Ethiek en kapitalisme
Omdat ik nog een boekenbon had, heb ik de dagen rond kerst en nieuwjaar besteed aan het lezen van de Nederlandse vertaling (2012) van Max Webers 'De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme' uit 1920. De titel heeft iets fascinerends en het zou, wie weet, relevant kunnen zijn voor onze discussie over ethiek.
Om met dit laatste te beginnen: het is géén boek over ethiek, maar een onderzoek naar het effect van ethische overtuigingen op feitelijke gedragingen, op collectief niveau (want Weber was socioloog). Een empirische probleemstelling dus.
De wijze van onderzoek is bijzonder: in plaats van een reductionistische probleemdefinitie in termen van eenduidig meetbare variabelen, kiest Weber voor (i) een diepgaande historische studie naar de (relevante) gedragsvoorschriften en hun dogmatische achtergronden van verschillende protestantse denominaties, ruwweg uit de 17e eeuw, en (ii) een vergelijking hiervan met de mentaliteit (vandaar: ‘geest') die ten grondslag heeft gelegen aan de opkomst van het moderne kapitalisme.
Het moderne kapitalisme wordt volgens hem gekenmerkt door een rationele bedrijfsorganisatie met bijbehorende boekhouding, een scheiding van privé- en bedrijfsvermogen, op basis van vrije arbeid, vrije ruil (markt), en een bijbehorend rationeel rechtssysteem.
De mentaliteit die hierachter zit probeert Weber te typeren door een citaat uit enkele geschriften van Benjamin Franklin (1706-1790), één van de founding fathers van de VS, waarin deze pleit voor spaarzaamheid, eerlijkheid en stiptheid bij alle zakelijke transacties als middel om vooruit te komen in deze wereld.
Door middel van literatuurstudie, maar ook verwijzing naar destijds actueel statistisch onderzoek (het hoge percentage protestanten onder kapitaalbezitters en personen met hoge posities in de handel en industrie) maakt Weber alleszins plausibel dat bepaalde protestantse geloofsovertuigingen die in de 17e eeuw voorkwamen in Duitsland, Nederland en Engeland, door hun gedragseffecten hebben doorgewerkt in het moderne kapitalisme dat zich in de loop van de 18e en 19e eeuw heeft ontwikkeld in de Verenigde Staten.
Het is ondoenlijk om het genuanceerde betoog van Weber hier in enkele zinnen recht te doen. Ik haal er uit wat mijns inziens voor ons relevant is.
Ten eerste betoogt Weber dat het streven naar voortdurende accumulatie van kapitaal is ontstaan vanuit het (religieus gefundeerde) streven naar nuttig bezig zijn als doel op zich, niet om individueel rijk te worden, maar als vorm van rentmeesterschap, of ook omdat men het goed uitoefenen van een beroep als zodanig waardevol acht voor de persoon.
Het eigenaardige is nu dat dit religieuze fundament reeds in de 18e eeuw is weggevallen, terwijl het kapitalistische systeem is blijven bestaan. Weber beschrijft dit zo: "De zorg om de materiële goederen, die voorheen ‘als een dunne jas die men op elk moment kon uittrekken om de schouders van de heilige lag', werd een staalhard omhulsel... de puritein wilde een beroepsmens zijn, wij moeten het zijn".
Maar met het religieuze fundament is ook de zingeving uit het systeem verdwenen. Weber weer: "Als een spook van eertijds religieuze geloofsinhouden waart de gedachte van de beroepsplicht rond in ons leven ... het individu ziet tegenwoordig meestal van elke zingeving af ."
En tenslotte, zonder het religieuze fundament is ook de rem er af: "Daar waar het maken van winst, van iedere religieus-ethische zin ontdaan, het meest ongebreideld wordt nagestreefd, in de Verenigde Staten, neigt dit er vandaag de dag (1920!) toe zich met puur agonale hartstochten te associëren, waardoor dit niet zelden het karakter krijgt van de sport ... vakmensen zonder geest, genotmensen zonder hart."
Waarmee een empirisch onderzoek alsnog eindigt in een ethische conclusie.
Waarom heeft deze analyse nu voor ons relevantie? Op deze site is in het verleden de verhouding tussen cultuur en structuur aan de orde geweest. Deze tegenstelling ophangen aan Weber is een anachronisme, want hoewel die discussie in de sociologie uitgebreid is gevoerd, is ze van nà zijn tijd.
Wel maakt zijn boek ons bewust van de soms lange wordingsgeschiedenis van onze (beroeps-) mentaliteit. Daarom denk ik dat het bewerkstelligen van een mentaliteitsverandering een kwestie is van zeer lange adem.
Ten tweede beschrijft Weber dat zoiets als zingeving uit een systeem kan verdwijnen, waardoor het gevaarlijk instabiel wordt. Het frappante is natuurlijk dat de leemte nooit is opgevuld, althans de kredietcrisis lijkt te wijzen op een ernstig gebrek aan reflectie op beleidsbepalende niveaus. Het systeem gaat als het ware met ons op de loop.
Weber kon natuurlijk niet de schaalvergroting voorzien die in de twintigste eeuw in het bedrijfsleven is opgetreden. Het zou kunnen zijn dat een benodigd ethisch fundament, om reden van deze schaalvergroting, niet kan teruggrijpen op de ‘puriteinse shopkeepers ethiek' waar Weber aan refereert. Maar dat voert te ver.
Zoveel is zeker dat verandering begint met een mentaliteitsverandering. Daarvoor is een inspanning nodig van mensen die hierover willen nadenken en daartoe ook de vrijheid hebben, en er vervolgens mee de boer op gaan. Discussie op een platform als dit is daar een onderdeel van.