Morele verantwoordelijkheid van marktpartijen?
In augustus 2012 maakte de Amerikaanse justitie bekend dat zij haar onderzoek heeft gestaakt, en niet zal overgaan tot vervolging van de Amerikaanse zakenbank Goldman Sachs in verband met haar rol in de subprime-crisis.
Over de rol van Goldman Sachs (en ook van Deutsche Bank) was discussie ontstaan na publicatie van het rapport van de onderzoekscommissie van de Amerikaanse senaat onder leiding van Carl Levin in april 2011. In dit rapport wordt onder meer beschreven hoe Goldman Sachs op subprime gebaseerde derivaten verkocht aan haar klanten, in de wetenschap dat deze producten snel in waarde zouden dalen (en daarin zelf short posities innam), zonder deze klanten hierover te informeren.
Deze bekendmaking heeft hier te lande weinig aandacht getrokken, misschien vanwege de vakanties, maar hij is belangrijk genoeg om er bij stil te staan. Opnieuw is gebleken dat gedragingen van relevante partijen, hoewel zij moreel niet door de beugel kunnen, ongestraft blijven. Het blijft onbevredigend en ook riskant, omdat het vertrouwen in de financiële markten wordt geschaad.
In de workshops filosofie, gehouden op 16 en 30 augustus 2012 bij de NBA in Amsterdam, kwam deze vraag naar morele verantwoordelijkheid van marktpartijen in de discussies aan de orde. Het is misschien aardig om enkele van de door de deelnemers naar voren gebrachte standpunten hier te laten zien.
Zo kwam in de workshop over Aristoteles naar voren dat marktpartijen weliswaar langs de (morele) rand zijn gegaan, maar als het goed was afgelopen had er geen haan naar gekraaid, sterker, dan waren zij geprezen op grond van hun succes. Hooguit kun je zeggen dat het is misgegaan omdat zij te ver gingen.
Daar werd tegen ingebracht dat zij van te voren wisten dat zij te ver gingen in hun spel, en uitsluitend oog hadden voor hun eigen belang. Maar kun je een marktpartij verwijten dat hij alleen oog heeft voor zijn eigen belang? Dat bracht de discussie op doorgeschoten individualisme en beloningsdifferentiatie (bonussen). De mening van Aristoteles, verwoord door Johan Visser, was dat betrokkenen zich behoren te matigen in hun gedrag: de ethiek van het juiste midden.
Dezelfde discussie in de workshop over Augustinus nam een andere, meer religieuze wending. De koppeling tussen geloof en ethiek is bij deze filosoof/kerkvader nadrukkelijk aanwezig, waardoor zowel 'daders' als 'slachtoffers' van de kredietcrisis het verwijt kregen te zeer gericht te zijn geweest op de materiële zaken des levens en te weinig op het goede leven (zo u wilt: op God).
Dat bracht één van de aanwezigen tot de verzuchting dat Augustinus voor accountants géén boodschap heeft! Augustinus, bij monde van Arnout van Kempen, wees er op dat de positie van de kerk weg is: de 'afwezigheid van de kerk als rem op de staat', oftewel van een maatschappelijke institutie die de moraliteit in een markteconomie bewaakt.
Een discussie die in beide workshops terugkwam, is de verhouding tussen individu, groep en maatschappij. Enerzijds wordt het individu door de morele standaard van de groep beïnvloed. Die druk kan heel hoog zijn. Maar anderzijds blijft er altijd de individuele verantwoordelijkheid. Er wordt gesproken van een evenwicht van vertrouwen en afname van sociale cohesie: praktijken zoals hierboven beschreven werken destabiliserend. Is het antwoord alsmaar meer regels?
Op 20 september 2012 pakken wij de draad weer op, om te zien wat Kant er over heeft te zeggen.