Analyse en conclusies van Marcel Pheijffer over hoogleraren accountancy zijn ondeugdelijk
In drie blogs heeft Marcel Pheijffer een analyse gegeven van de prestaties van de hoogleraren accountancy. Die analyse en de door hem getrokken conclusies zijn ondeugdelijk. Wij – als hoogleraren-RA – nemen daar nadrukkelijk afstand van.
Aanleiding voor zijn blogs is de brief van minister Dijsselbloem naar aanleiding van de motie van Henk Nijboer. De in de motie-Nijboer neergelegde zorg, over de mogelijke onwenselijke belangenverstrengeling van hoogleraren die tevens verbonden zijn aan een accountantsorganisatie, wordt door Dijsselbloem weggenomen met een reeks van argumenten, waarvan de belangrijkste zijn:
- de hoogleraren werken bij universiteiten in een algemeen kader waar onafhankelijke wetenschapsbeoefening is gewaarborgd en waar de universiteiten op toezien; bovendien dienen ze zich als registeraccountant te houden aan de professionele beroepscode;
- vanuit het oogpunt van kenniscirculatie en het belang van het kunnen delen van ervaringen uit de praktijk is het wenselijk dat er hoogleraren zijn die tevens functies hebben in de beroepspraktijk, waardoor onderwijs wordt gegeven door mensen met praktijkervaring en vragen uit de praktijk hun weg vinden naar de wetenschap.
'Daarnaast' constateert Dijsselbloem dat deze hoogleraren zich de afgelopen jaren met ingezonden brieven en dergelijke hebben gemengd in het publieke debat in de sector.
De blogs van Pheijffer richten zich eenzijdig op deze 'daarnaast'-opmerking. Dat is zijn goed recht, maar het leidt niet tot relevante conclusies omtrent de hoofdargumenten in de brief. Ook als hoogleraren zich niet mengen in het publieke debat via de door Pheijffer geselecteerde media, betekent dat nog niet dat daarmee een conclusie kan worden getrokken over hun onafhankelijkheid en hun maatschappelijke bijdrage, onder andere in de vorm van onderwijs en onderzoek.
Uit de analyse van Pheijffer volgt dat het aantal door hem waargenomen publicaties in een beperkte tijdsperiode per hoogleraar-RA beperkt is tot ruim één bijdrage aan het publieke debat per jaar. De drie personen die substantieel meer bijdragen zijn nu juist tevens actief bij een accountantsorganisatie. Dit ondersteunt zijn stelling van gebrek aan onafhankelijkheid dus niet.
Vervolgens geeft Pheijffer aan dat nagenoeg alle geïnventariseerde bijdragen inhoudelijk ver weg blijven van de vragen waarover het maatschappelijk debat in de accountancy in 2014-2016 is gegaan. Kunnen, durven, willen of mogen ze niet, vraagt hij zich af. Even later noemt hij als belangrijk punt het gedwongen zwijgen, ofwel: we durven of mogen niet. En degenen die tegen hem zeggen dat zij zich niet door de organisatie belemmerd voelen om te spreken gelooft hij niet, wat niet ver af is van een beschuldiging van onwaarheid spreken. Er is geen enkele basis voor de complottheorie dat accountantskantoren hoogleraren de mond zouden snoeren en zijn ‘fact check’ vormt daarvoor in het geheel geen bewijs.
De door Pheijffer genoemde hoogleraren accountancy, waarvan enkele niet eens betrokken zijn bij de accountantsopleiding, zijn van diverse pluimage, met verschillende vakgebieden en verschillende interesses. Die interesses liggen in bijvoorbeeld vaktechnische professionele publicaties, bijdragen aan studieboeken, nationale en internationale wetenschappelijke publicaties, opiniebijdragen in internationale en juridische tijdschriften, participatie in nationale en internationale commissies, bijdragen aan het ontwikkelen van accounting- en auditingstandaarden via relevante nationale en internationale organen, bijdragen aan de beroepsontwikkeling in opkomende landen, bijdragen op congressen, en relevante nevenfuncties. Deze blijven grotendeels bewust buiten het vizier van Pheijffers tellingen.
Voorts werken de meeste hoogleraren op de universiteit in deeltijd, met een focus op onderwijsactiviteiten. Juist onderwijs is een primair punt dat door Dijsselbloem wordt genoemd, maar Pheijffer stelt daarover dat je geen hoogleraar behoeft te zijn om goed onderwijs te verzorgen. Hij geeft vervolgens aan dat veel docenten in het basisonderwijs en middelbaar onderwijs (naast een groot deel van het universitair onderwijs) daarvoor dagelijks het bewijs leveren. Pheijffer gaat hier volledig voorbij aan het oordeel van de onafhankelijke toezichthouder op de accountantsopleiding, de CEA: in Accountant (maart 2012) heeft de CEA aangegeven dat hoogleraren uit de praktijk ‘erg belangrijk’ zijn voor de accountantsopleiding.
Pheijffer beoordeelt de prestaties van zijn collega-hoogleraren uitsluitend op het bijdragen aan de discussies over het accountantsberoep in door hem geselecteerde media en over door hem interessant gevonden onderwerpen. Hij schaamt zich vervolgens voor zijn collega's omdat zij hun tijd niet op dezelfde wijze inrichten als hijzelf, terwijl hij nota bene de enige hoogleraar is die als leeropdracht heeft de opinievorming in de accountancy. Andere hoogleraren zijn door hun universiteiten met andere taken aangesteld en zij worden daarop door de universiteit beoordeeld. Onderwijs, onderzoek en maatschappelijke impact gaan daarbij hand in hand, met van persoon tot persoon en soms van periode tot periode wisselende nadruk. Deze constatering heeft niets te maken met zelfgenoegzaamheid van de hoogleraren, dit is onvoldoende inleving van Pheijffer in de andersoortige prestaties door andere hoogleraren. Prestaties die niet altijd zichtbaar zijn voor de buitenwereld, zoals de bijdragen aan internationale regelgeving en het accountancy-onderwijs.
Dijsselbloem heeft in zijn brief de juiste conclusies getrokken. Universitaire besturen zien toe op de prestaties van de eigen hoogleraren en op het voorkomen van belangenverstrengeling. Voor de kwaliteit van de accountantsopleiding is praktijkervaring belangrijk. Er is een grote diversiteit aan hoogleraren-RA die op vele verschillende wijzen hun bijdragen leveren aan wetenschap en maatschappij, buiten het zeer beperkte blikveld waarop Pheijffer zich in zijn blogs heeft gericht.
Hoogleraren RA
Auke de Bos, Arjan Brouwer, Kees Camfferman, Roger Dassen, Peter Diekman, Peter Eimers, Rob Fijneman, Hans Gortemaker, Ralph ter Hoeven, Martin Hoogendoorn, John van Kollenburg, Hans Leenaars, Oscar van Leeuwen, Barbara Majoor, Roger Meuwissen, Erik Roelofsen, Peter Sampers, Frans van Schaik, Leo van der Tas, Eddy Vaassen, Arco van de Ven, Ruud Vergoossen, Hans Verkruijsse, Dick de Waard, Philip Wallage, Frans van der Wel, Peter van der Zanden.
Gerelateerd
Hoogleraren pleiten voor zorgplicht voor ondernemingen
Grote bedrijven moeten worden verplicht zorg te dragen voor het algemeen belang. Dat stellen drie hoogleraren in een opiniebijdrage in NRC.
FTM: UvA beloofde EY voordelen in ruil voor sponsordeal
De vakgroep belastingrecht van de Universiteit van Amsterdam beloofde aan meerdere bedrijven voordeeltjes in ruil voor sponsoring van een onderzoeksproject. Zo zou...
VU onderzoekt onafhankelijkheid studie fiscaal recht
De Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam onderzoekt de onafhankelijkheid van specialisaties binnen de masterstudie fiscaal recht. De universiteit reageert daarmee...
FTM: Big four beïnvloeden inhoud studie fiscaal recht
Zes grote Zuidas-kantoren, waaronder de big four, oefenen samen met de Belastingdienst al jarenlang invloed uit op de inhoud van een afstudeerrichting fiscaal recht...
FTM: EY financierde leerstoelen en leverde promovendi voor Erasmus Universiteit
De belastingadviespraktijk van EY financierde twee leerstoelen bij de vakgroep fiscaal recht van de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Ook stelde EY twee werknemers...