Praten over macht
Als ik er over praat - in lezingen, trainingen of congressen - dan begin ik met het noemen van het begrip macht. Dan zeg ik daarbij dat het in onze poldercultuur niet zo gebruikelijk is om vrijelijk over macht te praten.
Wij zijn niet zo van de scherpe randen. Het op tafel leggen van tegenstellingen en belangenconflcten. Wij bemantelen het verwerven, ter discussie stellen en streven naar (behoud van) macht met politiek-correcte bewoordingen: overleg, onderhandelen, compromissen, uitruil van standpunten.
Macht is voor mij positief noch negatief. Het is een gegeven in alle politieke en sociale relaties. De klassieke definitie is van de socioloog Max Weber 'het vermogen om mensen dingen te laten doen, die ze uit zichzelf niet zouden doen'.
Macht staat ook centraal in mijn hoofdstuk 'Political Economy' in de Nyenrode-bundel Gorillas, Markets and Economic Values dat bij de opening van dit academisch jaar is gepresenteerd. De titel verwijst naar de macht van Dick Fuld, ceo van Lehman Brothers, die de bijnaam Gorilla of Wallstreet had. Lehman Brothers - als metafoor van de crisis - gaat over het vraagstuk van (controle op) macht van raden van bestuur en raden van commissarissen en het testosterongedrag van managers. Over de macht van afdelingen legal en compliance vis-à-vis business units binnen financiële instellingen.
Hebben zij tanden? Blaft het interne toezicht? Of is sprake van ingetogenheid en deemoedigheid? Wie heeft het voor het zeggen in de onderneming? Welke rol spelen aandeelhouders? Hebben toezichthouders de macht om door te dringen in de working rules (zoals het echt gaat op de werkvloer)? Of, is het toezicht nog te veel oppervlakkig en deels ritueel?
Als ik er over praat laat ik weleens secenes zien uit de prachtige documentaire The Corporation waarin de invloed van de multinationale onderneming op ons leven in de afgelopen eeuw in kaart is gebracht. Deze invloed is niet alleen economisch, maar ook sociaal, cultureel en zelfs politiek. In het genoemde 'Political Economy'-hoofdstuk citeer ik Susan Strange die met boeken als Mad Money en Casino Capitalism wijst op de toenemende grensvervagingen tussen de overheid en markten. In de klassieke leer lokaliseren wij macht voornamelijk in het politieke system. Maar het vakgebied politieke economie heeft oog voor de wederzijdse doordringing van de publieke en private sector.
Macht wordt dan diffuser. Minder goed localiseerbaar in daarvoor geëigende structuren en processen zoals de Tweede Kamer of de gemeenteraad. Macht - of in iedere geval het steven naar macht - zit dan in lobby-activiteiten, netwerken, sponsoring en/of financiering van bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek.
Dit is allemaal volstrekt normaal, nastrevenswaardig en absoluut legaal. Maar soms zijn scheidslijnen niet zo scherp te trekken. In het onderzoek naar de bestuurscultuur in Noord-Holland (rapport Schoon schip) wordt gewezen op interacties tussen bestuurders, politici en ondernemers. Hetzelfde speelt in de provincie Limburg.
Een klassieker in de literatuur over dit soort van processen in een speech van president Eisenhower in 1960, kort voordat hij het politieke stokje overgaf aan president Kennedy. Eisenhouwer, oud operbevelhebben van de geallieerden in de Tweede Wereldoorlog en acht jaar lang president, waarschuwt voor het bestaan van een 'militair-industrieel complex' dat hij waarneemt in de corridors van de macht in Washington. Het is een waarschuwing tegen 'onwenselijke invloed' op beleidsvoering door de industrie.
Susan Strange vraagt zich in haar twee genoemde boeken ook zoiets af. In hoeverre zijn staten bij machte om daadwerkelijke controle uit te oefenen op markten? Hoe sterk en daadkrachtig is het toezicht op markten?
Tijdens dit soort praten over macht besef ik - en merk ik soms aan het gehoor - dat een dergelijk 'groot' verhaal over macht ook klein gemaakt moet worden. Wat betekent macht nu in de context van het dagelijks functioneren van accountants? Dat probeer ik dan duidelijk te maken door te wijzen op de ruim tienduizend accountants die verplicht door de NBA een cursus Professioneel-Kritische Instelling moeten volgen.
Een goed initiatief om professionele tegenspraak van accountants te agenderen en vrijmoedig spreken te stimuleren. PKI gaat in de kern ook om macht. Er is sprake van een machtsrelatie tussen principaal en de accountant. Maar deze machtsrelatie is niet eenzijdig. De accountant is niet per definitie ondergeschikt. Verre van dat.
Ook - of juist - in machtsrelaties behoort een professioneel gesprek te worden gevoerd over taakuitoefening en (individuele) verantwoordelijkheden. Dit vergt vrijmoedig luisteren, maar ook sociaal-psychologische vaardigheden om dit soort machtsgesprekken te voeren.
Accountancy is - of behoort - zoveel meer te zijn dan toepassing van vaktechnieken. Uit onderzoek van de NBA blijkt dat opdrachtgevers neutraal tot positief reageren op een professioneel-kritische houding in de praktijk. Verdere professionalisering van de accountant zit niet in de toename van wet- en regelgeving en verhevigd en verdiepend toezicht. Het zit in het verder ontwikkelen van een houding en gedrag richting principalen, waarbij een professionele dialoog wordt gevoerd over macht, in de dagelijkse praktijk van de accountant.