Opinie

Aansprakelijkheid accountant (in Canada)

Regelmatig is er sprake van de vraag of accountants hebben gefaald. Regelmatig worden accountants aansprakelijk gesteld. Regelmatig schikken accountants in binnen- en buitenland dergelijke zaken. Uiteraard zonder schuld te bekennen.

Soms komt de vraag op of curatoren ten behoeve van de vennootschap (zie: Landis, Econcern, Weyl) richting de accountants mogen acteren, daar waar de oude bestuurders van de vennootschap zelf ook hebben gefaald of zelfs gefraudeerd. Een enkele keer claimen nieuwe bestuurders namens hun organisatie terwijl de oude bestuurders daarvan steken hebben laten vallen (zie: Vestia).

In Nederland heeft dit inhoudelijk aardige, juridische discussies opgeleverd. Ik ga daar nu niet op in en richt de blik ditmaal op Canada. Daar speelt al een kleine twintig jaar de casus Livent/Deloitte. Het management van Livent was betrokken bij allerhande boekhoudkundige trucs, die als frauduleus zijn aangemerkt. Deloitte verstrekte goedkeurende verklaringen.

Deloitte werd door Livent - inmiddels zonder de frauderende managers - aansprakelijk gesteld. En met succes. Door rechtbank en gerechtshof. Overigens kan Deloitte nu nog naar het Supreme Court, daarmee is de zaak dus nog niet definitief beslecht.

De zaak is dus door Livent, de cliënt van Deloitte, aangespannen. Het protest van Deloitte daartegen sorteerde geen effect. Deloitte stelde dat Livent niet tot een aansprakelijkstelling kon komen omdat de fraude door het management van het aanklagende Livent zelf was gepleegd.

In fraai Latijns is dat een protest of verweer ex turpi causa. Kort gezegd: een juridische doctrine waarin wordt gesteld dat de fraudeur (Livent via haar management) niet zelf tot aansprakelijkstelling kan overgaan.

Deloitte's protest heeft geen weerklank gevonden: het gerechtshof maakt er in het arrest korte metten mee.

In het arrest wordt gewezen op het feit dat accountants conform de controlerichtlijnen een zorgplicht hebben in relatie tot het ontdekken van fraude. Ook indien die door het management van de cliënt wordt gepleegd. Anders: 'It would lame the very concept of an audit if the auditor could, by reference to the maxim ex turpi causa, defeat a claim for breach of duty in failing to detect managerial fraud at the company’s highest level by attributing to the company the very fraud which the auditor should have detected.'

Nadrukkelijk wijst de rechter erop dat toewijzing van het verweer ex turpi causa een pervers effect zou hebben: 'To attribute the fraud to the company in these circumstances would have the perverse effect of depriving the innocent participants in the enterprise of a remedy for the negligence of its auditor in precisely those cases where the services of an auditor are most critical – namely, the detection of wrongdoing by high-level management.'

Ik kan mij helemaal vinden in deze Canadese uitspraak. Ik baseer me daarbij eveneens op de controlerichtlijnen, met name die inzake fraude. Daaruit volgt immers dat de accountant de nodige zorg en aandacht dient te besteden aan frauderisico’s, zeker ook als die het handelen van het management betreffen.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Marcel Pheijffer (1967) is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden.

Gerelateerd

8 reacties

ron

@Jan-Willem Wits 
Aha, ik dacht even dat een bekentenis van schuld aanleiding was voor het strafrecht

Jan-Willem Wits

@ron

vermoedelijk omdat dan de dekking van de aansprakelijkheidsverzekering vervalt...

ron

Wat is de reden dat accountants geen schuld te bekennen?
Ron

Marcel Pheijffer

@Jan-Willem

Ik kom zeker bij je terug naar aanleiding van je reactie en jouw column. Doe dat in de vorm van een blog. Kan ik nog even op je argumenten kauwen!

Jan-Willem Wits

Ha Marcel,

Boeiende bijdrage! In mijn ervaring met fraudedossiers heb ik altijd (een combinatie van) drie argumenten ter verweer gehoord:

(1) samenspanning: wanneer het management moedwillig de boel belazert, ben je als accountant kansloos. En al helemaal als medewerkers op cruciale plekken in de AO/IC instructie hebben gekregen om mee te werken aan de fraude.
(2) LOR: de opdrachtgever tekent ervoor dat hij de accountant de juiste informatie verschaft. Doet ie dat moedwillig niet, dan schendt hij die afspraak en kan je de accountant niets verwijten (ik weet het, enigszins een cirkelredenering...).
(3) 'nee tenzij': een reguliere accountantscontrole heeft níet tot doel om fraude te ontdekken. natuurlijk moet de accountant acteren wanneer er in de controle fraudesignalen naar voren komen, maar de basishouding is vertrouwen. Dat is wezenlijk anders bij forensisch onderzoek, waar wantrouwen leidend is en het specifieke doel om fraude op het spoor te komen. Dat zou een reguliere controle onbetaalbaar maken.

Ik ben benieuwd hoe deze argumenten stand kunnen houden tegen de achtergrond van de Canadese uitspraak. En wat dit zou moeten betekenen voor de opdrachtaanvaarding. Terecht of niet, heb ik toch vaak gemerkt dat accountants met name de LOR zien als een effectief middel om zich tegen fraude door de directie in te dekken.

Toine Goossens

Marcel top. Een van de verantwoordelijkheden van de accountant is het beoordelen van falen van of frauderen door de leiding. Dat is een inherent risico.

Als de accountant daartoe signalen ontvangt dient deze afdoende aanvullende controle maatregelen te treffen. De accountant is verantwoordelijk voor het bepalen van het ControleRisico, niet de cliënt.

Het lijkt wel of er collega´s zijn die het nog steeds niet goed begrijpen wat dat inhoudt. Ik verwijs naar het zeer lezenswaardige artikel van Gérard Brockhoff en Giel van Wageningen; 5 waarschuwingen voor falen:

http://executivefinance.nl/2015/08/5-waarschuwingen-voor-falen/

Accountants die denken dat het beoordelen van faalfactoren niet tot hun werk hoort hebben het nog steeds niet begrepen.

Marcel Pheijffer

@ Rene

Mijn ervaring in diverse zaken is dat de accountant wel degelijk signalen kende van fraude- en faillissementsrisico's en ook dat deze vaak zijn opgeslagen door medewerkers uit het controleteam, maar dat deze niet adequaat zijn opgepikt en afgehandeld.

Geen illustratief voorbeeld is de bouwfraude (2002), waarvan in het rapport diverse voorbeelden zijn opgenomen vanuit accountantsdossiers.
Ook is de CBb-uitspraak inzake DSB op dit punt lezenswaardig.

En ook is het aardig dat je juist wijst op de faillissementen. In eerdere jaren heb ik verwezen naars studies van Robin Litjens die had onderzocht dat de accountant bij gezonde bedrijven om de 12 maanden zijn verklaring af gaf, terwijl dat in een groep van bedrijven in nood - uit mijn hoofd - meer in de richting van 16 maanden lag en in geval van gefailleerden zelfs op 21 maanden.

Die cijfers zijn an zich al een indicatie dat de accountant de (doods)nood herkende. Terechte vraag is dan: hoe heeft hij er vervolgens naar gehandeld?

Rene van Wingerden

Eens als de accountant objectief te weinig werk heeft gedaan mbt het frauderisico. Alleen wil bij deze beoordeling achteraf nog wel eens hindsight van invloed zijn: achteraf kan je vaak wel een controlemaatregel bedenken die de fraude zou hebben gedetecteerd, maar niet door de accountant is gekozen in zijn controlemix. Enigszins vergelijkbaar dat je achteraf allerlei signalen van een naderend faillissement had kunnen zien.
Ik vraag mij af of een rechter van dit hindsight effect kan abstraheren. Marcel, heb jij met jouw ervaringen rond rechtspraak hier een indruk van?

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.