Opinie

Derde weg in accountancy

In het debat over accountancy gaat het veelal over de keuze tussen overheid en markt. Er is echter een geschikt derde ordeningsprincipe: 'professie'.

Het bestaansrecht van externe accountancy berust voor een groot deel op wettelijke publicatie- en controleverplichtingen en overheidssubsidievoorwaarden, in het belang van het maatschappelijk verkeer.

De voor die controles benodigde kennis van regelgeving, administratieve organisatie en interne controle hebben ook waarde voor de gecontroleerden zelf. Al was het maar om de randen van de wet op te zoeken. Accountants maken die waarde te gelde als ze samenstel- en allerlei adviesopdrachten aannemen.

Impliceert dat een existentiële keuze voor het accountantsberoep tussen de belangen die worden behartigd door de overheid en die van 'whoever pays' (dus eigenbelang)? Nee. Kernbegrip hierbij is de term 'professie', in de betekenis die (vooral in het Engels) nauw is geassocieerd met het begrip 'roeping' en die collectieve zelforganisatie veronderstelt.

In het economische en dus politieke debat onderscheiden we meestal slechts economische ordeningen die een mengvorm zijn van staatsgeleide economieën en markteconomieën. Daardoor focust het debat op de rol van 'overheden' in en ten opzichte van 'markten'. D66 en hun Europese koepel ALDE onderscheiden drie sociaal-economische ordeningsprincipes: naast 'bureaucratie' en 'markt' ook 'mensen onderling'. Ze beschrijven (op pagina 24) 'professies' daarbij als belangrijke uitwerking van dat derde ordeningsprincipe.

Kenmerken van een professie zijn: een gemeenschap van gelijkgestemden, het belang dat daarbinnen wordt gehecht aan reputatie, en de verantwoording achteraf aan gelijken. Politieke interventie in professies, met beprijzing en/of wet- en regelgeving, schaadt die ordening.

Dit perspectief heeft directe implicaties voor de taak die de Tweede Kamer de professie eind mei heeft opgelegd om in september te komen met voorstellen om de kwaliteit en onafhankelijkheid van de beroepsuitoefening te borgen.

Professies zijn namelijk bij uitstek geschikt om kwaliteit te garanderen, zolang:

  • hiërarchische machtsuitoefening en commerciële belangen de professionele onafhankelijkheid niet schaden;
  • hiërarchische structuren (binnen accountantsorganisaties, binnen beroepsorganisaties en met toezichthouders) en commerciële barrières voor kennisdeling geen belemmering vormen voor onderlinge verbondenheid en gelijkwaardige omgang tussen professionals en;
  • de roeping om een publiek belang te behartigen en de bijbehorende professionele ethiek de overhand houden over regelgerichtheid en commercieel eigenbelang.

Wat valt er vanuit dit perspectief te zeggen over governance, aansturing en verdienmodel in de accountancy? Allereerst dat deze zoveel mogelijk moeten worden onderscheiden en gescheiden van governance, aansturing en verdienmodel van overheid en commerciële organisaties.

Daartoe moeten naast peer-to-peer toezicht ook toetsing op publieke belangen (professionele ethiek) en inbreng van niet-deskundigen worden geregeld. Professionaliteit (deskundigheid) bewijst zijn maatschappelijke waarde niet door onbegrijpelijkheid voor niet-deskundigen, maar juist door uitleg aan niet-deskundigen van wat deskundigen doen en waarom ze het doen.

Het meest gepaste verdienmodel voor professies is vrijwillige contributie, op basis van gedeelde visie, idealen en doelen op te brengen door de beoogde beneficiënten. Niet gedwongen (belasting), niet in directe ruil voor een dienst (marktprijs), maar op basis van overtuigingskracht dat die visie zo het best valt te realiseren. Denk bijvoorbeeld aan de financiering van vakbonden en politieke partijen. Maar ook verzekeringspremies (zeker bij non-profit, onderlinge verzekeringen) zijn als zodanig op te vatten. Niet concurrentie op prijs, maar concurrentie op kwaliteit en overtuigingskracht zorgt daarbij voor innovatie.

Een mogelijke uitwerking voor de accountancy is het idee dat ik vorig jaar dropte bij Tuacc: een keurmerk voor organisaties (in plaats van controleverklaringen bij afzonderlijke jaarrekeningen), waarbij de controle wordt gefinancierd uit de contributie aan de keurmerkorganisatie.

Elk verdienmodel dat de directe relatie tussen (controle)dienstverlening en financiering daarvan losser maakt - en financiering uit belastinggeld vermijdt - is echter een stap in de goede richting. Wie durft het aan om daarmee te experimenteren?

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Wim Nusselder is ontwikkelingseconoom en werkt als public controller bij not-for-profit organisaties. Hij was in 2014 initiatiefnemer van de initiatiefgroep verbreding opdrachtgeverschap accountantscontrole en organiseert nu permanente educatie rond ‘Bouw vertrouwen, beperk beheersing’, desgewenst ook voor accountants.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.