Opinie

Niet iedere verbetering vraagt om een verandering

'Niet iedere verandering is een verbetering', schreef Peter Eimers deze week. Ik zou die stelling wat aan willen punten en ook omdraaien: Niet iedere inhoudelijke verbetering vraagt om een formele verandering in de regels. Als de wil er is.

Om het nog wat scherper te stellen: In een constellatie waarin alleen wijzelf ons in de weg staan om het gewoon goed te doen, zijn veranderingen die per se om meer regels vragen per definitie verdacht. Waar de wil er niet is, zijn nieuwe regels vaak niet meer dan verdovingsmiddelen pour besoin de la cause.

Ik heb op deze plek al meermalen betoogd dat het het beroep rond de crisis niet zo zeer heeft ontbroken aan gereedschap, maar aan de juiste instelling. En een beroep (of maatschappij) dat alleen in de juiste richting kan marcheren op basis van een handboek soldaat, zal op den duur verzuipen in zijn eigen of van buiten opgedrongen regels. Een beroep dat geen andere weg ziet dan die van overregulering, schrijft haar eigen doemscenario.

Dit is geen pleidooi voor blinde deregulering. Slechts een wake-up call dat het met een beetje goede wil en gevoel voor fatsoen, verhoudingen en bescheidenheid, en met winststreven in gebondenheid en een beetje leiderschap, op essentialia gewoon goed kan gaan.

Dat betekent dat we ons moeten afvragen of aan de voorwaarden van een redelijk beheersbare externe werkomgeving, wat ook de regels zijn, is voldaan. Of de excessen van het verleden zijn ingetoomd, en of er voldoende redenen zijn om te verwachten dat die nieuwe heerlijke staat duurzaam is, of in elk geval kan zijn. En dat we de conclusies moeten durven te ventileren.

Dan is het niet moeilijk vast te stellen dat er de afgelopen jaren, merendeels onder de druk der omstandigheden, best een aantal dingen in goede zin zijn aangepakt. Eerder door meer regels - vooral verbodsbepalingen - dan door minder. En dat het dus oppassen geblazen blijft met de simpele vraag of we inderdaad wat hebben geleerd. En dat deze vernieuwde constellatie nog steeds onvermijdelijk door mensen wordt gerund, en dat het daarom helemaal oppassen geblazen blijft.

De verbeteringen in corporate governance, macro-prudentieel toezicht en bonusbeheersing garanderen niet dat de geschiedenis zich niet herhaalt. Ze vinden bovendien plaats in een crisiswereld waarin de voornaamste variabelen er nog dreigender uitzien dan voorheen: Nog grotere banken, die nog voldoende leven in zich hebben om zich te verzetten tegen effectieve hervormingen; torenhoge verhypothecisering van de staatsbalans annex die van de centrale banken. Politiek- in plaats van marktgedreven renteniveaus. En macro-financiële managers die geen belang hebben de onrust verder aan te blazen met inhoudelijke realiteitsplaatjes, behalve wanneer het uitkomt.

We zijn beland in een situatie waar de markt de enige geloofwaardige realiteitschecker is. Een junglespeler die om eigen moverende redenen dezelfde markt kan doen bewegen.

Dat trekt wel een heel sterke wissel op de ruggengraat van een behoorlijk vernieuwd team van macro- en micro-prudentiële acteurs, waaronder ook het beroep.

Rond ons eigen beroep gebeurt ook wel het een en ander: Barnier, Tweede Kamer, agressiever toezicht door de PCAOB. Maar van binnen uit...? Wie het weet mag het zeggen.

Herstel van vertrouwen in het beroep kan er niet komen met nieuwe regels alleen. Het vraagt om een nieuwe habitus aan de top van de beroepspraktijk, die (zelf)vertrouwen uitstraalt en het debat aan durft te gaan. Om nieuwe stemmen en gezichten, een nieuwe partituur die naar binnen de troepen weer met de neus in de juiste richting zet, met het maatschappelijk belang als eindpunt van alles, en naar buiten het vertrouwen geeft dat er ook inhoudelijk echt iets veranderd is.

Ik geloof best dat er echt iets is veranderd, ook binnen de kantoren. Want ook daar is genoeg gezond verstand om zich te realiseren dat  business as usual geen optie meer is. Maar veel horen we er niet over. Dat stemt niet tot vertrouwen.

De echte veranderingen komen pas als de voormannen uit onze grote praktijken weer de moed kunnen verzamelen om ook het publieke podium te betreden en met open vizier weten uit te leggen waar het nu echt fout is gegaan en wat we er als beroepspraktijk van hebben geleerd. Dat eist noch gumption, noch nieuwe regels, maar gewoon een beetje leiderschap.

Tot het zover is gaat mijn stem naar de hervormers van buiten het beroep. Of liever nog, kunnen we beter de publieke functie uitgevoerd in een private setting, opheffen. Want remember: Beter geen poortwachters dan disfunctionele poortwachters.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Jules Muis verliet in 1995 het openbare accountantsberoep en was vervolgens vice president en controller van de Wereldbank en directeur-generaal en chief internal auditor van de Europese Commissie. Van 2014 tot eind 2020 was hij lid van de Public Interest Oversight Board (PIOB). Muis was van oktober 2012 tot oktober 2015 ook lid van de Board of Auditors van het European Stability Mechanism (ESM). Jules Muis schrijft op persoonlijke titel.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.