De grootste fout is de fout die je alleen maakt
De laatste tijd is op deze site veel geschreven over het individu versus het kantoor, onder meer bij incidenten. Gegeven de actualiteit van het onderwerp en mijn eerdere bijdragen heb ik de behoefte om een en ander in historisch perspectief te zetten.
Vroeger, zo'n tien-vijftien jaar geleden, hadden partners van kantoren een grote individuele vrijheid. Er was in veel mindere mate dan nu sprake van een national office of andere specialisten. Als vennoot bepaalde je zelf met de accountantmedewerkerwat wel en niet door de beugel kon. En er kon ook meer door de beugel, want de Nederlandse accountingregels gaven relatief veel vrijheid. IFRS werd ten slotte pas na veel discussie in 2005 verplicht gesteld voor beursgenoteerde ondernemingen.
Toen kwam Enron c.s. in 2001/2002, de roep om betere kwaliteit, een rechte rug en de kans dat als het risicomanagement niet op orde was het kantoor onderuit kon gaan. We kregen daarom in 2005 de Richtlijn Kwaliteitsbeheersing nr. 1, oftewel ISQC1, en in 2006 de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta).
In de Richtlijn Kwaliteitsbeheersing kreeg de kantoorleiding voor het eerst een duidelijke eigen verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het kantoor. In de Wta, die voor een belangrijk deel deze richtlijn omvat, is deze verantwoordelijkheid wettelijk verankerd.
De Wta kent daarbij een belangrijk gegeven dat veel kantoorleidingen (ook mij) voor een dilemma zet(te), want de externe accountant in persoon is degene die uiteindelijk zijn handtekening zet onder de verklaring en dus zelfstandig de afwegingen maakt wat wel en niet door de beugel kan. Alleen ingeval van organisaties van openbaar belang (oob's) is er een wettelijk verplichte review door een tweede partner, de zogenoemde opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling (OKB).
De kantoorleiding heeft dus verschillende taken, onder meer: zorgen voor een beheerste en integere bedrijfsvoering inclusief een actief kwaliteitsbeleid, zorgen voor voldoende gekwalificeerde mensen om de opdrachten uit te voeren, zorgen voor goede ondersteuning van de externe accountants, en een goede tone at the top.
Daarnaast bepaalt de kantoorleiding welke accountants als externe accountants worden ingeschreven in het register van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en welke accountant op welke wettelijke controle wordt ingezet.
Het is dus een belangrijke verantwoordelijkheid van de kantoorleiding om de juiste accountant, met de juiste kennis en ervaring, op een bepaalde controleopdracht te zetten. Maar als dat eenmaal is geschied, maakt de externe accountant - en niet de kantoorleiding - de afwegingen van wat wel en wat niet door de beugel kan en met wie er wel en niet geconsulteerd wordt.
Oftewel: de kantoorleiding kan het door hen uitgekozen paard wel naar de bron leiden maar niet dwingen om te drinken.
Voor mij gaat het hier dus om een haal- en brengplicht van zowel de leiding als de individuele externe accountant. En over de vraag hoe je dat op een goede manier kunt stimuleren, want als leiding weet je niet elke dag wat elke externe accountant doet. Waarbij je ook moet constateren dat, ook als iedereen de juiste dingen doet, er toch fouten kunnen worden gemaakt - waar je vervolgens weer van moet leren.
De oplossing die we destijds bij ons op kantoor hebben gevonden is de leus: "De grootste fout is de fout die je alleen maakt." Oftewel, als je je als externe accountant niet aan de regels houdt, niet consulteert en je dilemma's niet deelt met je collega's, sta je er potentieel alleen voor.
Als je wel het juiste gedrag vertoont dan is het niet meer jouw fout, maar die van het kantoor. En dan heeft het kantoor de plicht om jou te verdedigen en te beschermen.