkend naar de lijst met kwantitatieve aspecten in het rapport zie ik daarin ook geen enkel aspect staan dat betrekking kan hebben op de materialiteit. Het gaat bijna allemaal om zaken die terug zijn te voeren op de vraag of je verwacht dat je afwijkingen zult aantreffen in de jaarrekening en daarmee nauwkeuriger zou moeten controleren. Dan gaat het om de keuze van de uitvoeringsmaterialiteit, waar het rekenmodel geen guidance voor geeft. Maar ook daar lijkt een simpele afspraak over te maken te zijn. Hanteer 70 procent van de materialiteit als uitvoeringsmaterialiteit, als je op basis van ervaring verwacht dat er geen afwijkingen zullen zijn. En kies voor 50 procent in alle andere gevallen. Waarom niet? Het is maar net wat we afspreken. 

Dus prima om het rekenmodel te hanteren, maar laten we als beroep het lef hebben om het nog simpeler te maken. Wat zou het mooi zijn als alle accountants hetzelfde rekenmodel zouden hanteren, waarin de berekening van de materialiteit en uitvoeringsmaterialiteit alleen afhankelijk is van het van het wel of niet van toepassing zijn van een aantal factoren. Dat schept duidelijkheid voor accountants, maar ook voor de buitenwereld. Het maakt de materialiteitsberekening toetsbaar. En niet onbelangrijk: het maakt de concurrentie tussen accountants eerlijker. Goedkoper aanbieden door onverantwoord onnauwkeurig te werken is niet langer een optie. Ook goed voor de kwaliteit!

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Marianne van der Zijde adviseert accountantsorganisaties en is voormalig hoofd toezicht kwaliteit accountantscontrole en verslaggeving van de AFM.

Gerelateerd

24 reacties

J.N.Weezenberg RA

Geachte Mevr. van der Zijde,
Ik heb getracht te reageren op Uw vraag aan het eind van de conversatie over Uw opinie "Blij "
Ik wilde schrijven :
*Ik heb een groen duimpje geplaatst
*Ik respecteer Uw opvattingen over de invulling van de diverse rollen
*Ik heb slechts de reactie van de Heer Bergsma geciteerd en daar geen oordeel over gegeven (U beschouwde deze reactie zelf als waardevolle feed back).

HET VERZENDEN VAN MIJN ANTWOORD WERD GEBLOKKEERD MET ALS TOELICHTING " U MAG MAXIMAAL DRIE REACTIES BIJ EEN ARTIKEL PLAATSEN).

Vriendelijke groet,
J.N. Weezenberg RA

Jan Thijs Drupsteen

Maatschappelijk wordt het steeds belangrijker gevonden dat de belangrijkste belanghebbenden en interne toezichthouders betrokken worden bij het benoemen van de accountant (Zie Wijzigingen in BW2, Europese accountantsverordening en Code corporate governance.) Waarom bij de aanstelling dan ook niet spreken over de materialiteit? Ik realiseer me dat je niet met alle belanghebbenden kunt spreken. Maar ook hier geldt voor mij: een half ei is beter dan een lege dop. Zeker bij grote ondernemingen waar de accountant een toelichting geeft op zijn controle en waar hij in zijn verklaring de materialiteit toelicht in de AV. Dan kan in het kader van de benoeming van de accountant voor een volgend jaar toch ook over de nieuwe materialiteit worden gesproken? En bij een bestuurder – DGA lijkt het me praktisch ook heel goed invulbaar. Ik kan me ook voorstellen dat hier soms over gecommuniceerd wordt met een andere belanghebbende zoals een bank. De accountant zal wel moeten beoordelen of de afgesproken materialiteit ook voor anderen passend is.
Gezien de column over Publieke 'accountantsgeheimen', vanuit de leek bekeken van Antje Kuilboer- Noorman lijkt het me alleen maar goed als deze discussie wordt gevoerd. Het past m.i ook in de NV COS gedachte dat je vooraf afspraken maakt om misverstanden te voorkomen over de opdrachtuitvoering. Waarom zouden we hierover geheimzinnig willen doen?

@Marianne: Mijn focus ligt op het gesprek en niet op het model. Ik kan me voorstellen dat een model daarbij het startpunt is (als een soort maximum), maar ik denk dat het vaak niet het eindpunt zal zijn.

@Hein: Bij wat ik voorsta is materialiteit volgens mij niet een 'accountantsprobleem'. Hoe je omgaat met die materialiteit in de controle blijft wel een zaak voor de accountant.

Hein Kloosterman

De column en de reacties tonen een heel verschillend beeld zien. Daardoor zie ik niet een echte discussie.
De bijdrage van Paul van Batenburg geeft goed weer welke rol materialiteit in de controle speelt. Jan Thijs Drupsteen geeft de rol van materialiteit weer met betrekking tot de verslaggeving. Dat zijn twee verschillende rollen, maar ze hebben iets gemeenschappelijks. Namelijk de materialiteit die Jan Thijs noemt heeft de rol van beoordelingsnorm voor de accountantscontrole. Paul noemt zowel de beoordelingsnorm als de uitvoeringsnorm (uitvoeringsmaterialiteit en toelaatbare afwijking). En zo komen die werelden weer bij elkaar.
En dus is de materialiteit een accountantsprobleem.
Materialiteit is in beginsel, ten opzichte van de accountantscontrole, een exogene parameter. Dat geldt voor zowel de samenstelling als de controle!
In een van de columns Statistical Audit (nummer 22) heb ik gesteld dat de materialiteit en het werk dat gedaan moet worden onderling afhankelijk zijn.
Als we kijken naar de (maatschappelijke) kosten van een audit is dat misschien zo gek nog niet. Als er voldoende werk is gedaan om te proberen met gegevensgerichte controles te falsifiëren dat de jaarrekening goed genoeg is, dan is die hoeveelheid werk om te rekenen naar termen van materialiteit (de toelaatbare afwijking).
Zo is er een link tussen de presentatiematerialiteit (voor de jaarrekening als geheel) en de afwijkingenmaterialiteit (voor de jaarrekening als geheel). Onderzoek?

Marianne van der Zijde

@Roy, efficiënter t.o.v. gaan praten met de onderneming en gebruikersgroepen om een idee te krijgen van wat zij materieel zouden beschouwen. Daar moet je wel iets mee, anders blijft het inderdaad volledig de inschatting van het controleteam. En concurrentie: hoe hoger de materialiteit: hoe minder werk je hoeft te doen voor dezelfde verklaring.

Roy Gorter

Beste Marianne,

Je stelt: “Dat is efficiënt, transparant en voorkomt oneerlijke concurrentie tussen accountants”

‘Transparant’ begrijp ik. Dat je stelt dat het "oneerlijke concurrentie tussen accountants voorkomt" vind ik al wat minder waarschijnlijk maar kan ik nog wel enigszins begrijpen als ik materialiteit helemaal los van alle andere keuzes in de controle zie, hoewel ik niet denk dat dit nou een wezenlijk verschil zou maken.

Maar dat je voorstel efficient zou zijn, dat begrijp ik echt niet. Ik neem aan dat je dan niet doelt op de besparing van een half uur discussie in het controleteam of 10 minuten met de toetser? Waar zie jij dan die efficiency?

Marianne van der Zijde

@ Jan Thijs: Maak een standaardmodel en vraag vertegenwoordigers van groepen ondernemingen/organisaties en groepen stakeholders of zij kunnen instemmen met het gebruik van het model. Vermeldt vervolgens in de verklaring dat het model is gebruikt en de daaruit resulterende bedragen voor de (uitvoerings-) materialiteit. Dat is efficiënt, transparant en voorkomt oneerlijke concurrentie tussen accountants. Volgens mij zijn we het eens: of ben jij voorstander van individuele gesprekken tussen de accountant, de te controleren organisatie en vertegenwoordigers van groepen stakeholders? Dat lijkt mij praktisch niet te organiseren, heel inefficiënt en er is ook conceptueel niet uit te komen zonder model omdat iedere partij ook belang heeft bij consistentie.

Arnout van Kempen

hear, hear, Jan Thijs!

En niet eens vanwege de specifieke keuze, maar bovenal vanwege het uitgangspunt: laten we eens duidelijk zijn voor het maatschappelijk verkeer.

Ik heb eerder gewezen opa het kennelijke misverstand bij gebruikers over de oordeelonthouding, ik vermoed dat de onduidelijkheid over materialiteit zo mogelijk nog groter is. Terwijl het voor gebruikers van een jaarrekening zeker geen ingewikkeld concept is. Dus leg het uit!

Jan Thijs Drupsteen

Wat mij opvalt in de discussie is dat materialiteit benaderd wordt als een accountantsprobleem. Dat is het niet. Zoals Standaard 320 aangeeft in de inleiding is materialiteit primair een begrip uit de verslaggeving. De overwegingen die voor het management gelden bij het opstellen, die gebruikers meewegen bij het lezen van de jaarrekening vormen ook het referentiekader voor de accountant.
Bij het bepalen van de materialiteit wordt ingeschat welke afwijking de beslissingen van een brede groep gebruikers beïnvloed. Daar kun je misschien vuistregels bij gebruiken, maar dan wel vuistregels bepaald door het maatschappelijk verkeer. (Professionele) oordeelsvorming van het management en de accountant kan dan leiden tot bijstelling (naar beneden).
Ultiem denk ik aan een andere oplossing om de black box van de materialiteit inzichtelijk te maken. Moet in de controleverklaring of liever nog in de jaarrekening niet worden aangegeven welke materialiteit is gebruikt en hoe die is bepaald? Als blijkt dat relevante belanghebbenden hier anders naar kijken dan zal dit ongetwijfeld tot discussie en mogelijk tot bijstelling voor een volgende periode leiden.
Maatschappelijk lijkt het dan ook beter dat de discussie over de materialiteit vooraf (voor het opstellen van de jaarrekening en de controle) wordt gevoerd. De (maximum) materialiteit zou dan onderdeel van gesprek kunnen zijn bij de benoeming van de accountant. Ook voor een samenstelopdracht zou de opdrachtgever hier met de accountant over moeten praten. Als de accountant bij de uitvoering op basis van zijn professionele oordeel vaststelt dat de materialiteit lager moet zijn, dan moet hij dit uiteraard meenemen in zijn controle of bij het samenstellen.
Moeten we dit dan regelen in de NV COS? In principe niet. Een dergelijke aanpak moet maatschappelijk gedragen worden. Want, zoals aangegeven in het begin van de reactie, het is primair een probleem van relevante en betrouwbare verslaggeving.

Alle Bergsma

Ik zie materialiteit in de samenstelpraktijk vooral als hulpmiddel om de eindgebruiker in beeld te blijven houden. De grotere afwijkingen zitten immers meestal in de posten waar een groter inschattingselement in zitten en sowieso alleen maar zacht zijn te onderbouwen.

De voorraad van een machinebouwer die geen voorraadadministratie heeft en een eigen inschatting doorgeeft. Daar moet ik met mijn gezond-boeren-verstand naar kijken en eventueel kritische vragen stellen/doorvragen. Maar dat de voorraad qua waarde enigszins zal afwijken van wat het 'werkelijk' is, dat is volgens mij per definitie zo. Maar hoeveel, dat weet niemand.

Idem met de inschatting van vzdubdeb.

Zolang ik doorvraag en er geen alarmbellen gaan rinkelen, zal de afwijking volgens mij niet gauw materieel zijn. Of dat nu 8.000 of 15.000 afwijking is.... Het totaalbeeld moet passen bij de onderneming, zoals de ondernemer en zoals ik (en met mij de gebruikers) er tegenaan kijk.

John Weerdenburg

Beste mensen,
Wat krijgen we toch weer een academische discussie over materialiteit! Het onderzoek van de NEMACC is gericht op materialiteit bij samenstellen. Vaak zie ik een materialiteitsberekening in een dossier met daarnaast correcties onder de materialiteitsgrens. Waarom dan deze berekening? Het suggereert dat afwijkingen (zijn dat fouten?) onder deze grens niet gecorrigeerd worden door de accountant. Ik heb zelden meegemaakt dat een accountant van zijn cliënt bij een samenstellingsopdracht geen toestemming kreeg om een correctie te boeken. Zeker in situaties waarbij de accountant ook nog de taak heeft om de kolommenbalans uit te werken. En dat is toch het geval bij meer dan 95% van alle samenstellingsopdrachten. Over efficiency gesproken; de tijdsbesteding voor het bepalen van de materialiteit kost meer tijd dat de correctieboeking.

Paul van Batenburg

Marianne, ik denk niet dat wij hetzelfde zeggen; ik probeer in ieder geval wat anders te zeggen. En ja, de COS is goed in dwaalsporen.
Bij de controle van een verantwoording heb je twee van elkaar te onderscheiden vragen:
- hoe aggregeer ik de conclusies per post naar een conclusie voor het geheel? Dus: hei zorg ik er voor dat ik de verantwoording kan goedkeuren als ik elke post heb goedgekeurd?
- hoe ontwerp ik mijn controle per post zo, dat ik ook bij het vinden van foutjes de post nog kan goedkeuren?
De afslag van materialiteit naar uitvoeringsmaterialiteit per post is bedoeld om dat aggregatierisico te dichten. Dat risico heb je zelfs als je 0 fouten vindt. Volgens COS 320 is die daarom ook verplicht.
De afslag van uitvoeringsmaterialiteit per post naar toegelaten afwijking per post is niet verplicht en is bedoeld om, als je foutjes in je gegevensgerichte controle verwacht, je werkzaamheden uit te breiden en toch nog steeds aan de uitvoeringsmaterialiteit te voldoen.

Marianne vd Zijde

@Paul
COS320 A.13 laatste zin die gaat over uitvoeringsmaterialiteit: “Het wordt beïnvloed door het door de accountant verworven inzicht in de entiteit….alsmede door de aard en omvang van de afwijkingen die zijn vastgesteld bij eerdere controles en aldus door de verwachtingen van de accountant met betrekking tot afwijkingen in de huidige verslagperiode.” Volgens mij zeg ik hetzelfde, om aan te geven dat het gekozen percentage (dat wat mij betreft ook andere percentages mogen zijn dan 50% of 70%) afhangt van de verwachtingen van de accountant.

Paul van Batenburg

Beste Marianne:
Je geeft aan dat de uitvoeringsmaterialiteit op 70 of 50 procent van de materialiteit moet worden gekozen afhankelijk van de verwachting dat je fouten gaat vinden. Daarbij de uitveoringsmaterialiteit niet voor: voor het vinden van fouten heb je de toegelaten afwijking die je al of niet lager kiest dan de uitvoeringsmaterialiteit. De afslag tussen materialiteit en uitvoeringsmaterialiteit is bedoeld om he5 aggregatierisico te mitigeren: het risico dat in elke post een klein foutje achterblijft dat optelt tot een onontdekte materiële fout. Daarom bepaal je eerst per post de uitveorinsgmaterialiteit en dan daarna pas afhankelijk van de verwachte fout de toegelaten afwijking. Niels van Nieuw Amerongen en ik hebben dit in Handboek Accountancy 2010 ontrafeld.

Marianne van der Zijde

@Niels,
Ik denk inderdaad dat over 5-10 jaar de audit grotendeels of helemaal door een computer zal worden gedaan. COS 320 zegt dat het gaat om de gemeenschappelijke behoeften van de gebruikers als groep en niet om individuele stakeholders. In een standaard materialiteitsmodel kunnen verschillende ‘standaard’ gebruikersgroepen als variabele worden meegenomen. In die zin is wat ik voorstel ook maatwerk. Je zult als accountant nog wel moeten bepalen welke opbjectieve kenmerken de te controleren organisatie heeft en die moeten aanvinken in het model. Uiteindelijk gaat het bij materialiteit om een aanname van de accountant. Een aanname die je nooit dicht geredeneerd krijgt. En belangrijk: een accountant leert nooit beter inschatten want er is geen sprake van een feedback-loop: je komt er niet achteraf achter dat de materialiteit te hoog of te laag was en leert dus ook niet in de praktijk om steeds betere inschattingen te doen.

Geert de Jonge

Een eenvoudige materialiteitsconceptie past alleen bij posten die zicht vrij objectief laten waarderen. Maar naarmate waarderingen steeds subjectiever worden neemt de behoefte aan professionele oordeelsvorming toe. Materialiteit bij subjectieve waarderingen zal zich ook niet in een formule of model laten vangen.

Niels van Nieuw Amerongen

@Marianne:
Na het lezen van je opinie en latere reactie aan René en mij ontstaat de indruk dat je rationele oordeelsvorming verwart met te standaardiseren oordeelsvorming. Als je gelijk zou hebben, dan zou je de menselijke factor geheel kunnen uitschakelen en de audit grotendeels door een computer kunnen laten doen. Het uitvoeren van oa een goede stakeholderanalyse, als onderdeel van de oordeelsvorming over materialiteit, kun je in mijn beleving, niet standaardiseren. Dit aspect in de controle laat ook zien of de accountant het maatschappelijk belang voor ogen heeft: wie zijn de gebruikers en wat zijn hun belangen? Dat moet je niet willen standaardiseren, want dit is maatwerk. Op een enkel onderdeel kun je wel wat vereenvoudigen door bijv uit te gaan van gebruikersgroepen ipv individuele gebruikers. Ik vraag me serieus af of je met deze richting in je opinie het beroep ook verder "helpt". In die zin lijkt het me zinvol als hieruit vanuit de NBA onderbouwde gedachten worden ontwikkeld, bij voorkeur gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek.
p.s.: in mijn praktijk zie ik gelukkig ook heel veel goede voorbeelden voorbij komen waarbij accountants zowel kwantitatief (in de keuze van benchmarks) als kwalitatief onderbouwde standpunten documenteren. En het is uit oogpunt van een lerende organisatie goed als de accountants-in-opleiding hierin al snel betrokken worden.

anton ewoldt ra

Eindelijk weer eens een lekker vaktechnisch onderwerp dat Marianne altijd weer op een verhelderende manier brengt. Bij materialiteit denk ik ook
aan aspecten van ontoereikendheid of onjuistheid bij de toelichtingen op de jaarrekening en de uiteengezette waarderingsgrondslagen en omgevingsfactoren waarin de onderneming mee te maken heeft. Als de materialiteit volgend het bekende rekenmodel (% van omzet, br. winst, balanstotaal, eigen vermogen etc.) o.b.v. voorgaande jaarrekening dan is het toch aan te bevelen alvorens de knoop wordt doorgehakt de inherente risico's en interne beheersingsrisico's daarbij te betrekken die dan tezamen de uiteindelijke materialiteitsgrens aangeven en nader kan worden verdeeld over de afzonderlijke balans en resultaatposten. Ik ben het er helemaal mee eens dat de tijdens de controle uitvoering te hanteren materialiteitsgrens en daaruit voortvloeiend bedrag dat in detail of aleen met vbc en cbo wordt gecontroleerd door het totale beeld van de onderneming wordt bepaald. (Bij een balans totaal van 100 en omzet van 70 en winst van 25 en eigen vermogen van 33 en schulden van 20 is m.i. de materialiteitsgrens zeker niet hoger dan 8). Natuurlijk speelt ook de voorgaande jaarrekening mee e jaarrekening en de gesignaleerde risico's in de management letter ed.

Lizette Sirre-Heijdra

Volgens mij sluiten het 'toepassen van professionele oordeelsvorming' en het 'toepassen van een binnen de beroepsgroep overeengekomen rekenmodel' elkaar niet per definitie uit toch?

Zie hieronder de definitieve van professionele oordeelsvorming vanuit de Begrippenlijst NV COS:

"Het toepassen van relevante training, kennis en ervaring in de context van standaarden inzake controle, verslaggeving en ethiek, bij het maken van weloverwogen keuzes over de te treffen maatregelen in de omstandigheden van de controleopdracht."

Accountants kunnen toch ook hun gezamenlijke training, kennis en ervaringen delen en gezamenlijk weloverwogen de keuze maken om gebruik te maken van een gedeeld rekenmodel? Waarbij uiteraard de accountant per opdracht zal moeten overwegen of er sprake is van bijzondere omstandigheden of situaties waarmee in dit model geen rekening is gehouden en waardoor hij/zij daarvan zal moeten afwijken.

Een rekenmodel dat zorgvuldig tot stand is gekomen hoeft volgens mij ook niet te leiden tot een 'eenvoudige mechanische berekening', wat strijdig zou zijn met NV COS. Slim werken lijkt op afstand vaak simpel (eenvoudig)….

Roy Gorter

@ Marianne:

Stel je dan voor om het NEMACC model als standaard te gebruiken? Hoe zie je dit voor je bij bijvoorbeeld een handelsbedrijf dat hoofdzakelijk via internet verkoopt en gericht is op zo snel mogelijk groeien? Op basis van de tool zal je dan al snel uitkomen op de materialiteit als percentage van resultaat voor belasting. Ik zou me zomaar kunnen voorstellen dat de gebruikers meer interesse hebben in andere variabelen. Maar ja, het model zegt....

Daarnaast vind ik je reactie aan Rene en Niels opmerkelijk. Je stelt: "Wat ik in de controlepraktijk zie is dat er niet heel diep wordt nagedacht door accountants over materialiteit en uitvoeringsmaterialiteit. In de planningsfase worden door een assistent of controleleider de cijfers ingevoerd in een model en dat is het in de meeste gevallen." En wat is vervolgens je oplossing: Een standaard model bedenken. Begrijp je het zelf nog?

Marianne van der Zijde

@Rene en Niels: wat ik in de controlepraktijk zie is dat er niet heel diep wordt nagedacht door accountants over materialiteit en uitvoeringsmaterialiteit. In de planningsfase worden door een assistent of controleleider de cijfers ingevoerd in een model en dat is het in de meeste gevallen. Wat ik zeg is dat de variabelen die de materialiteit bepalen inzichtelijk gemaakt zouden moeten en kunnen worden en daarmee gestandaardiseerd. Het kan en mag geen black box zijn. Bovendien: als we ons beroep klaar willen maken voor een digitale toekomst, dan moeten we ook gaan nadenken over wat te standaardiseren is: materialiteit bepalen is in feite al voor een belangrijk deel gestandaardiseerd. Mijn opinie is een pleidooi om dat te erkennen en daar ook als beroep naar te handelen.

Marianne van der Zijde

@Roy het NEMACC rekenmodel is te vinden op www.materialiteit.nl: het model houdt rekening met verschillende variabelen. Er komt dus ook bij de standaardtoepassing niet één materialiteit uit voor iedere onderneming. Als dit model nog verfijnd kan worden als het gaat om de variabelen zou dat mooi zijn.

Niels van Nieuw Amerongen

Het toepassen van professionele oordeelsvorming komt in die ene Standaard over materialiteit vijf keer voor. Daaruit alleen al zou je kunnen afleiden dat simpel al snel verwordt tot simplistisch. In het bijzonder wordt dit vermeld in relatie tot de UM in 320.A13: “Het bepalen van uitvoeringsmaterialiteit is geen eenvoudige mechanische berekening en houdt het toepassen van professionele oordeelsvorming in”. Duidelijker had ik het zelf niet kunnen verwoorden. Hoewel het in de regel goed is om steeds terug te gaan naar de basis, ben ik er in dezen erg huiverig voor om het onderwerp Materialiteit terug te schalen tot iets waar we gewoon een paar afspraken over moeten en kunnen maken. Vive le jugement professionel!

Rene van Wingerden

Materialiteit is in de basis niet wat accountants onderling afspreken maar volgt uit de informatiebehoefte van de gebruikers.

En die is slechts te schatten. De term professionele oordeelsvorming laat m.i. inherent de mogelijkheid open dat verschillende uitkomsten denkbaar zijn. Als het een kwestie van een regeltje is heb je geen oordeelsvorming meer nodig.

En het accountantsberoep is m.i. juist een professie doordat de accountant zijn algehele kennis en ervaring gebruikt om de juistheid van een jaarrekening te kunnen beoordelen.

Dus die oordeelsvorming is juist de meerwaarde die je niet moet wegwerken door het invoeren van regeltjes die iedere mavo-klant kan volgen.

NB, de hele hausse van boekhoudschandalen begon met Enron waar op grond van een regeltje dat wanneer meer dan 10% van het risico was overgedragen, je die SPE niet hoefde te consolideren "want dan is het risico niet meer materieel". Heel makkelijk te controleren, maar de jaarrekening die daaruit volgde stond haaks op de realiteit.

Dus het geforceerd uniformeren van de materialiteit lijkt mij niet gepast.

Roy Gorter

Beste Marianne,

In theorie leuk, maar hoe zie je dit in de praktijk voor je? Zou je misschien eens een voorbeeldje kunnen geven, bijvoorbeeld voor de berekening van de materialiteit van een handelsonderneming (of een willekeurig ander voorbeeld)?

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.