De echte weeffout in accountancy
In zijn blauwdruk voor de toekomst van de accountancy stelt Marcel Pheijffer voor om opdrachtgevers te laten betalen voor accountantscontrole als ze ergens (aanvullende) zekerheid over willen hebben. De grootste weeffout in de accountancy, betaling door de gecontroleerde, zou daardoor volgens hem opgelost zijn.
Accountants blijken in zijn ogen namelijk wel ineens heel kundig als het bijvoorbeeld om een gericht due dilligence-onderzoek gaat. Die kwaliteit zou dan standaard voor de controle, uit te voeren in opdracht van een belanghebbende, kunnen worden. Nog afgezien van problemen in de praktijk, die in enkele reacties al naar voren kwamen, zie ik de kern van de problematiek rond het controlevak, die er overigens zeker is, toch anders.
Mijn stelling: het zit hem er niet in of een accountant scherp genoeg wil schieten, maar in de hoeveelheid ammunitie die hem ter beschikking staat. Een partner van een groter kantoor en eindverantwoordelijk voor een controle, zou toch wel gek zijn om een baan van een half miljoen euro per jaar op het spel te zetten omdat een klant zo graag iets wil. Deze mannen zitten gebonden in een gouden kooi en doen precies wat er gevraagd wordt vanuit hun vak en hun organisatie.
Natuurlijk spelen wel de bekende onafhankelijkheidsproblemen. Zolang een controlepartner de portemonnee deelt met collega's die grote adviesklussen bij zijn controleklanten wegzetten, die hij zelf ook nog eens voor een te lage fee moet controleren, gaat er wat fout. Maar dit zijn de problemen waaraan werd en wordt gewerkt, in de sector en daarbuiten.
Mijn ervaring is dat klanten altijd de hun welgevallige grenzen opzoeken binnen de regelgeving. En al stuur je accountants naar honderd cursussen ethiek (de huidige trend), klanten zullen altijd weer dergelijke dilemma's veroorzaken. Dit is in het vak van alle tijden en raakt overwegend de presentatie in de jaarrekening.
Het enige drukmiddel van de accountant is steeds: 'Het staat in de regels, en anders kan ik echt geen goedkeurende verklaring bij de jaarrekening geven.' En dat willen de klanten toch wel graag, gelukkig!
Het probleem is dat die goedkeurende verklaring geen enkele waarborg blijkt voor 'onverwachte' ontwikkelingen, ten opzichte van het logischerwijs te verwachten beeld uit de meest recente goedgekeurde jaarrekening. En zo'n waarborg wil de gebruiker - het maatschappelijk verkeer.
Daar zit volgens mij de echte weeffout in het vak. Natuurlijk pikt een accountant niet alleen bij een due dilligence allerlei waarschuwingssignalen op. In COS 300-400 is uitvoerig beschreven wat een accountant allemaal moet doen om mogelijke risico's in beeld te krijgen. Maar hij kan er nauwelijks wat mee in het kader van zijn controleopdracht van de jaarrekening. Daarin behoeven geen indicaties te worden weergegeven van risico's en hij moet deze daarom, afwegend dat het onzeker is of (en in welke mate) de risico's zodanig gaan spelen dat ze nu al effect op de jaarrekening hebben, bijna altijd toch goedkeuren.
Daarnaast speelt nog het probleem van de self-fulfilling prophecy als de accountant ten onrechte te vroeg harde signalen afgeeft. Met het risico van enorme claims.
Momenteel liggen er voorstellen om de signalen te bespreken met de raad van commissarissen, om dan vanuit dat gremium een opdracht tot nader onderzoek te bewerkstelligen. Het grootste bezwaar daartegen is dat er geen gestructureerde controleaanpak en bijbehorende rapportage aan ten grondslag ligt. Wanneer heeft wie wat fout gedaan als er toch iets ‘onverwachts' gebeurt?
Want, kan men zich afvragen, komen die 'onverwachte ontwikkelingen' dan helemaal niet in de jaarrekening tot uitdrukking? Uiteindelijk waarschijnlijk wel, maar alleen (veel) te laat! Een accountant staat daarom inmiddels voor iemand die alleen maar achteruit kijkt. En daar heeft de maatschappij alleen maar wat aan voor de geschiedschrijving - en de claims natuurlijk.
Ik zie daarom een toekomst voor het controlevak waarbij de accountant niet alleen iets zegt over de jaarrekening zoals die voorligt, maar ook over die business risks die hij in het kader van de jaarrekeningcontrole is tegengekomen. Het object van de accountantscontrole verschuift dan naar de mate van risicobeheersing. Dit afgegrensd door: ‘in het kader van de jaarrekeningcontrole'.
Vanwege de controleregels (COS) moet hij er toch al naar kijken, maar zoek er dan ook een verplichte, wettelijk ingekaderde, rapportagevorm bij. Allerlei ontwikkelingen en omstandigheden die op den duur, zonder bijsturing, het beeld dat de jaarrekening nu geeft ingrijpend zullen veranderen, kunnen dan zo geobjectiveerd mogelijk worden opgesomd.
Wat mij betreft nog zonder een waardeoordeel, maar wel als een red flag voor mogelijk onraad, ter nadere interpretatie door de gebruikers van de jaarrekening. Doordat je de accountant volgens een verplicht kader laat rapporteren, voorkom je ook de self-fulfilling prophecy in sterke mate.
Vele beroepsgenoten zullen opmerken dat ze dergelijke zaken toch al in de (sector) managementletter opnemen. Echter, dergelijke rapportages hebben geen vaste structuur, er is willekeur omtrent de onderwerpen. En nog veel erger: de accountant kan de regelgeving niet als stok achter de deur hanteren!