Garantie gaat primair over vertrouwen en leiderschap
In zijn essay 'Terug naar de kern' in FD Outlook pleitte Marcel Pheijffer voor het geven van garantie op de accountantsverklaring. Een groot aantal opponenten merkte op dat dit nagenoeg onmogelijk is, zeker als je meeweegt dat de verzekeringspremies voor aansprakelijkheid nu al onbetaalbaar dreigen te worden. Toch zou het jammer zijn als we Pheijffers suggestie met dit argument afdoen als onhaalbaar of onwenselijk.
Het is opvallend dat een beroepsgroep die zegt vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer te willen zijn, garantie afwijst op basis van juridische argumenten. Willen we vertrouwen terugwinnen, dan zullen we ons veel meer bewust moeten zijn van de morele aspecten die ten grondslag liggen aan het begrip garantie.
Garantie gaat namelijk primair over vertrouwen. Ik durf garantie te geven omdat ik vertrouwen heb in de kwaliteit van mijn dienst of product. Degene die garantie ontvangt, vertrouwt erop dat de kwaliteit van dienst of product zodanig is dat hij nooit aanspraak op die garantie zal hoeven te maken.
Mocht het onverhoopt toch een keer misgaan, dan zal degene die garantie heeft gegeven het in hem gestelde vertrouwen niet willen beschamen en er dus alles aan doen om dat vertrouwen weer te herstellen. Waarbij het een misvatting is dat herstel alleen maar kan plaatsvinden door financiële compensatie. Het grootste probleem bij garanties is de ontkenning van degene die garantie gegeven heeft dat er iets aan de hand zou zijn. Een ontkenning die de vertrouwensrelatie schaadt.
Het geven van garantie gaat dus primair over de vraag of iemand in staat is om intrinsiek aansprakelijkheid te kunnen dragen. Dat gaat dus over de eigen moraliteit, over het staan voor de zaken waarvoor men zegt te staan.
Het kunnen geven van garantie gaat dan ook primair over leiderschap. Echte leiders kunnen intrinsiek aansprakelijkheid verdragen. Ze vluchten niet weg door te verwijzen naar regeltjes of procedures, maar zijn bereid de dialoog aan te gaan, naar de anderen te luisteren en toe te geven dat ze fouten hebben gemaakt die de vertrouwensrelatie raken.
Volgens mij tonen de reacties op het garantievoorstel van Marcel Pheijffer weer eens aan dat het beroep nog steeds echte leiders ontbeert. De discussie blijft hangen in professioneel handelen en de juridische verantwoordelijkheden die hiermee samengaan.
Een echte leider zal echter onderkennen dat hij altijd bereid moet zijn om aansprakelijkheid te dragen, zelfs al heeft hij het juridische gelijk aan zijn kant.
Het dragen van morele verantwoordelijkheid leer je echter niet uit een boekje of tijdens een training. Morele verantwoordelijkheid dragen leer je alleen door het meemaken van 'crises' die een grote impact hebben op je persoonlijke overtuigingen, waarden en normen. Waarbij je niet vlucht voor wat je meemaakt, maar je verantwoordelijkheid neemt om jezelf aan te pakken. Dat is een moeizaam en pijnlijk proces.
Gelet op het feit dat er nauwelijks accountants persoonlijk zijn getroffen door de crisis, vrees ik dat het nog wel even duurt voordat we als beroepsgroep ook in staat zijn om de morele verantwoordelijkheid te dragen.
Dat is jammer, want nu is een accountantsverklaring verworden tot een juridisch document dat niet veel meer inhoudt dan een garantie tot de deur. Een beroep echter dat het vertrouwen van het maatschappelijk verkeer wil herwinnen zal ook bereid moeten zijn om de dialoog te voeren over de intrinsieke en morele verantwoordelijkheid.
Daarbij zal ook nadrukkelijk moeten worden gekeken naar het benoemingsbeleid van de bestuurders van accountantskantoren. Topbestuurders zijn niet zij die de meeste declarabele uren hebben gemaakt of de meeste klanten hebben binnengebracht, maar zij die het meest hebben meegemaakt en daar persoonlijk sterker uit naar voren zijn gekomen.
Kortom, laten we de oproep van Pheijffer om garantie serieus nemen, en met argumenten komen die verder gaan dan het beperken van de juridische aansprakelijkheid.