Hekwerken, de kat en het spek
Ik toer nog wel eens door Nederland. Afhankelijk van de snelheid waarmee ik mij beweeg vallen je dan allerlei, steeds veranderende dingen op. Een van de meest opvallende veranderingen van de laatste decennia vind ik de overal verrijzende hekwerken. En daar is iets bijzonders mee aan de hand.
Terwijl heel Nederland normaal op zijn achterste benen staat als er ergens een bouwwerk verschijnt (in not in my backyard zijn wij erg goed), worden hekwerken alom geruisloos geaccepteerd. En dat is dan toch wel vreemd.
Kijk, met een hekwerk kun je je eigendom afgrenzen. Dat is wel prettig, je hoeft niet bij elk wissewasje het kadaster erbij te halen om een geschil met een buur te beslechten. Maar voor het zo hoog en vervaarlijk maken van de hekwerken is eigenlijk weinig reden. Tenzij je natuurlijk... en daar komen de kat en het spek.
Grepen naar andermans eigendom zijn zo algemeen dat het wel een veilig gevoel geeft, al die hekwerken. Niemand kan bij mijn spullen, ook als ik er even niet ben en u mij bij het toeren tegen kunt komen. Hekwerken en andere afrasteringen zijn, inclusief toegangscontroles en toegangspoorten, algemeen geaccepteerd. Die zijn namelijk erg hard nodig.
Opvallend is dan dat het tegelijkertijd zo verschrikkelijk moeilijk is om regels te stellen als we ons eigen geld veilig willen stellen bij banken, verzekeraars en pensioenfondsen. Je slaat steil achterover als je ziet hoe allerlei geldplukkers hun best doen om bij elke transactie een percentage op te strijken. En het maakt niet uit of we het dan hebben over buitenlandse of binnenlandse ondernemingen of privépersonen.
En dat ook nog tegen een zo laag mogelijk belastingtarief. Oh, willen jullie ons beperkingen opleggen? Dan zijn we weg, doei!
Stel nou eens dat we distributiecentra zouden hebben verboden om hekwerken te plaatsen. En dat we niet zouden hebben toegegeven aan de druk om dat wel te doen. Zou Nederland dan ooit distributieland zijn geworden? Zouden er dan niet vrachtwagens vol in het criminele circuit terecht zijn gekomen?
Minister van Financiën Jan Kees de Jager wil nu dat er een eed voor bankiers komt. Zo'n voorstel past in de systematiek van het geweldsmonopolie van de staat. Maar het gaat niet werken. Een eed werkt bijzonder goed in combinatie met een bewust normen- en waardenstelsel.
In de accountancy zou het dus heel goed kunnen, maar in de zakelijke wereld, gericht op maximaal profijt, nu juist niet. Daar is door de fragmentatie van de samenleving en de neiging tot zelfzucht veel meer nodig.
De Jager laat de kat gewoon op het spek zitten. Je houden aan een eed is dan te veel gevraagd.
De samenleving geeft aan iedere organisatie of onderneming die deelneemt aan het maatschappelijk verkeer een mandaat om te opereren, het 'maatschappelijk mandaat', en zorgt vervolgens voor een ruimtelijke, economische en regulerende infrastructuur die dat opereren mogelijk maakt. Daar mag de samenleving een inzet, een zorgplicht, voor terug verwachten die groter is dan de inzet voor individuele stakeholders.
Dat vergt een cultuurverandering in de vorm van het invoeren van een expliciet normen- en waardenstelsel voor alle organisaties en ondernemingen. Een wet is daarvoor niet nodig. Een voorwaarde bij elke vergunning of elke maatschappelijke opdracht volstaat. Intrekken van de vergunning of het intrekken van de opdracht is een passende sanctie bij niet nakomen.