Opinie

Verbeterde aanpak: 25 procent meer relevantie

Het accountantsberoep heeft de afgelopen dertig jaar zo goed als stil gestaan. Geen enkele beroepsgroep kan zich dit veroorloven.

Natuurlijk zijn de werkmethodes gewijzigd en is er 'gesleuteld' aan de controleverklaringen, maar in essentie is er zo goed als niets veranderd voor de gebruiker van de jaarekening. Het geïntroduceerde toezicht op accountants, de verscherpte regelgeving, de discussie over partnerinkomens: het zijn allemaal symptomen dat de huidige controle zelf niet meer toereikend is.

Innovatie en productontwikkeling zijn hierop hét antwoord.

De legitimiteitstheorie probeert te beschrijven onder welke voorwaarden gebruikers een product of dienst als geloofwaardig en legitiem beschouwen . Hierbij worden drie niveau's onderkend, die een bepaalde volgtijdelijkheid kennen:

  • pragmatische legitimiteit: legitimiteit vanwege een zichtbare toegevoegde waarde en werking van het product: relevantie dus, hiermee begint het;
  • morele legitimiteit: omdat de randvoorwaarden waarbinnen het product tot stand komt goed zijn, zoals standaarden, toezicht en richtlijnen;
  • cognitieve legitimiteit: geloof dat het product is gericht op jouw belangen ('Het zit wel goed, de accountant heeft het beste met mij voor').

De maatregelen en het debat van de afgelopen jaren hebben zich ten onrechte bijna volledig gericht op de versterking van één onderdeel, de morele legitimiteit. Meer voorwaarden en uitgebreidere standaarden moesten de geloofwaardigheid van accountants versterken, terwijl de cognitieve legitimiteit afnam door alle schandalen en discussies.

Voor een nieuwe start is het echter nodig de pragmatische legitimiteit te verhogen. De innovatie en productontwikkeling richten zich op 'wat levert ons product op voor de gebruiker'? Zonder pragmatische legitimiteit is geen herstel van vertrouwen mogelijk.

Om te komen tot een verbeterde versie van het accountantsproduct zijn de volgende stappen noodzakelijk:

1. Ontwikkel een korte, krachtige definitie van controlekwaliteit met de focus op de gebruiker

Bijvoorbeeld: "Controlekwaliteit betreft zowel het afgeven van de juiste controleverklaring, gebaseerd op toereikend bewijs, als het verhogen van de relevantie van de jaarrekening."

Het eerste deel van deze definitie werd al voorgesteld door de Europese Federatie van Accountants (FEE) in 2006. Het tweede deel richt zich volledig op de gebruiker van de jaarrekening. Zo'n bondige definitie geeft sturing, versterkt de morele legitimiteit en verplicht de beroepsgroep om te blijven innoveren, ter versterking van de pragmatische legitimiteit.

2. Democratisering van de controle

Elke controle moet zich richten op het minimaliseren van de verwachtingskloof. Daarom wordt voor elke controle - zowel van beursgenoteerde firma's als de bakker om de hoek - een dialoog gezocht met jaarrekeninggebruikers en worden hun wensen en verwachtingen geïnventariseerd: waaruit bestaat de gebruikersgroep en welke informatie hebben zij nodig voor hun economische beslissingen? Deze inspraak in het controleproductgaat veel verder dan het raadplegen van de raad van commissarissen (auditcommissie). Deze 'democratisering' vergt investeringen van accountants, waarbij IT prima mogelijkheden biedt. Door deze voorwaarde goed in te vullen wordt naast de pragmatische legitimiteit ook de cognitieve legitimiteit versterkt.

3. Verbeter het primaire product en differentieer naar verschillende gebruikersgroepen

Met ‘verbeteren' doel ik op méér zekerheid bieden aan jaarrekeninggebruikers. Zoals autofabrikanten snellere, comfortabelere en zuiniger auto's maken, moeten accountants technologie ontwikkelen om meer concrete zekerheid te bieden, in de brede zin van het woord. Sommige mogelijkheden zijn gemakkelijk te realiseren, bijvoorbeeld een bedrijf een overzicht laten opnemen van haar betaalgedrag, uiterst relevante informatie voor banken en crediteuren. Andere mogelijkheden vergen meer investeringen, zoals het ontwikkelen van sjablonen voor aanvullende analyses voor schattingen en alternatieve vermogens- en resultaatsopstellingen. In de wetenschap is al veel onderzoek gedaan naar besluitvorming door gebruikers, welke informatie zij gebruiken en waarom. Dit kan dienen als basis voor deze innovaties.

4. De evolutie van assurance- naar garantie-services

Dit is de koningin onder de innovaties en beoogt het concreet vergroten van de zekerheid van gebruikers. In de huidige praktijk kan de accountant zich verschuilen achter regelgeving en management en blijkt hij  bij fouten te moeilijk aanspreekbaar . Bij garanties is de accountant concreet aanspreekbaar. Garanties zijn derhalve dé logische vervolgstap op de huidige assurance. In tegenstelling tot de verzekeringstheorie (insurance), waarbij vóóraf de dekkingsvoorwaarden, schadebepaling en -uitbetaling tot in de puntjes moeten worden uitgewekt met ongetwijfeld veel kleine lettertjes en uitzonderingen (heel statisch, complex en werkt een verwachtingskloof in de hand), zijn garanties juist dynamisch.

Net zoals constructiefouten in auto's het garantierisico vormen voor autofabrikanten, zo vormen onjuiste accountantsproducten het risico voor de accountant. Geleden schade moet dan worden vergoed en de situatie hersteld. Omdat accountants gemakkelijker aansprakelijk kunnen worden gesteld, zullen zij producten ontwikkelen die robuust zijn en zullen zij zich ook meer inzetten voor goede en duidelijke gebruikershandleidingen over hoe het controleproduct moet worden gebruikt.

Hiervoor is veel onderzoek en ontwikkeling nodig, inclusief uitgebreide test- en acceptatieprocedures. Net als crashtesten bij auto's en het uitgebreide testen van medicijnen in de farmaciesector. De NBA zou bij die robuustheidstesten een rol kunnen vervullen en de AFM kan er toezicht op houden. Het afgeven van garanties zal zeer effectief blijken om de pragmatische legitimiteit te versterken. Een voorwaarde daarbij is wel dat schade concreet en eenvoudig kan worden verhaald. Hiervoor is onder andere een schadefonds noodzakelijk (daarover meer in een volgende bijdrage).

Er zijn dus goede en concrete mogelijkheden om het beroep weer vlot te trekken. Waarom stellen we ons niet de volgende doelen? In 2020:

  • is er een 25 procent relevantere jaarrekening: korter, bondiger, inzichtelijker, flexibeler;
  • is er een 75 procent kleinere verwachtingskloof: gebruikers kunnen meebeslissen (democratisering van de controle);
  • bieden accountants 20 procent meer concrete zekerheid: ze staan vierkant achter hun product.

Om dit te bereiken is investeren in onderzoek en ontwikkeling essentieel. Daarom is samenwerking tussen praktijk en universiteiten erg belangrijk. Een 'Accountancylab' biedt hiervoor een prima startpunt.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Joost van Buuren is voorzitter van de kerngroep Accounttech/Controle van de Toekomst en hoogleraar Auditing & Assurance aan Nyenrode Business Universiteit. Zijn leerstoel is gericht op controlemethodologie en controlekwaliteit.

Gerelateerd

26 reacties

Arnout van Kempen

Beste Peter, ik pleit al jaren voor een absoluut verbod voor accountants op het gebruik van het woord "verwachtingskloof", precies om die reden. Daar vinden we elkaar dus van harte!

Peter Breur

Misschien drukte ik mij wat te kort door de bocht uit. Waar het mij vooral om gaat is dat wij accountants maar keer op keer in een door onszelf uitgevonden taal en onder verwijzing naar door onszelf opgestelde regels aan 'het maatschappelijk verkeer' herhalen wat dat maatschappelijk verkeer niet begrijpt: die verwachtingskloof dus. En je moet je afvragen of je een product kunt blijven bieden met een 'verwachtingskloof', want dat product is kennelijk niet relevant voor de gebruiker?!?

Albert Bosch

Ik ben het met Arnout van Kempen eens. En met het gevaar van cherry picking, ik verwijs een ieder naar NV COS 315.A54, alwaar wordt onderkend dat het mogelijk is dat een interne beheersingsmaatregel wordt omzeild doordat twee of meer personen samenspannen. Dat is nog niet gelijk aan het axiomatisch voorbehoud, maar kan in voorkomende gevallen wel aanleiding zijn een beroep te doen op het axiomatisch voorbehoud.

Arnout van Kempen

Old school of niet, het axiomatisch voorbehoud kan onmogelijk afgeschaft worden. Het is geen standpunt of theorie, het is slechts een label waarmee een feit wordt benoemd dat ook buiten de accountancy volstrekt aanvaard is: je kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor wat je onmogelijk kon weten.

Peter Breur

Axiomatisch voorbehoud, verwachtingskloof?!? Allemaal dogmatische old school; tijdens de opleiding verbaasde ik mij al over deze begrippen (eind vorige eeuw). Dat is nu juist wat niet langer acceptabel is en wat ook niet meer geaccepteerd wordt (en nee, daar zijn de accountants zelf niet in de lead en terecht, want dat recht hebben we verspeeld).

Rik Blijham

AT: Joost: In mijn optiek kan een aanbieder slechts datgene garanderen waar hij invloed op heeft. Een reisaanbieder kan de reis zo organiseren dat tevredenheid gegarandeerd is (geen slechte hotels regelen bijvoorbeeld). Ook dan zal de aanbieder in zijn garantievoorwaarden querulanten nog willen uitsluiten. Ander voorbeeld: liever dan een verzekering op mijn huis heb ik de garantie dat dit nooit in de brand zal vliegen. Maar wie gaat mij die garantie geven? En onder welke voorwaarden? Zullen die afwijken van de verzekeringsvoorwaarden? Het axiomatisch voorbehoud impliceert dat een accountant nooit volledige controle heeft op de kwaliteit van het product. Wat mij betreft geldt dat bij de accountantscontrole nog altijd. Als ik jou goed begrijp stel jij dat innovatie ertoe zal leiden dat dit voorbehoud niet meer nodig is. Ik vrees dat we daarmee alleen maar de verwachtingskloof voeden. Maar ik zie jouw bijdrage over het schadefonds met belangstelling tegemoet!

Wim Nusselder

Beste Joost, Nee, ik zou ook niet zeggen dat er iets mis is met het feit dat accountantscontrole opgevat kan worden als credence good. Dat er credence goods zijn is nu eenmaal een fact of life, beter gezegd een ‘fact of the increasing complexity of our society’. Het betekent slechts dat je niet zonder meer op marktwerking kunt vertrouwen voor efficiënte allocatie en welvaartsoptimalisatie. Die marktwerking moet via andere wegen ondersteund worden (wat vermindering van dat credence good karakter impliceert) of er moet zo goed en zo kwaad als dat gaat op andere manieren zoveel mogelijk efficiëntie gerealiseerd worden (ondanks dat marktwerking een betere garantie is voor efficiëntie dan andere vormen van economische ordening). Ik ben beslist geen voorstander van meer overheidsbemoeienis! Ik heb juist gepleit voor een derde weg (naast marktwerking en overheidsbemoeienis) in mijn eerste opiniestuk dat hier 16/6 gepubliceerd werd. Dat er (minimaal) 3 opties voor economische ordening zijn en geen twee (markt en overheid) is helaas nog onvoldoende doorgedrongen tot de economische theorie. De benodigde economische theorie moet dus grotendeels ontwikkeld worden. In “Derde weg in accountancy” verwees ik naar de aanzet tot dergelijke theorievorming die is gegeven door een aantal D66-economen. Zie https://www.yumpu.com/nl/document/view/20337619/ordening-op-orde-d66nl Ik hoop binnenkort tijd te vinden voor een verdere uitwerking daarvan voor accountancy (waar genoemde D66-economen dat al deden voor zorg en financiële sector). Daarin krijgt de ‘agency theory’ een plek als model dat de rol van accountants beschrijft in een (gestileerde) economische werkelijkheid die geordend is als zuivere markteconomie. Daarin kun je de rol van accountants in een (gestileerde) staatseconomie beschrijven met iets als een ‘control theory’. Het derde alternatief, een economie geordend met behulp van professies, vergt dan iets als een ‘social responsibility theory’ om de rol van accountants te beschrijven. NB Die alternatieven sluiten elkaar dus m.i. niet uit, maar zijn complementair; ik vat economische ordening op als het bepalen van de optimale mix.

Joost van Buuren

AT:Rik, Het insurance product is gericht op het afdekken van financiële gevolgen van toekomstige risico's (die veelal buiten de macht liggen van de verzekerde) die te groot zijn om zelfstandig te dragen. Daarom wordt er door veel mensen een relatief klein bedrag ingelegd om dit de financiële gevolgen van deze risico af te dekken. Zo verzekeren accountants zich tegen risico's op financiële claims in het geval van fouten in de controle. Ongetwijfeld zal de verzekeraar daarbij stringente eisen stellen aan accountants. Insurance is echter wezenlijk iets anders dan de assurance services die accountants aanbieden. Die richten zich op het bieden van zekerheid over het financiële beeld van een bedrijf in het verleden. Ter vergelijking: mensen sluiten een reisverzekering af om de financiële gevolgen van het risico van verlies of diefstal van waardevolle spullen te beperken. Echter, bij het boeken van de reis willen zij het liefst garanties dat de reis een succes zal zijn. Deze garanties worden enerzijds geboden door de reputatie van de reisaanbieder, maar is tegenwoordig ook vergaand gedemocratiseerd: tevredenheidsratings door gebruikers op internet! Je kan domweg geen verzekering afsluiten of 'de reis ook gaat bieden wat je ervan verwacht', maar een reisaabieder kan wel een 'niet tevreden = geld terug garantie' aanbieden... Zo is het ook met accountants. De onzekerheid van jaarrekening gebruikers omtrent hun economische beslissingen wordt gereduceerd door de controle van de jaarrekening (postulaat 3 van de auditing theory) en deze onzekerheid kan nog verder gereduceerd worden als accountants het assurance product doorontwikkelen en garanties gaan bieden. Innovaties zijn niet snel gerealiseerd en vergt jaren en zal nooit af zijn: continue verbetering! Mijn inziens zijn wel degelijk mogelijkheden daarvoor: onderschat de beroepsgroep niet!

Joost van Buuren

AT:Wim Het is belangrijk te onderkennen dat er helemaal niets mis is met het feit dat een dienst of product een credence good is. Mensen zullen het product namelijk alleen afnemen als ze er baat bij hebben: denk aan medici, onderhoud aan auto's en dus ook aan accountants. Wel kunnen er marketinefficienties onstaan vanwege de informatie-asymetrie die er is tussen gebruikers en aanbieders van credence goods. Deze marktinefficienties moeten worden geminimaliseerd. Ook als ambtenaren de controle moeten gaan uitvoeren blijft het controleproduct onveranderd een credence good. Dé oplossing die de economische theorie voorstelt is ... meer concurentie = meer marktwerking!! En als tweede meer aansprakelijkheid. Overheidsoptreden zoals jij die voor staat, wordt werkelijk niet geopperd in de literatuur. Wel denk ik dat de overheid aanjager kan zijn van meer concurentie op kwaliteit. Net zoals bij milieubesparende maatregelen, bijv. CO2 uitstoot, zou de overheid ook kaders kunnen stellen waarmee zij accountants verplichten te gaan innoveren en het product verbeteren. Deze rol van de overheid wordt wel genoemd in de literatuur. Tot slot denk ik dat accountants er geen enkele moeite mee zullen hebben zekerheid te gaan bieden aan belanghebbenden naast jaarrekeninggebruikers. Het voorbeeld daarvan is denk ik de rechtmatigheidscontrole bij gemeenten (toetsing of gemeenten zich aan de eigen regels houden en of die passen binnen de wettelijke regels). Echter, dit staat los van de discussie over de problemen rondom de jaarrekeningcontrole. nb. bij experience goods is er achteraf wel de mogelijkheid de kwaliteit van de service te beoordelen - je hebt het namelijk ervaren, dat is bij credence goods niet het geval.

Rik Bljiham

Er is misschien 30 jaar lang ook op het gebied van de theorie van de accountantscontrole te weinig gebeurd, we zijn onderweg wel iets kwijt geraakt: het axiomatisch voorbehoud. Dit leerstuk maakt duidelijk dat een accountantscontrole nimmer 100% zekerheid kan verschaffen. Dan wordt het bieden van garanties vrij lastig. Althans, de accountant zal zich wel willen verzekeren tegen de risico's voortkomend uit deze garanties. En zijn verzekeringsvoorwaarden terug laten komen in de garantievoorwaarden. Ik zie daarom niet waarom een garantie een betere dekking zou geven dan een verzekeringspolis. Dat zou alleen gelden wanneer we de risico's samenhangend met het axiomatisch voorbehoud op het bordje van de accountant zouden leggen. Dat lijkt mij niet heel reëel.

Wim Nusselder

Hoi Arnout, Voorzover de Tweede Kamer zich met accountants bezighoudt betreft dat inderdaad externe accountantscontrole. De (gelukkig) beperkte taakstelling door de Tweede Kamer (en de overheid, want het komt overeen met de taakverdeling tussen AFM en NBA) hoeft de beroepsgroep er niet van te weerhouden om ook wat er mis is met andere accountantswerkzaamheden aan te pakken. Dat daar aanleiding toe is leid ik af uit wat ik hier langs zie komen onder de noemer “Tuchtrecht”, uit de reacties daarop, op wat ik van deze en gene accountant hoor die zich met die andere werkzaamheden bezighoudt en op enige extrapolatie op basis van mijn eigen ervaring in een AA-kantoor tot 12 jaar geleden. De manier waarop ik dat verbond met de bemoeienis van de overheid met de financiële sector was inderdaad niet handig. Wat de WTFV betreft heb ik niet verder gekeken dan dat de Tweede Kamer motie met de opdracht aan de beroepsgroep (via het ministerie) ingediend werd in het kader van een evaluatie van die wet.

Arnout van Kempen

Zelfs in vaagheid is helderheid te vinden, voor wie het zien wil. Dank voor deze wat mij betreft zeer verhelderende uitleg Wim. Overigens, je maakt een wat bizarre gedachtensprong door te stellen: "Overigens zijn er wel degelijk ook problemen bij samenstelling, advies en financieel management; beter gezegd bij de financiële sector als geheel. " Onder de financiële sector, die waar ook de overheid zich druk over maakt, wordt in Nederland, in ieder geval door de rijksoverheid (zie ook: www .rijksoverheid.nl/onderwerpen/financiele-sector) het geheel van financiële instellingen bedoeld. Banken, vermogensbeheerders, etc. De Wet financieel toezicht, de WFT, regelt goeddeels het toezicht op de financiële sector. Het is echt een novum dat "samenstelling, advies en financieel management" beter valt te zeggen als "de financiële sector als geheel". Of beter, het is een door jezelf bedachte tussenstap om te kunnen beweren dat de Kamer zich druk zou maken over "samenstelling, advies en financieel management". De WTFV gaat slechts over "samenstelling" voor zover dit van betekenis is voor de financiële markten, kortom, over de jaarrekeningen van uitgevende instellingen, beursfondsen dus. Het is allerminst vanzelfsprekend dat het bij een evaluatie van de WTFV over accountants zou moeten gaan. In tegendeel, zoals je weet als je die wet eens bekijkt. Anders gezegd, je sleept die onderwerpen er aan de haren bij, zoals ook wel blijkt uit een boeiend freudiaantje dat je maakt. Eerst beweer je, geheel ten onrechte dus, dat de overheid zich druk zou maken over wat er mis gaat in "samenstelling, advies en financieel management" om vervolgens te stellen: "Dat zou de beroepsgroep echter niet moeten weerhouden om ook die bredere problemen aan te pakken". Wat zou de beroepsgroep niet moeten weerhouden? Dat de politiek zich zo druk maakt als jij beweert? Waarom zou het de beroepsgroep kunnen weerhouden vermeende problemen aan te pakken, dat de overheid zich er druk over maakt? Maar goed, je beweert vanalles, maar de onderbouwing blijkt te bestaan uit onjuiste uitleg en verkeerd gebruik van begrippen. Dat kan gebeuren natuurlijk, maar het zal je er niet van weerhouden een meer feitelijke onderbouwing te geven bij je beweringen, mag ik hopen. Wat gaat er allemaal mis in "samenstelling, advies en financieel management" bij accountants, Wim?

Wim Nusselder

AT:Jan de R. Ik heb niet gesteld dat marktwerking voor controlediensten uit den boze zou zijn wegens hun credence good karakter. Ik maak gebruik van het door Joost ingebrachte idee dat de marktwerking beperkt is bij credence goods (en dus bij controlediensten). Bovendien constateer ik dat er ook andere manieren zijn om de economische werkelijkheid te analyseren dan met behulp van de marktmetafoor en dat dat met name handig is daar waar de marktwerking toch al niet optimaal is. Dat credence good karakter van controlediensten is inderdaad niet absoluut. De gebruiker weet tot op zekere hoogte wat hij wil uitsluiten door daarvan gebruik te maken en kan tot op zekere hoogte accountants aansprakelijk stellen als dat achteraf niet blijkt te hebben gewerkt. Ik neem aan dat je het er mee eens bent dat dat credence good karakter de mogelijkheid van concurrentie op kwaliteit in elk geval beperkt. Ja, transparantie (afzwakking van de geheimhoudingsplicht) en met name grotere aansprakelijkheid van accountants kan bijdragen aan betere marktwerking en aan concurrentie op kwaliteit. Ik denk dat dat niet voldoende is, maar daar kun je anders over denken. AT:Arnout Wat ik op deze website schrijf zit ergens tussen privé-opvattingen van een willekeurig GroenLinks-lid en De Mening van GroenLinks in. Waar precies op die schaal het zit weet ik ook niet en ik ben zo concreet mogelijk geweest in het aanduiden hoe dat werkt binnen GroenLinks. Ik schrijf én als ervaringsdeskundige met accountancy, én als ontwikkelingseconoom (met de daaraan inherente interesse in met name vraagstukken van economische ordening), én als GroenLinks-lid dat actief is in de meningsvorming binnen GroenLinks rond economische vraagstukken. In het eerste opiniestuk dat hier 16/6 van mij geplaatst werd (“Derde weg in accountancy”) hing ik mijn ideeën over de toekomst van het accountantsberoep opgevat als economische ordeningsvraagstuk op aan ideeën over economische ordeningsvraagstukken die ontwikkeld zijn binnen D66. Binnen GroenLinks zijn we nog minder ver met het uitwerken van dergelijke ideeën, al ben ik wel in overleg met anderen over de vanuit GroenLinks perspectief noodzakelijke radicalisering daarvan.

Arnout van Kempen

Gewoon om even de gedachten te bepalen: volgens de GroenLinks-zelftest ben ik 45% GroenLinks, en aangezien mijn ouders PSP (vader) en PPR (moeder) stemden, mag dat niet geheel verbazen. Toch ben ik niet meer zo goed ingevoerd in met name de economische voorkeuren van GroenLinks. Ten tijde van de invoering van de WTA had je Kees Vendrik nog. Een opmerkelijk liberaal denker, en een GroenLinkser die het accountantsberoep erg goed begreep. En die ook nog eens in staat was duidelijk te maken wat hij nu precies wilde. Kom daar nog maar eens om. GroenLinks is al sinds de fusie van PSP, PPR, EVP en CPN niet een toonbeeld van helderheid. Maar wil je de nogal uitgebreide en wollige betogen die we hier de laatste tijd mogen genieten goed kunnen duiden, dan zou het wel handig zijn iets te begrijpen van de politieke context van waaruit GroenLinks tegenwoordig denkt. Ik heb begrepen dat de verhalen van Wim Nusselder geen privé-visie zijn, maar dat we die moeten verstaan als de mening van GroenLinks (voorzover die partij het niet te druk heeft met andere meningen). Gegeven de politiek beperkte relevantie van GroenLinks, moeten we zijn mening vooral inhoudelijk beschouwen. Als hij spreekt, spreekt hooguit 2,67% van de Nederlandse politiek (als ze het niet te druk hebben met iets anders), dus dat is bepaald niet "de politiek" die spreekt. Wie denk dat "doen wat Wim Nusselder graag heeft = doen wat de Tweede Kamer graag heeft" snapt niet wat een representatieve democratie is. Niet dat dat zo vreselijk belangrijk is, of zou moeten zijn. Het accountantsberoep moet niet doen wat de meerderheid van de Kamer wil, maar wat goed is. En soms zijn het juist de mini-partijtjes die met goede ideeën komen. Ik verwijs nogmaals naar Kees Vendrik, een inhoudelijk kanon, als het om accountancy ging. En hij had invloed, ook al had hij getalsmatig niet veel in te brengen in de Kamer. Maar goed, het lijkt me wel zinvol als Wim Nusselder zijn vele ideeën over accountancy niet zozeer relateert aan zijn jarenlange ervaring als controller van een not-for-profit die, als ik het goed begrepen heb, vooral met accountants uit "democratisch uitdagende" buitenlanden te maken had. Hoe bijzonder nuttig die brede ervaring ook, nu we weten dat hij niet zozeer uit zijn capaciteit als ervaringsdeskundige spreekt, maar als amateur-politicus, wordt het relevant de politieke context te kennen. Dus, beste Wim, zou je je ideeën en denkbeelden eens in een consistente GroenLinks-visie op de economie willen plaatsen? Het zou enorm helpen als het accountantsberoep kan begrijpen vanuit welke context je spreekt.

Jan de Rooy

Beste Wim, Pas op dat er bij jou geen doelredenering ontstaat. In zijn uitstekende verhaal en in zijn toelichtingen is Joost toch heel duidelijk. Er wordt een door hem een belangrijk kader geschapen voor de noodzakelijke richting van de ontwikkeling van controlediensten en dus voor de ontwikkeling van het juiste speelveld daarvoor. Ik ben het dan ook niet eens met jouw stelling dat marktwerking voor controlediensten uit den boze zou zijn vanwege het karakter van een credence good. Natuurlijk kan een gebruiker van jaarrekeningcontrole niet precies nagaan welke kwaliteit hij kreeg. Echter, in de uitersten weet hij wel degelijk wat hij als effect van de dienst controle wil. Bijvoorbeeld geen onverwachte discontinuïteit of niet opgemerkte fraude, geen enorme afwijkingen in posten, etc. Daarbij kunnen ook alle eventuele nieuwe eisen (welvaartsziekten noem je ze) meegenomen worden. Als de auto van de grote (controle) beurt komt moeten de remmen het daarna dus doen en de motor moet het niet begeven. Als de dealer dan zijn geleverde kwaliteit onderstreept met een mededeling dat hij de 70% versleten remblokjes heeft vernieuwd en de oude er bij legt en een afgewerkte checklist grote beurt er bij legt, dan vergroot dit niet alleen het vertrouwen, maar de gebruiker krijgt er ook meer inzicht in! Hij weet door vergelijking ook beter wat hij verwachten mag. En natuurlijk, de gebruiker weet uiteindelijk niet precies of bijvoorbeeld de remblokken ook goed vastzitten. Maar hij weet weer wel, dat als er iets gebeurt vanwege de remmen, het garagebedrijf een enorme claim ontvangt. Dat voegt vertrouwen in het product toe, dat geldt volgens mij ook bij controle. Net als de inzet van de nieuwste technieken in de controle dat doet. Niet voor niets daarom de oproepen om te sleutelen aan de geheimhouding en meer transparantie rond het auditproces. Zorg zo, dat er een zodanig speelveld ontstaat dat kantoren gaan concurreren op controlekwaliteit.

Wim Nusselder

Beste Joost, Oproepen tot meer concurrentie op toegevoegde waarde voor de jaarrekeninggebruiker is mooi, maar hoe wil je dat in hemelsnaam voor elkaar krijgen als die gebruiker “zowel vooraf en achteraf niet weet welke kwaliteit werkelijk wordt/is geleverd”?!? “Meer aansprakelijkheid” o.k.; dat komt overeen met de “liability” waarvan Dulleck cs constateren dat dit als enige substantieel posifief effect heeft op de marktwerking voor credence goods. “Betere verificatie dat kwaliteit geleverd is” komt neer op het afzwakken van een van de credence good kenmerken van assurance diensten. Het onderzoek van Dulleck cs wijst uit dat het effect daarvan op de marktwerking beperkt is. Ja, het kan nuttig zijn om nader te onderzoeken of dat ook geldt voor assurance diensten, maar bij gebrek aan zulk onderzoek en erkenning van het credence good karakter daarvan lijkt het me raadzaam om uit te gaan van de bevindingen van Dulleck cs: “Betere verificatie dat kwaliteit geleverd is” levert waarschijnlijk weinig op. NB Ik zei niet dat je voorstellen gebaseerd zijn op “verificatie”, maar dat het richten van je voorstellen op vergroting van “praktische legitimiteit” alias de “zichtbare toegevoegde waarde en werking van het product” gebaseerd zijn op de veronderstelling van “verifieerbaarheid” van die toegevoegde waarde door de gebruiker, iets dat jouw definitie van credence goods uitsluit. (Overigens hanteren Dulleck cs de alternatieve definitie van credence goods, waarbij de kwaliteit van de dienst vooraf niet, maar achteraf wél zichtbaar is voor de gebruiker. Het effect van die zichtbaarheid achteraf op de marktwerking is gezien hun onderzoek echter beperkt.) Ja, de credence good theorie en de erkenning dat assurance diensten credence good eigenschappen hebben biedt aanknopingspunten voor verbetering van de marktwerking voor assurance diensten. Volgens Dulleck & co zet echter alleen grotere aansprakelijkheid zoden aan de dijk. Ik pleit ervoor om te erkennen dat de marktwerking voor accountancy diensten (m.n. externe controle, maar in mindere mate ook samenstelling, advies en financieel management) sowieso zó slecht is (door het credence good karakter van die diensten en door het publiek goed karakter van m.n. wettelijk verplichte externe controle van verplicht gepubliceerde jaarrekeningen), dat het geen goed idee is om probleemanalyse te baseren op ‘de markt’ als model voor de economische werkelijkheid en diagnoses te stellen in termen van ‘verbetering van marktwerking’ om welvaart te optimaliseren. Je vergist je als je denkt dat ik (de economische relevantie van) de beroepsgroep ter discussie stel; verre van dat. Wat ik slechts ter discussie stel is de (dominantie van de) identiteit van accountants als ‘leveranciers van diensten’ (een ‘marktpartij’) en als ondernemers in kapitalistische zin. De economische relevantie van het accountantsberoep staat of valt m.i. niet met de geldigheid van de agency theorie. De agency theorie is volgens mij niet onjuist, maar onvolledig. Uiteraard is er nog steeds informatie asymmetrie tussen management en eigenaars van organisaties (zij het dat de mate waarin dat het geval is sterk verschilt tussen verschillende organisaties). De informatie asymmetrie tussen organisaties en hun omgeving (andere belanghebbenden dan eigenaars) is echter meestal vele malen groter. De wereld is in zoverre veranderd dat die informatie asymmetrie tussen organisaties en wijdere samenleving in belang is toegenomen door de toenemende complexiteit van samenlevingen én dat de overheid zich als vertegenwoordiger van die wijdere samenleving daar nadrukkelijker mee is gaan bemoeien. De overheid neemt die rol bij gebrek aan beter: omdat accountants hun rol als vertrouwenpersoon van het maatschappelijk verkeer (ook andere belanghebbenden dan eigenaars) zijn gaan verwaarlozen én omdat accountancy wetenschappers verzuimd hebben om hun theorievorming daarop te baseren (voor zover ik het tot nu toe overzie) en daardoor accountants hebben opgeleid met de verkeerde focus. Ik beweer niet dat er geen zieke mensen meer zijn, maar dat daarnaast nieuwe, ernstiger welvaartsziekten zijn opgedoken waartegen preventie stukken beter werkt dan curatief ingrijpen. Dat vergt een ander soort doktoren en medische wetenschappen naast de bestaande. Overigens zijn er wel degelijk ook problemen bij samenstelling, advies en financieel management; beter gezegd bij de financiële sector als geheel. De overheid ziet zich genoodzaakt zich ook daar steeds nadrukkelijker mee te bemoeien. De Tweede Kamer evalueerde in mei toevallig de Wet toezicht op financiële verslaggeving en dus de externe accountantscontrole daarop en focuste haar opdracht aan de beroepsgroep dus daarop. Dat zou de beroepsgroep echter niet moeten weerhouden om ook die bredere problemen aan te pakken (waar nodig samen met anderen die vergelijkbare en aanpalende diensten leveren).

Joost van Buuren

AT:Wim Het is van belang je te realiseren dat het artikel van Dulleck. cs in gaat op de markt inefficienties die ontstaan omdat de gebruiker van credence goods, zowel vooraf en achteraf niet weet welke kwaliteit werkelijk wordt/is geleverd. Bij credence goods is de prijs niet informatief over hoeveel tijd besteed is aan de service of product. De hieruit resulterende markt inefficienties betreffen: over-auditing (je doet te veel en de klant heeft er geen baat bij), underauditing (de klant zou baat hebben bij meer uren, maar krijgt die niet), overcharging (= underauditing tegen een hoge prijs) en undercharging (=overauditing tegen lage prijs). Deze inefficienties kunnen problematisch zijn ten aanzien van de controlekwaliteit. De wetenschappelijke herkenning dat assurance services credence goods-eigenschappen hebben, is pas recent, maar biedt uitgangspunten om de huidige problematiek op te lossen. De oplossingen die geboden worden zijn o.a.: - meer concurentie: nu wordt vooral geconcureerd op prijs, getuige de prijzenslag waarover accountants klagen. Het alternatief hiervoor is te gaan concureren op toegevoegde waarde voor de jaarrekeninggebruiker, waartoe ik oproep in bovenstaande opinie; - meer aansprakelijkheid. Als de accountant beter aansprakelijk kan worden gesteld, dan vermindert dit de markinefficienties. Dit is uitgewerkt in mijn suggestie om assurance services te gaan ontwikkelen met garanties. De accountant is dan beter aanspreekbaar op de kwaliteit van zijn of haar diensten; - betere verificatie dat kwaliteit is geleverd. Dit is een onderdeel die maakt dat de gebruiker beter kan verifiëren dat de accountant kwaliteit heeft geleverd: een typische maatregel om de morele legitimatie van assurance services te versterken. De wordt nu in de beroepsgroep uitgewerkt door de informatievere verklaring te verstrekken met key audit matters. Ook het verstrekken van de kwantitatieve materialiteit (gehanteerde foutentolerantie) is hier een voorbeeld van. Ook transparantie rapporten die kantoren moeten opstellen zijn een voorbeeld van verificatie. Het experiment van Dulleck cs suggereert dat verificatie niet erg effectief is om de marketinefficientie te verlagen. Onderzoek naar de effecten van de nieuwe informatievere verklaring moeten duidelijk maken of dit ook geldt voor de audit services. Ik heb hierover nog geen onderzoek gezien. Mijn voorstellen baseren zich dus alleen op meer concurentie (op kwaliteit) en op meer aansprakelijkheid (garanties bieden). Niet op verificatie, zoals je ten onrechte benoemd. Verder staat het je vrij om naast de beroepsgroep ook het Accounting onderzoek en bijbehorende theorieën ter discussie te stellen. Wel dien je dan aan te tonen dat de wereld zo veranderd is dat er tegenwoordig er geen informatie asymetrie meer is tussen management en principaal (gebruiker) en dat de monitor (accountant) geen rol meer heeft om economische waarde toe te voegen door de informatie-asymetrie te verlagen ten behoeve van de gebruiker (de agency theorie klopt dan volgens jou niet meer). Als je dat kan onderbouwen, dan heeft het accountantsberoep geen economische relevantie en snijden jouw voorstellen en aanklachten aan de stand van de wetenschap en beroep hout. Zo niet, dan helpen ook jouw voorstellen niet, want dan volgt dat we de controlepraktijk moeten opheffen. Eigenlijk beweer je dan, ter vergelijking, dat er geen zieke mensen meer zijn en de doktoren en medische wetenschappen opgeheven kunnen worden. tot slot. svp niet samenstel en advies erbij halen: dat is onzinnig, omdat daar geen problemen zijn, want ook andere beroepsgroepen kunnen deze services bieden. Het gaat om de controle van de jaarrekening.

Wim Nusselder

Beste Joost, Ik was me er van bewust dat je dat begrippenkader van de ‘legitimiteitstheorie’ niet zelf hebt bedacht; dat pleit voor je. :P (Hoezo overigens “theorie”? Welk menselijk gedrag/handelen wordt erdoor verklaard?) Het ordent de problematiek rond het accountantsberoep in elk geval voor mij NIET inzichtelijk (terwijl ik toch zo’n 24 jaar ervaring heb met jaarrekeningen en subsidieafrekeningen produceren en gebruiken en daarbij op allerlei manieren heb samengewerkt met accountants). Trek het je dus ook vooral niet persoonlijk aan, maar het gegrond zijn van je voorstellen in auditing theorie is voor een niet-accountant met kritische distantie tot het accountantsberoep GEEN aanbeveling, zeker niet in een tijd waarin die beroepsgroep in een soort van crisis lijkt te verkeren. Van vind je van de hypothese dat niet alleen de accountantsPRAKTIJK de afgelopen 30 jaar heeft stilgestaan (in jouw beleving), maar dat ook de accountantsTHEORIE (en opleiding) is blijven steken in een paradigma dat niet meer bij de tijd is? Ik zou je willen vragen om die hypothese in elk geval in je overwegingen te betrekken en niet te verwachten dat je mijn twijfels bij je ideeën op deze manier kunt pareren. Mijn suggestie zou zijn om een deel van het antwoord op de door jou gepercipieerde stilstand in het accountantsberoep te zoeken in een paradigma-verandering van de accountancy ‘wetenschap’. De volgende elementen van dat bestaande paradigma die mij opvallen in jouw weergave komen wat mij betreft voor heroverweging in aanmerking: 1) het idee dat accountantswerkzaamheden primair (of zelfs uitsluitend) begrepen dienen te worden als diensten (of zelfs producten) die verhandeld worden op ‘markten’ 2) het idee dat de betalende gebruikers de primaire (of zelfs de enige in de theorie figurerende) belanghebbenden zijn 3) de koppeling van ‘moraliteit’ aan “standaarden, toezicht en richtlijnen” (d.w.z. de veronderstelling van objectiveerbaarheid ervan) i.p.v. aan waarden (d.w.z. de veronderstelling van principieel diverse subjectieve contexten) 4) het idee dat (externe) controle de primaire (of zelfs uitsluitend theoretisch uitgewerkte) vorm van dienstverlening is van accountants (terwijl het merendeel van de accountants zijn brood voornamelijk verdient met samenstelling, advies en financieel management) Overigens stelt de theorie van de ‘credence goods’ waarnaar je verwijst het 2e postulaat van de auditing theorie (informatie reduceert onzekerheid) ter discussie: Dulleck, Kerschbamer en Sutter constateren dat verifieerbaarheid (bijv. van de correctheid van een jaarrekening, van de controleverklaring die een accountant daaraan toevoegt, van de uren die de accountant daaraan besteedt en van de tarieven die hij daarvoor rekent) slechts een minimaal effect heeft op de efficiënte werking van een markt voor ‘credence goods’. Realiseer je je dat ook wetenschappelijke theorie een ‘credence good’ is, met het daaraan inherente risico van ‘overtreatment’ (i.c. optuigen van onnodig ingewikkelde begrippenapparaten)? Terug naar je voorstellen: - Ik zie niet hoe je voorstellen volgen uit je postulaten van de auditing theorie, uit de ‘legitimiteitstheorie’ (behalve je uit je niet-onderbouwde stelling dat maatregelen en debat zich tot nu toe tezeer richten op één aspect van ‘legitimiteit’) en uit de theorie van de ‘credence goods’. - De theorie van de ‘credence goods’ die je aanhaalt ondergraaft zelfs het belang van “zichtbare toegevoegde waarde en werking van het product” (“praktische legitimiteit”). Afhankelijk van de definitie van ‘credence goods’ (er zijn 2 opties) is die toegevoegde waarde bij ‘credence goods’ per definitie onzichtbaar voor de gebruiker of heeft (volgens Dulleck, Kerschbamer en Sutter) de verifieerbaarheid ervan door de gebruiker slechts een minimaal effect. - Ik heb sterke twijfels bij nut, noodzaak en haalbaarheid van het definiëren van kwaliteit (i.c. controlekwaliteit, je 1e voorstel). Je kunt kwaliteit analyseren (meer of minder verschillende aspecten ervan onderscheiden), je kunt afzonderlijke aspecten ervan kwantificeerbaar maken (bijv. door aantallen afwijkingen van standaarden te turven), maar kwaliteit als geheel acht ik (in navolging van Robert Pirsig’s Metafysica van de Kwaliteit, zoals uiteengezet in “Lila” uit 1991) niet definieerbaar. - Dialoog met jaarrekeninggebruikers in de door jou geschetste mate lijkt ook mij wishful thinking (waarmee ik René’s commentaar onderschrijf). De facto gaan accountants geen gelijkwaardige dialoog aan met gebruikers van jaarrekeningen (en met producenten er van), maar ontlenen ze hun bestaansrecht, hun status en hun maatschappelijke rol aan hun autoriteit, aan het feit dat hun deskundigheid slechts in beperkte mate te toetsen is door niet-beroepsgenoten. - Met voorstel 3 en 4 ben ik het eens, zij het dat ik voorstel 4 te beperkt geformuleerd acht: naast controleverklaringen en garanties zijn meer vormen mogelijk waarin accountants zekerheid kunnen toevoegen aan het economisch proces. (Ik noemde al AO/IC-keurmerken. Daarnaast valt bijv. te denken aan ranglijsten van organisaties in een bedrijfstak naar financiële gezondheid en -wat frivoler- aan prijzen voor beste jaarverslagen.) Je gaat niet in op het m.i. essentiële onderscheid dat ik voorstel tussen betalende en niet-betalende gebruikers van accountantsdiensten. Tenslotte: als ontwikkelingseconoom ben ik me zeer bewust van de beperkingen van (het dominante paradigma en het begrippenapparaat van) de economie. De theorie van de ‘credence goods’ waar jij zegt je op te baseren is vanuit mijn perspectief (3 economische ordeningsprincipes in plaats van slechts overheid en markt; zie “Derde weg in accountancy” dd. 16/6) een typisch voorbeeld van het toepassen van de metafoor van de ‘markt’ buiten het deel van de economische werkelijkheid waarvoor die metafoor nog bruikbaar is. In plaats van te denken in termen van ‘credence goods’ is het veel zinvoller om te denken in termen van professionals die middels zelforganisatie, het creëren van een eigen jargon en ideologie en het verwerven van status als deskundigen op een terrein dat ‘men’ in principe belangrijk acht (i.c. betrouwbare publiek beschikbare financiële informatie) maatschappelijke waarde toevoegen en een (niet noodzakelijk daarmee proportioneel) deel van de maatschappelijke welvaart claimen.

anton ewoldt

in de afgelopen 30 jaar zijn we teveel met ons zelf bezig geweest en waren we te intern gericht op het beroep. Als ik de afgelopen 30 jaar terugkijk dan waren het de volgende zaken: de heftige strijde en felle discussies over de invoering van de nieuwe GBA en later gevolg door de VGBA en de voorbereiding en aftasten van de fusie tussen NOVAA en NIVRA; de stortvloed van nieuwe wet en regelgeving (HRA COS etc WRA etc) de overgangsregeling in 1999 voor studenten; het verruimen van de opleidingsmogelijkheden van 5 naar 35 opleidingsinstuten; de toename van het aantal RA's (in 1985 waren er 6000 RA en nu hebben we 22000 accountants. De accountantskantoren vanaf de 80-jaren in hoofdzaak bezig zijn geweest zich commercieel te profileren en ongekende status verhoging van accountants en partners; en aanpassing beloning en salarissen en de verrijking van accountants geen gelijke tred hield met de geleverde auditkwaliteit; De door prof van der Meijden geintroduceerde ontsokkeling van het accountantsberoep zich echt ging voordoen; het in de jaren 1980-2000 not done was om je alleen op auditkennis te concentreren, maar commerciele successen de doorslag moesten geven; herziening van de opleiding waarbij veel te makkelijk en niet al te moeilijk men kon slagen ( de 5.1 accountants) het ontstaan van de vele nieuwbouw glossy kantoren; men aan de begane missers bij controles niet alert genoeg optrad. Er nauwelijks in die jaren echte vak en goede studieboeken op audit gebeid zijn verschenen; Zie hier een aantal oorzaken waardoor het beroep eigenlijk stilstond en andere zaken belangrijker vonden dan ons te bekommeren op de kwaliteit van de controle bij jaarrekeningen. Laten we ons dan vanaf nu focussen op de voorstellen van de stuur en werkgroep toekomst accountantsberoep en de fouten in het verleden vermijden en ons nu echt gaan storten op de invoering van de maatregelen die in september er aan komen en niet in de fuik gaan vallen om de voorstellen van de werkgroep 2 jaar te gaan afkraken en wat er weer vergeten was, maar in oktober meteen overgaan tot het ter hand nemen van de verbetervoorstellen waar de werkgroep mee komt.

Joost van Buuren

AT:Rene Ik begrijp jouw reactie wel en ook de vermeende 'luiheid' van de gebruikers: die krijgen toch de standaard jaarekening voorgeschoteld in een taal die ze niet begrijpen (en zich wellicht ook niet in willen verdiepen). En laten we eerlijk zijn, het is ook ingewikkeld geworden. Is het redelijk dat we verwachten dat gebruikers financieel geschoold zijn? De vraag is nu: vinden we dit acceptabel of zoeken we oplossingen die maken dat gebruikers zich weer betrokken voelen bij de jaarrekening en begrijpen wat er gebeurd? Uiteindelijk heeft iedereen er baat bij als onzekerheid tussen partijen wordt verminderd: de economie werkt dan efficiënter.

joost van Buuren

AT: Wim Jouw reactie biedt een goede mogelijkheid uit te leggen dat de voorgestelde maatregelen vast gegrond zijn in de auditing theorie. Bachelor studenten in Accountancy zullen direct herkennen dat de voorstellen gerelateerd zijn aan de postulaten van de Auditing Theory: 1) onzekerheid heeft een negatieve waarde (wat is het probleem, welke onzekerheid moet worden weggenomen: voorstel 1 en 2) 2) informatie reduceert de onzekerheid (voorstel 3) 3) controle voegt waarde toe aan informatie en reduceert de onzekerheid verder en daarmee is de acountant economisch relevant en geen kostenpost !! (voorstel 4) Verder heb ik de legitmiteitstheorie en bijbehorende begrippen niet zelf bedacht; deze komen rechtstreeks uit de sociologische stroming in auditing research. Deze theorie biedt mijn inziens een inzichtelijke ordening van de problematiek rondom het accountantsberoep en analyseert dat één onderdeel onderbelicht is geweest, namelijk de versterking pragmatische legitimiteit van de controle! Onderaan geef ik een referentie van een mooie toepassing van deze theorie in auditing. Hoewel ik de voorstellen uitwerk aan de hand van de legitimatietheorie, volgen uit de economische literatuur dezelfde voorstellen. Ook hiervan geef ik enkele referenties ter achtergrond. Met andere woorden, de voorstellen zijn gebaseerd op zowel de economische als de sociologische literatuur: dat geeft een stevige theoretische basis. Ten aanzien van jouw reactie is het belangrijk controle (zekerheid toevoegen) te onderscheiden van advies en samenstellen (niet gericht op zekerheid toevoegen) welke hoogstens een bijproduct vormt naar aanleiding van een controle. De controle staat centraal. Het probleem met veel voorstellen is dat die zich vooral richten op de versterking van de morele legitimiteit, maar dat zal op bovengenoemde theoretische gronden onvoldoende blijken. Ter voorbeeld: het toezicht op artsen kan worden versterkt, hun inkomen ingeperkt en extra PKI cursussen verplicht gesteld (allen gericht op versterking van de morele legitimiteit), echter de patient zal niet beter worden als de arts geen goede middelen heeft om te behandelen (beter worden = concreet voordeel = pragmatische relevantie). Daarom wordt er in de medische wereld ook zoveel geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling en samengewerkt tussen praktijk en wetenschap. Dit zou ook voor de accountancy moeten gelden: gericht op concrete verbetering. referenties: toepassing legitimiteitstheorie: B O'Dwyer, D Owen, J Unerman (2011) - Seeking legitimacy for new assurance forms: The case of assurance on sustainability reporting, Accounting, Organizations and Society (goed leesbaar) Economische literatuur: - Causholli, M. and W.R. Knechel (2012). “An examination of the credence attributes of an audit.” Accounting Horizons 26(4): 631-656. (goed leesbaar) - Dulleck, U. and R. Kerschbamer (2006). On doctors, mechanics, and computer specialists, the economics of credence goods. Journal of Economic Literature, 54 (March): 5–42 (moeilijker leesbaar) - Dulleck, U., R. Kerschbamer and M. Sutter (2011). The economics of credence goods, an experiment on the role of liability, verifiability, reputation and competition. American Economic Review 101(2): 526–555. (moeilijk leesbaar)

Rene van Wingerden

De accountant kan hooguit namens de gebruikers spreken over wat relevante informatie in de jaarrekening is. Dus in theorie zouden de gebruikers hun zegje moeten doen bij het ontwikkelen van standaarden. Het opmerkelijke is dat de gebruikers nauwelijks te bewegen zijn om bij te dragen aan de regelgeving. Recent nog had de IASB nog maar weer eens een project opgestart om gebruikers actiever te krijgen. Ook in Nederland wordt de RJ grotendeels bevolkt door accountants. Ook de gebruikersdelegatie binnen de RJ werd lang vertegenwoordigd door accountants. [cynische mode ON] Mijn indruk is dat gebruikers op dit punt gewoon lui zijn. "Winst is gewoon opbrengst minus kosten, dus hoe moeilijk kan het zijn om "de echte winst" te tonen?" En als het toch ingewikkeld blijkt (bijv. derivaten) dan moet de accountant dat maar oplossen. En qua toelichting verlangen dat alles in jaarrekening staat wat later relevant blijkt te zijn. Waaronder een accurate voorspelling dat het bedrijf failliet is gegaan. ... maar vervolgens weer klagen dat een jaarrekening zo moeilijk leesbaar is met al die details. Kan het niet op een A-4'tje? [cynische mode OFF]

Wim Nusselder

Beste Joost, Ik denk niet dat innovatie en productontwikkeling het enige mogelijke antwoord zijn op wat jij als ‘stilstand van het accountantsberoep’ ervaart. Preciezer: het is maar één van de 3 scenario’s die ik onderscheidde (zie reactie dd. 21/7 onder “Naar een passend verdienmodel”. Ik vind het begrip “legitimiteit” wat verwarrend in deze context, omdat het in het normale spraakgebruik verwijst naar wetten en andere explicieteerbare normen. Geen wonder dat maatregelen en debat zich in de eerste plaats focussen op wat jij “morele legitimiteit” noemt; legitimiteit heeft nu eenmaal een nogal sterke morele connotatie. Het lijkt me verhelderender om het te hebben over de vraag onder welke voorwaarden gebruikers accountantsdiensten als waardevol beschouwen. Ja, dan kun je onderscheid maken tussen de bruikbaarheid ervan voor hen (de relevantie), de morele kwaliteit ervan en de betrouwbaarheid ervan in relatie tot hun belangen. Ik weet niet zo zeker of dat een uitputtende opsomming is van aspecten van de ‘waarde’ van accountantsdiensten. Er zijn ook andere manieren mogelijk om de waarde voor gebruikers van accountantsdiensten te analyseren die evidenter uitputtend zijn. Zo lijkt het me nuttig om onderscheid te maken tussen samenstelling, controle en advies en tussen de waarde van accountantsdiensten voor degenen die er voor betalen en de waarde ervan voor een bredere, niet-betalende groep van belanghebbenden. Door die dimensies toe te voegen aan de analyse, wordt duidelijk dat jouw 4 voorstellen slechts een beperkte en schijnbaar willekeurige greep zijn uit het totaal van de mogelijkheden om “het beroep vlot te trekken”. Het belangrijkste wat ontbreekt is een analyse van de oorzaken van die ‘stilstand van het accountantsberoep’. Voorstellen voor beweging die niet raken aan de oorzaken van inertie gaan niets in beweging zetten. Zie ook wat ik daarover schreef aan Jan Weezenberg onder “Accountants zijn verzeild geraakt in een discussie die ze niet kunnen winnen”.

Joost van Buuren

AT:Rene: theoretisch gezien is het juist goed dat de accountant het voortouw heeft in de bepaling welke informatie relevant is. Deze taak lijkt nu vooral een zaak van de IASB, waar de accountant in de hangmat lijkt te liggen, maar dat is niet terecht: standaarden zijn volgend op de praktijk. De dynamiek van innovatie komt van de individuele accountant of kantoor. Dat de jaarrekening gaat veranderen, lijkt me te verwachten als er een betere inventarisatie komt van de wensen van de specifieke gebruikers. Het is juist goed als de gebruikers hoge verwachtingen van de accountant hebben. Laat de accountant de dialoog aangaan en producten ontwikkelen die daaraan tegemoet komen! Uiteraard hangt aan alles een prijs. Management zal uiteindelijk ook baat hebben bij een hogere (financiële) geloofwaardigheid en daarvoor willen betalen. Dat lost ook de problemen rondom de prijsdruk van de controle op. T.a.v. de fraude. Ik ben het helemaal met je eens dat de 'verzekeringstheorie' (insurance) geen goede oplossingsrichting biedt. Wel is het verbazend dat ondanks de management-fraudes van de afgelopen jaren (eeuwen?), de accountant zich desondanks veroorlooft om in belangrijke mate te steunen op het management. Ter vergelijk, als de remmen van de auto niet goed werken, dan dient een fabrikant deze direct te verbeteren en garanties omtrent de werking af te geven. Accountants lijken zich hier ten onrechte te verschuilen achter de controlestandaarden. Accountantskantoren zouden m.i. per direct methodologie moeten ontwikkelen die veel meer rekening houdt met het risico op managementfraude. De IFAC kan dan later deze ontwikkelingen vastleggen in kloeke standaarden. AT:Jan: Helemaal mee eens! Aan de slag!

Rene van Wingerden

Bij punt 3 lijk je o.a. te zeggen dat de accountant moet gaan bepalen welke informatie in de jaarrekening komt. (Terzijde, dat de controleur zelf de norm bepaalt is theoretisch niet zo wenselijk.) Gekoppeld met de garantie in je punt 4 voorzie ik dan inderdaad dat de jaarrekening een stuk dunner zal worden: minder informatie opnemen leidt tot minder kans op foute informatie in de jaarrekening. Dat gaat natuurlijk wel ten koste van de volledigheid van informatie, maar de vraag wanneer een jaarrekening 'volledige' informatie geeft is erg moeilijk. Op dit moment werkt de IASB juist aan een project om information overload te vermijden. De garantie: even een concreet voorbeeld: de laatste tijd staan in het FD artikelen over Imtech. Daarbij lijkt het o.a. dat de accountant vervalste documenten kreeg voorgelegd. Ik vermoed dat een aansprakelijkheid van de accountant voor dergelijke fouten niet te dragen is / leidt tot onbepaalbare 'premies' in het controletarief. Ook verzekeringsmaatschappijen sluiten opzet uit. Ik vermoed dat zulk soort aspecten toch weer tot 'kleine lettertjes' leidt en daarmee onduidelijkheid van de reikwijdte van de accountantsverklaring. Juist verzekeringen staan traditioneel bekend om de kleine lettertjes. Insurance in plaats van assurance kan best een aantrekkelijke richting zijn, maar het maakt het overzicht van wat een controleverklaring inhoudt niet overzichtelijker. Inventariseren contrrolewensen van de gebruiker: ik vermoed dat de overgrote meerderheid niet verder komt dan de eis dat de cijfers gewoon moeten kloppen. Gegeven dat het publiek niet (direct) de controlekosten hoeft te betalen zal men "100% foutloos" verlangen.

Jan Wietsma

AT:Joost prima bijdrage. Inderdaad aan de slag.

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.