Gevestigde belangen en de regelgevingsmantra
Bij financiële calamiteiten duurt het nooit lang voordat de betrokken sector twee standaardreacties in stelling brengt. Eén: de politiek reageert met 'doorgeschoten regelgeving' op 'incidenten'. En twee: risico's uitbannen kan niet, ze horen bij ondernemen
Ook bij het debacle rond woningcorporatie Vestia gebeurt dat weer. Zo noemde ex-directeur Martien Kromwijk van de Rotterdamse corporatie Woonbron, bekend van het financiële drama met een cruiseschip, in Buitenhof van zondag 5 februari 2012 precies deze twee argumenten om de zaak Vestia te nuanceren en ‘in perspectief' te zetten.
Beide argumenten zijn waar. Politici reageren op ongewenste gebeurtenissen veel te vaak met de pavlov-reactie van meer regelgeving. En inderdaad, de angst om ook maar enig risico te dragen is een benauwend en wijd verbreid verschijnsel - zeker in Nederland, met de grootste verzekeringsdichtheid ter wereld.
Maar daar kun je twee minstens zo geldige stellingen, of eigenlijk waarnemingen, tegenover zetten, vaak juist in zaken waarin bovenstaande standaardargumenten worden aangevoerd.
Stelling één: Waar zaken mislopen zeggen de commercieel belanghebbenden altijd dat het gaat om incidenten. Ook, misschien zelfs vooral, als er overduidelijk structurele factoren meespelen, zoals verkeerde prikkels. Zie de banken, de accountancy en nu weer de corporatiesector.
En twee: Degenen die het risicoargument gebruiken (‘hoort bij ondernemen') riskeren zelf nooit persoonlijke schade. En op organisatieniveau wordt de schade afgewenteld op externe partijen. Bij nutsfuncties en too big to fail instellingen, en daar gaat het vaak om, betaalt immers de belastingbetaler de eindrekening.
Als je dat combineert met een derde stelling, namelijk ‘iedereen die in loondienst meer dan vierhonderdduizend euro verdient én graag praat over ondernemen, is losgezongen van de realiteit', ontstaat een maatschappelijk levensgevaarlijk brouwsel.
Spreken over 'incidenten(politiek)' en 'doorgeslagen regelzucht' is verworden tot de doorzichtige en versleten mantra van de gevestigde belangen. En die gevestigde belangen zijn - op de korte termijn die doorgaans hun horizon vormt - gebaat bij zo weinig mogelijk regulering. Zie de weerstand van Wallstreet en het bankwezen tegen noodzakelijke hervormingen. Visie en maatschappelijk besef zijn verruild voor plat eigenbelang, vermomd in flinterdunne betoogjes over 'ondernemen' en 'politieke regeldrift' - regeldrift die louter voortkomt uit gebleken onvermogen tot zelfregulering en beheersing bij de sector zelf.
In een recente roman onderscheidt de auteur (op pagina 61) binnen het samenhangend geheel van integriteit, gedrag en regelgeving vijf stappen. Stap één is integer handelen vanuit jezelf, zonder dat je daar een wet voor nodig hebt. Stap twee is handelen naar de bedoeling van de wet: je weet waar de wet voor nodig is en handelt ernaar. Stap drie is binnen de wet de mogelijkheden uitbuiten, handelen naar de letter en de mazen opzoeken. De sprong naar vier is vervolgens maar klein: je zet de wet naar je hand en betaalt lobby's in Washington, Brussel en Den Haag voor de wet die jou goed uitkomt. Stap vijf is het aan je laars lappen van de wet, als je er mee weg kunt komen.
Herkenbaar. Of juist niet? Wie schrijft zoiets, vraagt u zich af? Een gelouterde openbaar accountant die jarenlang werkzaam was in de financiële sector.
Deze bijdrage is ook als column geplaatst in het maartnummer van Accountant.