Cultuurverschillen en onze Nederlandse oordeelonthouding
Ik herinner mij de tijd dat ik als junior werkzaam was in de internationale praktijk van een van de grote kantoren in Duitsland.
Maurice Cornips
Ik was betrokken bij een handelsonderneming die reeds enkele jaren worstelde met de inrichting van haar IT-systeem en het op orde brengen van de interne beheersing. Koppelingen tussen producten, productgroepen en grootboekrekeningen waren nog aan wijzigingen onderhevig, waardoor een diepgaande brutomarge-analyse onmogelijk was. Er was geen (zichtbare) interne controle op inkopen, een goederenbeweging c.q. totaalcontroles kon men onvoldoende in beeld brengen of toonden onverklaarbare verschillen, en functiescheidingen in het systeem waren nog onvoldoende ingericht.
Nog vers geprogrammeerd door de Nederlandse school opperde ik het idee om bij die jaarrekening toch maar een oordeelonthouding te geven, omdat we geen grip konden krijgen op de volledigheid van de omzet.
Ik werd door mijn Duitse en Angelsaksische collega's nog net niet voor gek verklaard. De omzet en de totale brutomarge lagen in de lijn van de voorgaande jaren, we hadden daar de nodige afgrenzingscontroles op toegepast, de overige posten in de resultatenrekening waren gecontroleerd met cijferbeoordelingen en detailcontroles, de voorraad was integraal geïnventariseerd door de cliënt in ons bijzijn en verder gecontroleerd op waardering, afgrenzing etc., en ook de overige balansposten waren helemaal 'dichtgetimmerd'.
Dus waar had ik het over met die oordeelonthouding? "Bovendien controleer je de omzet op juistheid en afgrenzing en niet op volledigheid."
Deze gebeurtenis was nog uit de tijd van de objectieve en de subjectieve verhindering. Het daarop gebaseerde verklaringenstelsel en de RAC liggen al weer een tijdje achter ons. Met ingang van 15 juni 2011 hebben we in Nederland de International Standards of Auditing (ISA's) geïmplementeerd in de vorm van de NV COS.
De vraag is of we hiermee in één klap onze regelgeving over de volledigheid van de opbrengstverantwoording overboord hebben gegooid.
Dat lijkt er wel op. De controle op de opbrengsten komt alleen nog specifiek aan de orde in Standaard 240, alinea 26, en daarin lijkt het niet echt om onze opvatting over volledigheid te gaan, maar over frauduleuze verslaggeving vooral door het te hoog verantwoorden van opbrengsten.
In lijn met de strekking van deze standaard richt de Engelse toezichthouder, het Audit Quality Review Team van de Financial Reporting Council (FRC), zich in haar themaonderzoeken ten aanzien van opbrengsten op ‘revenue recognition'. Volgens de FRC hebben accountants te weinig aandacht besteed aan 'the risks associated with revenue recognition in view of the current economic environment and the pressure placed on the financial performance of audited entities'.
De Duitse toezichthouder, de Abschluss Prüfer Aufsichts Kommission, meldt in haar onderzoeksrapport van 2012 überhaupt niets over de controle van opbrengsten.
De Nederlandse Autoriteit Financiële Markten daarentegen focust in haar themaonderzoek op volledigheid van de opbrengstverantwoording als een standaardrisico dat vanzelfsprekend moet worden onderzocht en dat niet lijkt te kunnen worden weerlegd. Alleen door daadwerkelijke toetsingen van verbanden (zoals een geld-goederenbeweging) en van bestaan en werking van interne beheersingsmaatregelen dienaangaande, lijkt dit risico te kunnen worden afgedicht.
Een vraag die nu aan de orde is, is wat nu te doen met onze Nederlandse leer en onze oordeelonthoudingen met betrekking tot de volledigheid van de opbrengstverantwoording?
We hebben in Nederland gekozen voor de adoptie van de internationale controlestandaarden. Daar kunnen we dan niet een interpretatie aan geven die afwijkt van de internationaal gangbare interpretatie. Bij toepassing van de ISA's zullen we onze aanpak ten aanzien van dit thema misschien moeten herzien, ook omdat bij internationale opdrachten onze benadering moeilijk is uit te leggen aan buitenlandse accountants.
Zijn de oordeelonthoudingen met betrekking tot de volledigheid van de opbrengstverantwoording die accountants in Nederland nog steeds plegen te verstrekken op grond van de theorie van de objectieve (en nu wellicht ook de subjectieve) verhindering, in het licht van de internationale controlestandaarden nog terecht?
Die vraag vind ik moeilijk te beantwoorden. Feit is wel dat in het buitenland voor vergelijkbare situaties goedkeurende verklaringen worden afgegeven - waarbij ook die controles volgens de ISA-standaarden zijn uitgevoerd.
Zou het dan kunnen dat wij, voortbordurend op onze Nederlandse controlecultuur, spijkers op laag water zoeken? Hoe vaak komt er wat uit, uit die volledigheidscontrole? Liggen de werkelijke risico's in de praktijk niet vooral bij waardering, afgrenzing en toepassing van de actuele verslaggevingsregels?
Wat hier ook van zij, het moge duidelijk zijn dat hier nog harmonisatiewerk aan de winkel is.
Onze Nederlandse leer van accountantscontrole, met als een van de centrale thema's de controle op de volledigheid van de opbrengstverantwoording, is een waardevol erfgoed en is gebaseerd op bedrijfseconomische uitgangspunten die altijd relevant zullen blijven.
In onze huidige controlestandaarden is deze leer en het daarop gebaseerde verklaringenstelsel niet meer verankerd. Een cultuur is echter niet te veranderen door het simpel wijzigen van regels.
Door de internationale vergelijking te maken worden we ons wel bewust van ons gedachtengoed, dat oorzaak zou kunnen zijn van een mogelijk regelmatig voorkomende overschatting van het risico op een onvolledige opbrengstverantwoording door Nederlandse accountants.
Maurice Cornips is medeoprichter en partner van Du ROI Accountants & Belastingadviseurs te Maastricht. Voorheen was hij werkzaam bij diverse vestigingen van PwC.