Opinie

Een vreemd rapport

Er is iets vreemds aan de hand met het rapport van de werkgroep Toekomst Accountantsberoep.

De probleemstelling waar het rapport van uit gaat is dat er een probleem is met de kwaliteit van accountantscontroles. Wie het rapport doorleest bemerkt dat het betoog met name is gericht op oob-accountantsorganisaties (kantoren die organisaties van openbaar belang controleren). Het overgrote deel van de voorgestelde maatregelen heeft op deze accountantsorganisaties betrekking.

Nu is het kenmerkende van oob's dat zij een zodanige omvang hebben dan wel functie binnen het maatschappelijk verkeer vervullen dat zij grotere groepen van belanghebbenden raken. Dat wil zeggen: niet alleen aandeelhouders en crediteuren maar een veel breder publiek geldt als belanghebbende. Denk aan de breed gevoelde gevolgen van de bankencrisis, denk aan de gevolgen van het Vestia-debacle. Terecht stelt de werkgroep voor om de definitie van ‘organisatie van openbaar belang' uit te breiden.

Maar in het rapport wordt nu juist het brede maatschappelijke belang van het functioneren van oob-accountantsorganisaties ontkend. De schrijvers zijn van mening dat de accountant niet werkt voor de hele maatschappij, maar voor de kapitaalverschaffers (aandeelhouders en schuldeisers).

Als dat zo zou zijn, dan hangt niet alleen de aanbeveling om de oob-definitie uit te breiden een beetje in het luchtledige, maar dan is ook niet meer duidelijk te maken waarom het overgrote deel van de voorgestelde maatregelen is gericht op oob-accountantsorganisaties.

Sterker nog: het rapport spreekt zichzelf tegen, want juist het beperken van de werkingssfeer van die voorgestelde maatregelen tot oob-accountantsorganisaties wordt beargumenteerd met de specifieke rol die oob's binnen de maatschappij vervullen, hun maatschappelijke functie, en de  brede groep stakeholders.

Iets dergelijks is er aan de hand met het hoofdstuk over opdrachtgeverschap. Uit het gekozen uitgangspunt dat de accountant werkt voor de kapitaalverschaffers volgt dat deze ook de opdrachtgever van de controle moeten zijn (en passant worden de crediteuren hiervan overigens uitgesloten).

Daarmee wordt een belangrijk punt buiten discussie gesteld, namelijk de vraag of je het opdrachtgeverschap voor de externe controle zou moeten leggen binnen de keten van extern toezicht die bestaat rond oob's, waar dat opdrachtgeverschap logischerwijs zou thuishoren - als je er tenminste vanuit wilt gaan dat de accountant het publieke belang dient.

Duidelijk is dat we hier raken aan het bekende onafhankelijkheidsprobleem: wie betaalt, bepaalt. Hoort het opdrachtgeverschap voor de controle van een oob thuis bij een orgaan van die oob (al is het dan een toezichthoudend orgaan), of daarbuiten, bij een toezichthouder die het publieke belang dient? Kiest men voor het eerste, dan dient de accountant niet alleen de verkeerde meester maar creëren we tegelijk een onafhankelijkheidissue. Maar volgens mij is de vraag stellen, haar beantwoorden.

Zie ik het goed, dan heeft de werkgroep deze keuze onder tafel gewerkt door ten eerste het publieke belang eruit te schrijven en ten tweede de onafhankelijkheidsissue te isoleren van het kwaliteitsissue ("verhoging van de onafhankelijkheid en verhoging van de kwaliteit zijn twee verschillende zaken"), om het vervolgens te parkeren onder het motto ‘aan onafhankelijkheid hebben we al voldoende gedaan'. Het heeft iets geforceerds, vind ik.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Joop Anemaet is directeur van Menon Consultants en externe compliance officer bij enkele mkb-accountantskantoren.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.