Accountants op zoek naar zelfvertrouwen
Een titel met zo'n plagiaatgehalte zal wel de nodige wenkbrauwen doen fronsen. Zie het maar als compliment voor en knipoog naar het FD-artikel van vorig weekend, 'Accountants op zoek naar vertrouwen'.
Het artikel is wat mij betreft een voortreffelijke portretschildering van de geestelijke stand van zaken van het accountantsberoep. Ik wilde dat maar even gezegd hebben, want tussen alle commentaren die er op volgden door, zou men dat nog wel eens kunnen vergeten.
En voor mij heeft het ook nog eens amusementswaarde. Ik had de etikettering van het openbaar beroep als 'intensieve menshouderij' nog niet eerder gehoord.
Die wat gechargeerde typering riep herinneringen op aan de vroege jaren negentig, toen de kantoren zich er voor het eerst van bewust werden dat de wet van verminderde opbrengsten ook gold voor partnerkantoren, toen nog van ballroomformaat. Ook mijn firma begon toen met een nieuw intern ruimtelijke ordeningsbeleid, tot het punt dat een vrouwelijke partner zich beklaagde dat ze zich voelde 'als in een legbatterij'.
Die uitspraak bevatte twee belangrijke boodschappen: over het fysiek van de kantoorwerkplek en over het marginaal nutgevoel van de bewoonster. Waarmee ook 'vertrouwen' in beeld komt. Let wel: als afgeleide van zelfvertrouwen, niet omgekeerd.
Ik heb weinig of niets op het FD-artikel tel quel af te dingen. En ik kan me ook niet echt druk maken over het feit dat NIVRA-voorzitters ook uit andere hoofde - bijvoorbeeld met de pet op van hun eigen kantoor - wel eens iets te zeggen kunnen hebben. Als maar duidelijk is welke pet dat is, en dit artikel is daar voor de goede lezer duidelijk over.
Wat natuurlijk niet betekent dat we er niets aan hebben toe te voegen. De kern van het artikel is dat het accountantsberoep zucht naar een herstel van vertrouwen. Een wens die haar, gezien de recente politieke ingrepen in haar bedrijfsmodel, nog steeds lijkt te ontglippen. We mogen ons afvragen waarom dat zo is, ongeacht wat het oordeel zal zijn van de Eerste Kamer en Raad van State.
Het komt omdat ieder herstel van vertrouwen moet worden voorafgegaan door een herstel aan zelfvertrouwen. En ik weet niet waar ik dat moet zoeken, behalve bij een alternatieve beweging zoals Tuacc.
Een beroep dat in haar eigen, grote debat vrijwel uitsluitend de critici aan het woord laat en ziet - omdat de gevestigde machten de voorkeur geven aan zwijgen - is bezig te klappen met één hand.
Een beroepsvoorzitter die zegt het debat te willen aangaan, dapper zijn mening uit in columns, maar vervolgens stug weigert in debat te treden met de commentatoren op zijn goede inbreng, mist een geweldige kans. En laadt de verdenking op zich dat hij 'hit and run' en monoloog prefereert boven dialoog en volwassen debat.
Alsof gebrek aan 'vertrouwen' nog niet voldoende is geven we dus ook nog blijk van een gemis aan zelfvertrouwen, essentieel voor een volwassen debat.
Zelfs onze voornaamste praktijkspelers, de kantoren, laten het afweten. Ik kan me, in tijden waarin het beroep door de grootste vertrouwenscrisis van haar bestaan gaat, geen goed verhaal herinneren van welke kantoorvoorzitter dan ook, die eerst onszelf en vervolgens het brede maatschappelijk verkeer met een beetje passie en overtuiging de netto toegevoegde waarde van het huidige bedrijfsmodel en het effectief functioneren binnen zo'n model (in elk geval voor oob-controles) duidelijk maakt.
Gebrek aan vertrouwen begint en eindigt met een gebrek aan zelfvertrouwen. En dat is helemaal niet nodig.
Het vereist, buiten het lezen van Limperg, geëngageerdheid, een beetje durf, een beetje visie. Het vereist openheid ten aanzien van het vigerende prikkelsysteem, en de nodige veranderingen daarin.
Het vraagt om meer dan binnenskamers (vaak over nationale grenzen heen) gedicteerde winst-in-stand-houdings-doelstellingen. Het eist het aanspreken van de relevante toezichthouders - zij die de voorwaarden scheppen voor het functioneren van het beroep - op hun functioneren.
Het vereist het innemen van een standpunt over de (on)verenigbaarheid van een geldmanagement- en geldregistrerende rol in de cfo-functie. En het vereist een paar andere, helemaal niet zo moedige, stellingnamen over zaken van publiek belang die gewoon gezegd moeten worden.
De twee FD-journalisten hebben het beroep met hun artikel een nuttig opstapje en een spiegel aangeboden. Het is nu aan het beroep zelve om het beste been voor te zetten. Dan volgt het andere vanzelf.