'OO JEE JA'
Diegenen die nog steeds zoeken naar de perfecte standaardverwoording van de goedkeurende verklaring - er is en wordt nogal wat afgereisd en gesoebat in het zoeken naar die steen der wijzen - kan ik genoeglijk mededelen dat ik denk dat ik ‘m heb gevonden.
'OO JEE JA', een variant binnen het Brabants Latijn.
Trouwe lezers van deze blog zijn bekend met mijn vroege allergie voor lopende-band-bruine-broodjes goedkeurende verklaringen. Mijn meest indringende waarschuwing tegen dit beroepsverdoofmiddel rolde een paar jaar voor het uitbreken van de financiële crisis uit mijn pen.
Het gaat bij (goedkeurende) verklaringen niet in de eerste plaats om woorden, maar om daden; of het gebrek eraan.
Zoals genoegzaam bekend, heeft prof. dr. Th. Limperg zo'n vier generaties geleden de kwetsbaarheid van iedere poging tot standaardverwoording van de goedkeurende verklaring kraakhelder gekraakt.Hij stelde voor er überhaupt geen woorden aan vuil te maken. Een simpele handtekening van de accountant zou moeten volstaan. Ieder extra woord zou alleen maar afbreuk doen aan de strekking van de verklaring.
Ik heb de sprong van de eenvoudige handtekening naar een gestandaardiseerde goedkeurende verklaring nooit als een wezenlijke afwijzing van Limpergs gedachtegoed gezien. Hoogstens als een wat defensieve voorkeur.
Periodieke herformulering laat een onvermijdelijk scenario zien van een eeuwige woordenstrijd die aan de essentie van de zaak voorbijgaat. Een soort van collectief krabben bij het jeuken. Daarbij de prijs van deze handeling - hoe meer je krabt, hoe meer het jeukt - voor lief nemend.
Het voornaamste voordeel is dat het onze academici van de straat houdt, en de reis-, hotel- en horecabranche tevreden. Bovendien kan de suggestie die van al die noeste arbeid uitgaat dat het gaat om de woorden en niet om daden, ingeval van kritiek op het beroep als nuttig maatschappelijk rookgordijn dienen.
De pijnlijke vroeg 21ste-eeuwse geschiedenis van (de werking) het verklaringenstelsel (weet u nog?: 'het instrument-waarmee-de-functie-werkt') moet nog verantwoord wetenschappelijk worden beschreven. Zo'n meer afstandelijk verhaal zal waarschijnlijk resulteren in het beeld van een beroep dat, net toen het er echt op aan kwam, niet zozeer de juiste woorden maar vooraleerst daden te kort kwam.
Maar we houden het vandaag - wij zien nog steeds zomerjurken en fietstochten op het plattenland - Brabants vrolijk. Of, om exact te zijn: ‘Eindhovens'. De plek waar ik 'getogen' ben. Dus ik neem u even mee voor een uitstapje.
We kennen Eindhoven allemaal als dat architectonisch monument dat na eerst gebouwd, vervolgens ontworpen lijkt te zijn door waarschijnlijk de HEMA in de jaren vijftig.
Ik heb er dankbaar mijn lagere en middelbare school doorlopen. En er uit mijn kleutertijd een nostalgische, feilloze herkenning van de indringende geur van de achter mijn huis gelegen gastvrije keuterboerderijen aan overgehouden. Waardoor ik nu nog steeds het verschil tussen paarden-, kippen- varkens- en koeienstront kan duiden - als het moet met ogen dicht.
Ik heb daarbij geleerd dat het verschil tussen afval of mest voornamelijk een kwestie is van situationele toepassing. Dat is me in het begrijpen van het accountantsverklaringenstelsel altijd goed van pas gekomen.
Mijn Eindhovense generatie (1943) - de onmiddellijke voorlopers van de babyboomers - was bestemd of voor galg en rad, of een voorspelbaar bestaan bij Philips.
Wij werden op school sociaal bewogen ieder jaar gewapend met een nieuw potlood, krijt, kroontjespen en gummetje naar het volgend levensstation begeleid. En zijn culinair opgevoed met aardappelen en vette jus, spruitjes, tuinbonen, gebakken lever, niertjes en af en toe een ei. Met griesmeelpap als toetje. Met bessensap - alleen als het even wilde - op zondag.
Voorwaar, ook voor ons zuidelijke pofbroek fijnproevers van opgroei-jaren vijftig, openen het huidige digitale tijdperk en zoekmachines een welkome en wonder(baar)lijke wereld. Waarmee je tot je eigen blijvende verassing voor, tijdens en zelfs na het seniel worden nog je eigen jeugdsentiment kunt reconstrueren.
Dankbaar gebruikmakend van zo'n onbeperkt nieuw levensluik, liep ik deze week aan tegen een regionale culturele website: 'Eindhoven-in-Dialect'. En, nondejuuke, het bood een perfecte oplossing aan voor onze strooptocht naar de perfecte verwoording van de goedkeurende verklaring:
'OO JEE JA'
Voor wie onverhoopt niet begrijpt wat dit 'dialectisch' betekent, hier de abn-vertaling, volgens dezelfde site: 'OO JEE JA' = ‘Dat is zeker zo'.
Schoner kan het toch niet? U kunt ook mijn eigen, koude-zandgrond-vertaling gebruiken: 'Zo is het'. Of de Vlaamse versie: 'Zeker en vast'.
'OO JEE JA' lijkt me fonetisch-semantisch-grammaticaal een perfecte fit voor de standaard goedkeurende verklaring, in welke wereldtaal dan ook, door iedere apenstam te herkennen.
Of, voor de meer wetenschappelijk uitgedosten onder ons, 'OO JEE JA' lijkt me syntactisch, semantisch en pragmatisch perfect.
Onze eigen prof. dr. Arnold Schilder RA, voorzitter van de IAASB, kan er vast internationaal ook alles mee. Dan kunnen we ook daar overgaan op belangrijker zaken.
Ik ben blij aan het begin van het nieuwe schooljaar mijn eureka-ervaring in de formulering van de gestandaardiseerde goedkeurende verklaring - net als dat nieuw gummetje of kroonpennetje in mijn schooltijd - met u te kunnen delen.
De versleten versie kunt u gevoegelijk bij de NBA inleveren.
'OO JEE JA!'
Jules Muis